Een nieuw raadsel-boekjen. Deventer, 1759.
Uitgegeven door Marti Roos
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
SAB Deventer, DI XVIII 123 — Ursicula
In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk. Wij hebben omwille van de duidelijkheid de afkortingen ‘Raad.’ en ‘Antw.’ (die 97 keer voorkomen) vet gemaakt, en incidentele antwoorden die direct achter het raadsel waren afgedrukt op een nieuwe regel gezet.

Continue
[p. 1]

Een Nieuw

RAADSEL-

BOEKJEN:

Inhoudende veel verscheidene Raadselen
om de Melancholye te
verdryven.

[Vignet: houtsnede]

Te DEVENTER,

Gedrukt by JAN DE LANGE, Boekdrukker en
verkoper aan den Brink,
1759.

Continue
[
p. 2: blanco]
[p. 3]

Een Nieuw

RAADSELBOEKJE.

Raad.
HOort allegaar in ’t gemein, ’t Is een ding zuiver en rein, Daar toe bleek en bloot, ’t Welk nogtans bedekt groot. Ten heeft voeten nog handen, ’t Reyst wel in alle Landen, Om te beschutten twist en discoort, Nogtans en spreket niet een woord, alleen met zijn bieden, Helpt hy Land, Steden en lieden?
    Antw.     Een Zegel met een Brief.
    Raad.   Een Jonkvrouw had een Man eer zy een dag oud was, zy baarde een Zoon eer zy twee jaar oud was?
    Antw.   Eva.
    Raad.   Het is een vreemde zaak, in ’t leven was het zwak, na de dood zo word het sterk, het maakt eenen groten merk; tot goed en quaad is ’t bereyd, eenen schikket blijdschap en den anderen groot leyd?
    Antw.   Een Schrijf-penne, terwyle zy nog in de Gans is, zo is zy zwak na de dood van de Gans word zy hart, ende men gebruiktse tot goed en quaad.
    Raad.   Ik zag drie sterken die waren zeer groot, haar arbeid was ontallijk groot, doen sprak d’een ik wou dat het dag waar, de tweede, ik wou dat het nacht waar, de derde sprak, ’t zy nacht of dag, nimmermeer ik rusten mag?
    Antw.   Het is de Zonne, Mane en de Wind.
    Raad.   Doen ’t leefde, spijsde ’t de levende, doen ’t dood was, beschermden ’t de levende?
    Antw.   Den Eyken-boom geeft zijn vruchten de Verkens, als hy afgehouwen is, werden ’er huyzen af gemaakt en beschermt de menschen, ende als ’er
[p. 4] ook een Schip af gemaakt is, dan vaard het over de Vissen en al wat ’er in ’t water leeft.
    Raad.   Al ’t gene op aarden is geef ik in korten tijd wattet begeert na zijn wezen, leven dood, jonk, oud, ende en kan ’t my zelven niet geven, dat ik een ander mede deel?
    Antw.   Een Spiegel.
    Raad.   Wat ziet men ter Wereld dat niemand en haat, Ende over al gemerkt zijnde, weg gaat, Gevende den goeden ende quaden gelijke maat?
    Antw.   De Zonne word al de wereld gezien, Al eer dat Jaar een einde kan vlien, En moet goede en quade gelijke mate bien.
    Raad.   Wie geeft dat hy zelve niet en heeft eerzame, En maakt dat een ander door hen word aangename, By alle hoge en leege van fame?
    Antw.   Den Slijp-steen grof en bot van naturen, Maakt een Mes subtijl en scherp t’allen uren; Om by hoge en lege te mogen laburen.
    Raad.   Wie wijst alle Natien ter wereld door bedwank, Ende blijft zelver van verstand zeer krank, Nogtans en zegt hem niemand lof en dank?
    Antw.   De hand aan de Wyzer, door de kragt van het Uurwerk, geeft te verstaan den tijd voor alle Natie in ’t perk, en blijft zelfs altijd onverstandige klerk.
    Raad.   Wat is ’er ter Wereld het eerste quaad feit, Daar door ’t vierendeel der menschen ter dood werd geleid, ende van Man en Wijf zeer jammerlijk werd beschreit?
    Antw.   Door Cains nijdige moordadigheid werd Abel eerst gedood: wezende ’t vierendeel der menschen op Wereld kloot: Adam en Eva beschreyt zulken wederstoot.
    Raad.   Een goeden akker wel bezaeid, meenige die daar voorby gaat, en weet niet wat daar gezaeid staat?

[p. 5]
    Antw.   Een geschreven Brief.
    Raad.   In de Winter uit, in de Zomer aan, mijn Kind zuigt een ander, aan mijnen zang word’ ik bekent, raad wie ik ben?
    Antw.   Een Koekoek.
    Raad.   Het leeft ende loopt, ’t is ongedoopt, en tweemaal geboren, zijn Ziel is verloren, ende heeft nogtans zulken hooft, daar de gansche Wereld aan gelooft?
    Antw.   Een Haan.
    Raad.   Vier been nam een been, doe nam twee been drie been, ende wierp na vier been, dat hy liet leggen een been?
    Antw.   Een Hond nam een Schaapsvoet, ende de Kok wierp dien met een Drie-voet-stoel, dat hy een been liet leggen.
    Raad.   Het vloog een vogel vederloos, op eenen boom bladerloos, doen quam de vrouw mondeloos, en at den vogel vederloos?
    Antw.   De Snee viel op eenen boom zonder bladeren, en de Zonne verteerde hem.
    Raad.   Het staat boven ’t huys, ’t heeft de groote van een muys, het is groen als gras, wit als sneeuw, en bruyn als een dorre eyken blad, zeg, gezellen wat dink is dat?
    Antw.   Een Ooker-noot aan een boom.
    Raad.   Het heeft vleesch nog bloed, het draagt vleesch ende bloed, ende gaat een weg die niemand sporen kan?
    Antw.   Een Schip op ’t Water.
    Raad.   Wat heeft een mensche meest van doen, Ende nogtans niet en begeert by avond ofte noen, Maar beklaget eerst in ’t leste Zayzoen.
    Antw.   Een geruste conscientie en deugdelijk leven.
    Raad.   Wat is ’er zo eenvuldig van verstand, Dat ’t beste verlaat, en ’t slegtste houd te pand, Nogtans zeer geacht is hier te Land?
    Antw.   De Zifte, die werpt de bloem uit, en houd de Zemelen binnen.
[p. 6] Gelijk men zulks dagelijks mag onderwinnen, Datter veele met ziften zijn brood moet winnen.
    Raad.   Wat heeft ’er een beginsel en einde nimmermeer, daar door de mensche blijft in groote verzeer, Ende ligtelijk toe komen door slegte eer?
    Antw.   De Helle heeft een beginsel ende geen einde.
    Raad.   Wie is de voorzigtigste onder alle Creaturen, die men vroeg en laat om de kost ziet laburen, Nogtans niet geleerd word door Schrifturen?
    Antw.   De Miere.
    Raad.   Wat leeft ’er ter wereld dat niet is gegenereerd, Nogtans op aarden in zoetigheid zeer prospereerd, En van veel menschen word begeerd?
    Antw.   De Honig-bye, die groeit van Ossen-drek.
    Raad.   Wie was ter wereld gelukkigste bevonden, die het beste Lot ontfing uit louter gronden, nogtans booslijk leefde tot aan zijn leste stonden?
    Antw.   De moordenaar die beneffens Christus wierd gehangen, heeft mondeling, zijn zaligheid aldaar ontfangen, al had hy booslijk geleeft tot aan zijn leste gangen.
    Raad.   Wat gaat over ’t water en het maakt hem niet nat?
    Antw.   De Zonne.
    Raad.   Het schenkte een Ridder over Rhijn, de alderliefste Vrouwe zijn, goeden Wijn zonder vat of glas; raad waar in dat was?
    Antw.   Hy schonk haar een Druyve daar zy den Wijn in hadde.
    Raad.   Het is heden, ende nimmermeer?
    Antw.   Een maagd die haar maagdom verliest, zy en krijgt die nimmermeer weer. Bedenkt dit gy meyskens.
    Raad.   Het was een vroom eerlijk man, die bad eenen boozen snooden man om een gifte, die was beter dan den Hemel, ende gafze hem?
    Antw.   Dat was Joseph, die bad Pilatus om Christum, doen hy aan den Kruyce hing.
    Raad.   Ik ben zeer klein, mijn macht is groot,
[p. 7] Eerst ben ik ruig, daar na ben ik bloot, Zo lange als ik leef en ben ik niet bezonders, Maar als ik dood ben, zo baar ik groot wonders?
    Antw.   Een Schrijfpenne.
    Raad.   Boven rond, onder plat, een voet in ’t gat; raad wat is dat?
    Antw.   Een Schoen daar een voet in steekt.
    Raad.   Dobbel geknogt, tweepuntig ben ik in alle mans huys, en als ik op ’t wijdst gape ben ik een kruys?
    Antw.   Een kleermakers Schaer.
    Raad.   Ik steek zo scherp als een Doorn, en breng een kostelijke Waar voort die goed is, ende ook een Waar voort die niet goed is?
    Antw.   Een Honig-bye.
    Raad.   Wie is de gelukkigst op aarden vergaart; Nogtans d’ ongelukkigste ten besten vermaart, En geen mensch ter Wereld in bozer daad vermaart?
    Antw.   Judas wandelde met Christus onverborgen: Nogtans zo ging hy hem zelven verworgen; Zulken verrader vind men by avond nog morgen.
    Raad.   Wat heeft ter Wereld beginsel en geen ende, Nogtans niet geboren en is door eenig bekende; En niet gevoelt word dan in de meest elende?
    Antw.   Die bitter dood is met Adam ter Wereld gekomen: maar zijn Vader ende Moeder word niet vernomen; Op dit einde te denken doet den mensche schromen.
    Raad.   Mijn Moeder is slap en ik ben stijf, als Kristal is al mijn lijf, en als de tijd komt dat ik ga verloren; Zo word mijn Moeder uit my geboren?
    Antw.   Ys.
    Raad.   Veel blanker ben ik dan Helena playzant, Ik worde begeerd van de Vryers hier te Land: Wantze dikwils om my gaan buyten de poort; En als ik maagd ben wierd ik van de Vrysters bemind, maar als my de Boeren maken met kind, Zo komt
[p. 8] ter Maria Suster af voort?
    Antw.   Room.
    Raad.   In my is geblazen eenen levendigen geest, Levendig ben ik nogtans nooit geweest; Men ziet deur en deur mijn klaren rok, Ik ben aanvoerder van een verdryver van rou; Meer word’ ik gezogt dan eenig Vrou?
    Antw.   Een Drink-glas.
    Raad.   Half ben ik van een morssig verken genomen; D’ander helft is uyt het wilde woud gekomen, Met heete pik ben ik in ’t gat gesteken: Daar ik ben zal geen Pluym-stryker gebreken, Die niet morssig en is houd my in zijn gemak; Maar Pieter-puntig draagt my in zijn Dies-zak?
    Antw.   Een Kleer-beessem;
    Raad.   Digt zijn mijn Mueren, vol van gaten mijn Dak; Mijn herte is vuur, mijn mage niet dray, Is in een Oven gebakken van gekneden klay: Meest ben ik Onderzaat van dat elk begeert, Daar het lustige Trojen om is gedistrueert?
    Antw.   Een Test in de Stoof;
    Raad.   Met zo veel Letters als mijn naam kan verstaan, Zo veel voeten heb ik, ende en kan niet gaan; En mijnen naam en verscheelt niet van Bot: Waar mijn eerste Letter een S. zo dogte ik niet een kruys: Want gy zoud my alle gaar aanzien voor Zot?
    Antw.   Een Pot.
    Raad.   Wat verbetert alle ding?
    Antw.   De Boter.
    Raad.   Mijn hert is heet, mijn vlees is ros, Caroliger is mijn Vel dan de lippen van mijn lief, En hy die my steelt en is geen dief?
    Antw.   Een Kaersse.
    Raad.   Mijn hoofd is dikker als mijn lijf, Men heeft my lief als ik ben stijf; Mijn lijf is glad, mijn steert steekt door de kleeren: Dies mogen my de vrouwen qualijk ontbeeren?
    Antw.   Een Spelle.

[p. 9]
    Raad.   By dag ben ik meest bol en zagt, De meeste verdrukkinge lijd ik by nagt, Twee gelieven ploegen op my een vreugt, S. Luyaards gezelschap houd my in groter waerden, Mijn vel is van ’t meestlydende gewas ter aerden; Mijn ingewand heeft vleesch gedragen bij de lucht?
    Antw.   Een Bedde.
    Raad.   Dik-lyvig, zonder hoofd, onder scherp; Ik worde dagelijks gegeesselt met een Zweep, Gelijk een Ezel in luijigheid verstijft: Ga ik niet voort, ten zy dat men my voort drijft;
    Antw.   Een Tol.
    Raad.   Ik heb een klein hoofd, dik lijf ende een been, By den onnozelen ben ik veel gemeen: Ik ligge altoos, want ik kan niet gaan; Maar als men my weg werpt zo ga ik staan?
    Antw.   Een Werp-Tol.
    Raad.   Het leid agter den Haag, ’t Heeft Kop nog Kraag, Vleesch nog Vel, Nogtans ontvliegt zijn aassem wel?
    Antw.   Gegeten Brood.
    Raad.   Waar vergaderen haar de Meelzakken?
    Antw.   By de Band.
    Raad.   Welk zijn de schandelijkste in de wereld?
    Antw.   Een stout bedelaar, een rijk leugenaar, en een ouden Hoere-jager.
    Raad.   Welk is dat beste ende dat ergste dat men vind?
    Antw.   De Tonge, want met de tonge mag een mensche winnen lof, eer, en vriendschap: ende overmits de tonge mag ook een mensche komen in schande ende schade, en verdriet ende quetsinge des lichaams en der zielen.
    Raad.   Welk is de kleinste dronk en de hoogste
[p. 10] dankzegginge, ook de ziele profytelijker dan den lichame, welk dagelijks doen Man en Wijf?
    Antw.   Zo wanneer men gegeten heeft, en gebeden, zo drinkt men een weinig tot de Gratias, en is tot dankzegginge en lof Gods, aangezien dat ’t ter eeren Gods geschied.
    Raad.   Van welk Water verschrikt hem de gemeyne man aldermeest?
    Antw.   Van ’t Water dat hem in zijn Schoenen loopt: want ’t vermaant hem nieuwen te kopen.
    Raad.   Wat voegt een mensch alderbest?
    Antw.   Dat hy reden gebruikt, en discreet is.
    Raad.   Welk is de beste Vogel, en die alderqualijkste braad?
    Antw.   Een Bye.
    Raad.   Welk is het breedste, ende onzorgelijkste Water over te gaan?
    Antw.   Den Douw.
    Raad.   Wie ziet ter Wereld aldermeest van twee, die maar een ooge heeft, of die twee oogen heeft?
    Antw.   Die een ooge heeft ziet twee oogen aan den anderen; En die twee oogen heeft en kan maar een zien: Want hy heefter maar een.
    Raad.   Hoe zoud gy in groote hitte Wijn by u dragen dat hy niet warm, maar hoe langer hoe kouder werd?
    Antw.   Gy most de Wijn ziedende heet in de Flesse gieten, zo zoude hy kouder worden.
    Raad.   Is een huys eer af te breken of te timmeren?
    Antw.   Het is eer te timmeren, want men kan niet afbreken, ten zy eerst getimmert is.
    Raad.   Zo twee goede vrienden dertig mijlen van een wonen, ende zouden in twee of drie uuren beide haar handen uit een Water wassen, ende de zelve aan een materie drogen, hoe zoude dat geschieden?

[p. 11]
    Antw.   ’s Morgens in den Dou te wasschen ende aan den wind drogen.
    Raad.   Waar moet men ’t Water alderdierst kopen?
    Antw.   By de Waerden ende Wijn-tappers, wanneer zy Water onder den Wijn mengen; of by den Apothekers, zo zy gemeynlijk Water by de gedisteleerde wateren mengen, ende alzo verkopen.
    Raad.   Een geel tusschen twee witte beenen, wat mag dat zijn, onbetuyt zonder eenige handen, veel digter dan Yzere banden?
    Antw.   Een doyer van een Ey.
    Raad.   Hoe zal men Vis of Vleesch zouten dat het goed blyven zal van ’t een Jaar in ’t ander?
    Antw.   Zout ’t op een Nieujaars avond.
    Raad.   Hoe zoudy uit een zak vol Koorn, alzo ’t gemalen word, twee zakken Meel vullen van gelijke groote?
    Antw.   Steekt twee zakken in malkanderen, en doet dan ’t Meel daar in.
    Raad.   Hoe woud gy u nagelen aan u vingers korten datze in de weeke niet meer wassen en zouden?
    Antw.   Op den Zaterdag ’s avonds.
    Raad.   Wat gaat op ’t hooft in ’t Water en verdrinkt niet?
    Antw.   De Nagels van een Rat ofte Wiel.
    Raad.   Welk zijn de kostelijkste en onnutste straatbeessemen?
    Antw.   De lange sleepende kleeren der Vrouwen die zy uit hovaerdye in ’t slijk slepen.
    Raad.   Welke ambagts-lieden meest te vergeefs werken?
    Antw.   De Kleermakers, Schoenmakers, Teschmakers, ende alle Naeisters, want die steken veel gaten, ende vullen met Garen wederom toe, alzo
[p. 12] dat men ’s avonds niet veel gaten zien en zal, die zy dien dag gemaakt hebben.
    Raad.   Welk handwerk aldermeest steelt?
    Antw.   De Lepelmakers, Ketelaars en Pannemakers, ende al die ergens steelen aan maken.
    Raad.   Welk ambagt agt zijn kinderen alderligtst?
    Antw.   Een Schilder of Beeldsnyder, die verkopen al te met haar kinders om klein geld, ende sommige menschen zijn haar kind voor geen duyzend gulden veyl.
    Raad.   Die het maakt behoevet niet, die het koopt begeert het niet, die het gebruykt en weet het niet.
    Antw.   Een Doodkist.
    Raad.   Wie heeft groter vryheid een Baardscheerder ofte een Maeijer die Gras maeid?
    Antw.   Den Maeijer, want die derf op de stoppelen schyten, en dat derf den Barbier niet doen.
    Raad.   Welk de langste dagen in ’t Jaar zijn?
    Antw.   Die de kortste nachten hebben.
    Raad.   Een Boom met drie takken, en elken tak heeft vier Nesten, ende in elken Nest zijn zeven jongen, en elken jong heeft zijn naam byzonder?
    Antw.   Het jaar heeft twaalf maanden, de maand heeft vier weken, de weke heeft zeven dagen, elken dag heeft zynen naam.
    Raad.   In welk Land zijn de hoogste Bergen?
    Antw.   Daar de diepste dalen zijn.
    Raad.   Welk zijn de vrolijkste vrouwen?
    Antw.   Die zuygende kinderen hebben, want zy zingen dikwils als andere lieden slapen, want men gemeenlijk zeid: die een jong Kind heeft die heeft een zingende Vrouwe.
    Raad.   Wie wasser eer geboren dan zijn Vader of Moeder.
    Antw.   Adams Kinderen.

[p. 13]
    Raad.   Welk mensche heeft het vierde deel van de Wereld gedood?
    Antw.   Cain, hy versloeg zynen broeder Abel, daar en leefde niemand dan zy twee en haar Ouders.
    Raad.   Of den baard eer geweest heeft ofte de Man?
    Antw.   Den baard, want de Geiten ende andere Dieren zijn voor de menschen geweest.
    Raad.   ’t Is heus en wel gedaan, en voedt de gantsche Christenheid, en word gebraden nog gezoden, nogtans word hem alle spyze geboden?
    Antw.   Borsten van Vrouwen die haar kinderen te zuygen geven.
    Raad.   Wie heeft op zijn Moeder Hout gehouwen?
    Antw.   Adam, op dat aardrijk daar hy uyt gemaakt is.
    Raad.   Wat Mans Vrouwen zijn de alderprofytelijkste?
    Antw.   Een Kosters Vrouw, die luyd twee klokken met een zeel. Een Kleermakers vrouw die zet twee knopen aan met een steel. Een Barbiers Vrouw die net twee baarden met een bekken. Een Vleeschhouwers Vrouw die hangt vier quartieren aan een Nagel: ende een Procureur, die schrijft twee brieven met een Pen.
    Raad.   Welke is het schoonste Lid dat de mensche heeft?
    Antw.   Het schoonste Lid is de Neuze, want de Neuze is het cieraad van ’t menschen aanzicht en Leden.
    Raad.   Welke is het vileinigste Lid des menschen?
    Antw.   De Tonge, dieze niet wel bewaren en kan.
    Raad.   Wat leefter lang op ’t aardrijk?
    Antw.   Den Arend. Want met dat hy zo hoog vliegt in de hitte der
[p. 14] Zonne, en in de locht die versch is, zo is hy versch ende gevoed met de hitte der Zonne, ende hy leeft daarom langer dan eenig Creatuur die men weet.

NOTA.

Veel proper Dierkens, fraai Amoureuskens,
Treden ook fraaikens ook moey en heuskens,
Het schijnt dat zy ’t wel wagen zouwen,
’t Hart vol playsterkens met ydele beurskens,
Klein Kamenierkens, geen groter reuskens,
Die hen wel behagen wouwen,
Mogten zy ongeslagen trouwen:
Het is fraai dat hem een kan voegen, en ook dragen,
Dat hy zijn Lief mag genoegen, en behagen.
    Raad.   In wat maand zijn de Amoureuskens alderziekste van liefde?
    Antw.   Als men de Bloemkens plukt in de Meymaand, want dan is de geneuglijkste tijd des Jaars.
    Raad.   Wie was ’et in deze wereld die in twee buyken quam?
    Antw.   De Propheet Jonas die was in zijns Moeders buyk, ende drie dagen ende drie nachten in den buyk van den Walvis.
    Raad.   Wie was de sterkste Worstelaar die men vandt?
    Antw.   Den Patriarch Jacob, die met den Engel worstelde.
    Raad.   Welke was het eerste Schip dat op de Zee was vloedende?
    Antw.   De Arke Noach.
    Raad.   Wat is scherper dan een Mes?
    Antw.   De Tonge van een Vrouwe die gram is.
    Raad.   Wat is heeter als Vuur?

[p. 15]
    Antw.   Het herte van een toornig of gram mensche.
    Raad.   Welk heeft onder de Honden en katten de geschikste jongen?
    Antw.   De Honden, want die lopen in de Kerk ende de Katten niet.
    Raad.   Stondender zo veel Vrouwkens fijn,
Als ’er droppelen waters zijn in den Rijn,
En dat u daar op waar gesteld een boet,
Om dezelve daar over te brengen droogs voets,
Zonder Brugge, Schip, Karre ofte Wagen,
Ik zal u pryzen kondy my dat zagen?
    Antw.   Geeft elke vrouw een droppel water op haar rugge, zo en blijft ’er geen water in den Rijn.
    Raad.   Wat dink is ’er meer by de Geliefkens geuseert, en dat alderminste profijt kan doen?
    Antw.   Ydele woorden die nergens toe en deugen.
    Raad.   Ofte een Vrouw twee Mans lief had, en zy beide voor haar stonden op een tijd, ende zy had eenen Appel in de hand, hoe zoude zy den Appel haar lieden geven, dat d’een op den anderen niet jaloers en word?
    Antw.   Ik zoude zeggen, goede mannen ik geve dezen Appel ter liefde van hem die ik bemin, zo weet niemand van hun beide wie zy lief heeft.
    Raad.   Wat is het minste dink der minnen,
Dat meest de Minnaar sterkt van binnen?
    Antw.   Een lieflijk aanzien.
    Raad.   Wat is alderquaadste te weten?
    Antw.   De gedachten ofte herte van een mensche, het welk niemand weet dan God alleen.
    Raad.   Welken Vogel is de gerechtigste, en nogtans heel zonder zang, maar kan wel lang gedenken zijnen mantel in de wind te hangen?

[p. 16]
    Antw.   Een Oyevaar geeft tiende van zijn jongen, ende heeft geen Tonge dat hy zingen kan, ende zoekt de warme Landen, na den tijd des Jaars.
    Raad.   Wat gaat ’er tot aan den Hemel boven de bergen?
    Antw.     De tranen der arme, bedrukte en verdreven menschen, die zeer benauwt zijn, der Weduwen en Weezen, dat klimt tot Godt in den Hemel.

EYNDE .

Continue