Bloemlezing Zuid-Afrikaanse literatuur



Fragment uit Crebolder

De cyclus 'Hart van zwart' uit Zwerftaal.

I    Alle berichten, voorspellingen,
    vooroordelen verwaaiden.
    Ik reisde verder zonder kompas,
    bereikte de val van het continent,
    het windbeest speelde,
    ik struikelde ergens binnen
    waar 'Nkosi sikelel'i-Afrika'
    werd gezongen.

    Ik zocht de rotstekening,
    iemand lichtte mij bij,
    het roetdons van een vleermuis
    trilde,
    iemand lichtte mij lang bij,
    geen jachtscène te zien,
    een lepel dreef
    de schaal ging rond.

II    Later bracht men mij
    naar de Drakensbergen,
    tussen weelderige dijen
    bleef ik liggen, over de poten
    kroop ik klauw op klauw af
    Ik werd weer hagedis,
    verschool mij in spelonken
    en zou generaties lang
    de doofheid uit het grote
    breken erven, tot ik uit
    de nissen gleed, geen oren
    nodig had, geen ogen bijna.

    Toen het schrikbarend licht
    aan de dag begonnen was
    lag ik op de hoge rand
    van het ravijn,
    en waren dat mijn ogen
    of mijn reuk, mijn oren
    die genazen, diepte zagen,
    vallei en verte hoorden,
    mijn glibberpoten hielden vast,
    mijn achterlijf in water,
    mijn kop aandachtig
    tot ik het wist.

III    Ik werd naar het paradijs
    overgevlogen
    buffels en een schildpad
    versperden mijn weg. De helhof
    verderop leek afgesloten.
    Toen ik eindelijk verloren was
    dronk ik thee,
    twee rijstekoekjes
    lagen onaangeroerd
    op een schotel.
    Door duizend kieren drong
    een zandstorm,
    de postzegels in de la
    werden onbruikbaar.
    Het plastic tafelkleed bolde op
    en onder het afdak schuilden
    kinderen, het duurde niet lang,
    het gebeurde in Ndebeleland.
    Mijn doortocht was verzekerd,
    liefdevol zou ik zijn afgelegd.

    Tafelbergtuin

    Hier bewaren ze bomen, schuw,
    alsof ik met louter kijken
    een sloppenwijk ontwijdde,
    heb ik een schets gemaakt
    van Naboom en Broodboom.

    Op de bladzijde waar 'Bezoek aan tuin'
    en datum stond
    kon ik later niets meer vinden,
    niets dan wat stippen
    als zaden op de grond.


    Een danser in trance

    Zoals de zeldzame bosbok oprijst,
    het geluid van naderend onweer verdringt,
    zo verscheen de varenboom
    toen ik een en al oor was
    voor ondergronds stromen van water.

    Eeuwen hebben gewerkt
    aan het stollen van schors,
    aan het doorzeven van blad.
    Maar eerst kwam de boom
    als een danser in trance
    uit het niets op mij af.

    Jacob Haafner

    Ik zal naar Kaapstad gaan
    morgen,
    jij staat en staat daar,
    langer dan twee eeuwen,
    naast de Hottentotse vrouw
    en niemand niemand weet
    dat je Haafner heet.1

    Ik zal de Tafelberg
    begaan
    en dansen dansen, want
    niemand niemand weet
    wat zij jou in kralenschrift
    heeft meegedeeld.
   

Een aardig prozafragment nu uit het tijdschrift Zanzibar. Dat het niet gaat over Zuid-Afrika lijkt mij hier geen bezwaar. Illustratief voor Crebolders denktrant en observatievermogen is het zeker:

De Lange Droge Tijd 1971

Ik dwaal tussen ruïnes van het slavenfort op het strand van Bagamoyo alvorens de overtocht naar het eiland Zanzibar te maken.
    Weinig op het eiland herinnert aan slaven of aan bloedige revoluties. Weinig aan de karavanen die zich hier opmaakten voor de handels- en ontdekkingsreizen op het vasteland.
Ik drink verse kokosmelk op een erf waar stapels lege kokosnootschalen even aan een berg sche-dels doen denken. Tussen kruidnagelbomen kom ik weer bij de haven uit. Reuzenschildpadden kruipen rond op het terrein voor een oud paleis.
    Julius Nyerere herkende zich niet alleen in Julius Caesar zoals eerder gesuggereerd, hij herkende zich vooral in de taal van Shakespeare. Hij herkende de Swahilipoëzie met haar verscheidenheid aan versvormen. Toen al moet de idee hebben postgevat dat deze taal, het Swahili, instrumenteel kon zijn voor het nationaal bewustzijn van het onafhankelijk wordende Tanzania. Hij zou de sprekers van 124 stamtalen onder één noemer brengen.

Ik bereid me voor op het staatsexamen Swahili. Zwenkend tussen rotsblokken rijd ik naar de stad. Een zaal voor Tanzanianen die moeten bewijzen, daar ze in regeringsdienst zijn, dat ze hun officiële landstaal kunnen spreken en schrijven. Ik ben de enige blanke. Tijdens het mondeling examen vraagt men mij alle mangosoorten op te noemen. Ik ben toch geslaagd.

Dan nog Emma Crebolder over Zuid-Afrikaans voedsel:

    Bij de bereiding van de maaltijd

    Bij de bereiding van de maaltijd
    reis ik terug naar de tafel op hoge
    poten, vind mij aan de dis die
    zich legt op geëffend zand.

    Reis ik terug naar de smaken die
    bij het palatum beginnen en
    strelen met de zachte lepel van
    mijn tong tegen omgekeerd vuur.

    Reis ik terug naar de markten
    zoek er kruiden, en rode palmolie
    die ligt op de bodem van dit koken.
    Reis naar de aanplant van het palmbos.

    Reis ik terug naar mijn keuken
    en bezin me op de gasten.
    Stamp kardemom in de zwarte
    vijzel. Tel bakbananen af.

    Knijp lemoenen fijn tussen zee-
    aalwervels. Strooi daar saffraan.
    Kruidnagels hier op het merg
    van de schenkel. Gedenk het kalf.

    De tafel is bemand. Men neemt
    de eerste hap, en dan de snelle
    blik van één van hen die mij herkent
    van toen het palmbos werd geplant

Continue


Meer informatie
Terug naar de Bloemlezing Zuid-Afrikaanse literatuur
Terug naar de thuispagina van de Opleiding Nederlands
1 J.G. Haafner (1754-1809), reiziger en vermaard antikoloniaal.