G. F. Leeuwenkamp: Den Christelijcken tyd-verdryver. Dokkum, vóór 1714.
Uitgegeven door Marti Roos
Red. dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
Facsimile bij Ursicula
Zie het artikel van Marti Roos: Kleyne Bloem-hofje ofte Schriftuurlijck Raetsel-boeckje en Den Christelycken Tyd-verdryver ofte Geestelijk Raedsel-boek
In deze uitgave zijn evidente zetfouten gecorrigeerd en gemarkeerd met een asterisk.

Continue
[
fol. A1r]

Den Christelijcken

TYD-VERDRYVER

Ofte

Geestelijk Raedsel-boek:

Bestaende

In veel Curieuse Raedsels, uyt het
Oude en Nieuwe Testament met hare
Schriftuyr-plaetsen aangewesen.


Seer nut en stichtelijck, voor Oude en Jonge Per-
sonen, Dienstbaer, by een vergadert

DOOR

Dr. G. F. LEEUWENKAMP.

By den Autheur van Nieuws overge-
sien, vermeerdert en verbetert.

Ende begonnen hebbende van Mose en alle de Propheten,
leide haer de Schriften uyt,
Luce 24: 27.

[Drukkersvignet: halve maan]

Tot DOCKUM,
_____________________________________

Gedrukt by Gerrit Koumans, Boek-drucker voor
aen in de Hoog-straet, in de halve Maen.



[fol. A1v]

Aan de Jonge Jeught.
HOor gij Jonge Jeugt,
Raad altijdt naar de deugt,
Dan zijt gy wel geraden,
Want het sal u niet schaden,
Dat gy u soeten tijdt,
In deugt saemheyt verslijdt,
Hier in kund gy werden wijs,
En bekomen Eer en prijs
____________________________________

Aen den Christelijcken LEESER.

BEminde Leeser! den Mensch is altijt begeerig, en geneegen om te weten vreemde Historien en geschiedenissen, waar onder dickmaals meer Fabulen dan waarheden zijn, dan alsoo het leesen der Historien, aangenaamheyt tot het Leesen verweckt, en scherp-sinnigheydt des verstandsts maakt: Soo hebbe ick het Geestelijck Bloem Hofken met vlijt doorgeloopen, vermeerdert en verbetert, en den Naam van den Christelijcken Tijdverdrijver gegeven, dan alsoo den druck uytverkocht is, en veele stichtinge, aan Jonge en Oude Persoonen heeft gedaan, en van veel christelijcke Liefhebbers seer begeert, die my versocht hebben, om het selve noch weder te vergrooten en verbeteren, om de Jeught, als mede Oude luyden, in hare vergaderinge en by-een komsten, met Christelijcke Tijdverdrijvinge te dienen.

                        Uwer aller ootmoedigen Dienaer
                                G. F. LEEUWENKAMP.
                                                        Vaart wel.



[fol. A2r]

Den Christelijcken

TYD-VERDRYVER.

Raad. EEn Werck-meester sonder weer-gaa, werckt altijd; vroegh en spaa, zijn werck sal niet zijn gedaan, soo langh schijnt Son ofte Maan?
Antw. Godt de Heer, Psalm
8: en 19: 1.
    Raad. Wiens Huys-vrouw is Gebooren, en niet Gestorven noch Begraven?
    Antw. De Huys-vrouwe van Loth, want die is verandert in een Zout Steen, Genesis
19: 26.
    Raad. Noch dan, wien is dien Man, wiens tijd men niet Uytreeckenen kan?
    Antw. Godt, Job
36: 26.
    Raad. Een Koningh seer wijdt vermaardt, oock seer Wijs, en kloeck van Aardt, sulx hy dede blijcken in ’t Openbaar, hy hadde meer Wijven, dan daar dagen zijn in twee Jaar?
    Antw. Den Koningh Salomon, die hadde seven Hondert Wijven, en drie Hondert By-Wijven, dat maakt Duysent te samen, en daar zijn maar seven hondert en Negen-en-twintigh Dagen in twee Jaar,
1 Regum 11, 3.
    Raad. Wiens Huys-vrouw is gestorven en niet Gebooren?
    Antw. Eva, is niet gebooren, maar uyt eenen Ribbe Adams hares Mans gemaakt, Genesis
2.
    Raad. Het was eenen houten Sleutel sterck een water-slodt een wonder werck, de Jagers quamen heel in Ly, en die gejaagt wierden gants vry, en bly.
    Antw. Als Godt de kindren Israëls door het Roo-
[fol. A2v] de Meyr leyde, en van Pharao vervolght wierden. Exodi 14: 21.
    Raad. Wien heeft het langhste gestaan van alle Menschen?
    Antw. Loths Huysvrouwe, want die staat noch ten hedigen dage, Genesis
19.
    Raad. Een Koningh ydoone, hadde ’t Zeventigh Soone, en geen van allen quam te pas, dat hy zijns Vaders Erfgenaam was?
    Antw. Achab, hadde ’t Zeventigh Soonen, en doen Jehu het Huys Achabs uytroeyden, wierden alle zijne Soonen gedoodt, en de hoofden wierden in korven, naar Jesreël gesonden,
2 Regum 10: 1.
    Raad. Een schoon Creatuyr, had een Man, al eer sy Oud was een Uyr, teelden veele Kinders eerbaar, en stierf eer sy gebooren waar?
    Antw. Eva, die hadde een Man soo haast als sy gemaakt was, Genesis
2.
    Raad. Wat ick u vrage, Een Boer siet het alle dage, Een Koning het selden siet, maar Godt nimmer niet?
    Antw. Een Boer siet zijns gelijcken al den dagh, Een Koningh als het hem gebeuren magh, maar Godt de Heer nimmermeer, Daniel
4.
    Raad. Waar heeft het onvernuftige dier, het vernuftige gespijst?
    Antw. Aan de beeke krith, daar de Ravens de Propheet Elias Brood en Vleesch braghten,
1 Regum 17.
    Raad. Dan eens in korten stonden, wien is de geluckighste van alle menschen bevonden, en nochtans godloos leefde tot aan sijn laaste stonden?
    Antw. De Moordenaar die met Christus gekruyst wierd, en op sijn Bekeeringh tot antwoordt bequam, heden sult gy met my in ’t Paradijs zijn, Luce
23: 42.
[fol. A3r]
    Raad. Wien heeft zijn Moeder geslagen en gestooten, en heeft daar niet aan gesondigt.
    Antw Adam met spitten en spaden in de Aarde, welcke zijn Moeder was, Genesis
3: 17.
    Raad. Ick ben die geene daar men op vertrouwt, Hen die tot mijn komen benouwt, Een Princen Dochter die dood was, deed ick leven, Ses Blinden hebben mijn komst aanschouwt, voor mijn vloden de Duyvelen stout, Segt, wien ben ick, mijn Naam staat voor geschreven?
    Antw. Jesus, Luce 8: 4.
    Raad. Noch op dit Pas, wien de eerste Schipper was?
    Antw. Noach, Genesis
7: 7.
    Raad. Dan Studenten kloecke venten, wel te pas, waer de Jongste en de hoogst-geleerde Professor was?
    Antw. Tot Jerusalem, daar de Heere Christus maar twaalf Jaren Oudt zijnde, tegens de Pharizeen en Schriftgeleerden disputeerde, Luce
2: 46.
    Raad. Dan noch Studenten kloeck van Geest, waar is d’ eerste Academie geweest?
    Antw. Aan den Toorn tot Babel, want daar wierden alle spraken en talen, in ’t kort geleert, Genesis
11.
    Raad. Dan noch met goet bescheet, wien was d’ eerste Propheet?
    Antw. Adam. Genesis
2.
    Raad. Wien heeft een aangesteeken vier door de kragt des Gebedts uytgeblust?
    Antw. Aaron den hoogen Priester, Num.
16.
    Raad. Het was een Kindt, seer bemindt, ouder dan zijn Moeder het soogh haar borst, en gaf haar het voeder?
    Antw. De Heere Christus de Eeuwige Soone
[fol. A3v] Godts, van de Maget Maria een Mensch geboren, Micha 9: 1.
    Raad. Wien was de standtvastighste van allen?
    Antw. Den Patriarch Abraham, Genes.
22. 1.
    Raad. Dan noch tot desen stonden, wien is de domste Creatuyr van alle Menschen bevonden?
    Antw. Den Koningh Nebucadnezar, want die heeft seven Jaren op handen en voeten gekropen, en kruydt, en gras, als de Beesten op het veldt gegeten, Daniel
4.
    Raad. Godt gaf een Gebodt en meendent niet, het wiert volbracht en het geschiede niet?
    Antw. Als God gebood, Abraham sijnen soone Isaack te offeren, Genesis
22: 12.
    Raad. Wat Menschen zijn krachtiger geweest dan Yser ofte Staal?
    Antw. De drie Jongelingen, die Nebucadnezar in den Gloeyenden Oven dede werpen, welcke de kracht van soo grooten vier door bestieringh Gods, soodanigh hebben Uytgehouden, sonder eenige veranderinge, welck Yser ofte Staal niet heeft kunnen doen, Daniel
3.
    Raad. Wien heeft gestolen, en daar niet aan gesondight?
    Antw. Jacob, want die stal door den Raat zijns Moeders, den zegen zijns Broeders Ezau, Genesis
27: 6.
    Raad. Noch sonder schromen, In wat Tijd is Moses in het beloofde Landt gekomen?
    Antw. Naar zijn doodt, ten tijde Christus, als hy de selve nevens Elisas in zijne verklaringe, Op den Bergh Thabor verscheen, en de Discipulen seyden, het is hier goedt wesen, laat ons drie Tabernakelen Bouwen, een voor u, een voor Mose, ende een voor Elia, Matth.
17: 8.
[fol. A4r]
    Raad. Dan met verstandt, wien was de eerste Smith dien men oyt vant?
    Antw. Tubal Cain, de Soone Lamech, Genesis
4: 22.
    Raad. Wien is met den strop geboren daar hy ook aan gehangen is?
    Antw. Absalon, want die bleef met zijn Hayr aen eenen Eycken Boom hangen,
2. Sam 18: 9.
    Raad. Een Herder in het veldt, was een kloeck en strijdt-baar heldt, en oock een Koninghs Soon, hy voerde boven al de Kroon, men vant noyt zijns gelijcken, In geene Koninghrijcken?
    Antw. David als hy de Schapen zijns Vaders Jesse hoeden, den Leeuw, en Beer versloegh, en daar naar den Reuse Goliath, waar voor hy des Koninghs Dochter kreegh, ende zijn schoon Soon wiert, en daar naar self Koningh wierde,
1 Samuel 17. en van niemandt wert meer getuyght, dan van David, dat hy een Man naar Godts harte was.
    Raad. Hoe veel Mannen zijn in ’t beloofde Lant gekomen, van alle de menighte des volcks die uyt Egypten getrocken waren?
    Antw. Twee: Josua en Caleb, Num.
32.
    Raad. Dan sonder schroomen, wat Jonck-Vrouwen, zijn door haar dansen in den Echtenstaat gekomen?
    Antw. De Jonck-Vrouwen van Zyloach, Jud.
12: 21.
    Raad. Wien heeft een Galge laten maken daar hy selfs aan gehangen is?
    Antw. Haman, Hester
7.
    Raad. Noch onbedagt, wien verkoght om een Vrught, de grootste Schat, die noyt genen Koningh en besat?
[fol. A4v]
    Antw. Adam, Genesis 2.
    Raad. Wat Mensch heeft het Heerlijckste Grafsteede laten maken?
    Antw. Joseph van Arimathea, want daar heeft het Lichaem, van den Heer der Heeren, en de Koningh aller Koningen in gelegen, Matth.
27: 60.
    Raad. Wat voor lieden hebben de Wonderlijcksten Schip-vaart gedaan?
    Antw. Noach met zijn Huys-gesin in de Arcke, Moses in het biesen kisjen, ende Jonas in den Walvisch, Genesis
7: 7. Exodi 22: 3. Jona 2.
    Raad. Wanneer heeft het alder-ongelijckste geselschap, by malkander gelogeert?
    Antw. Noach in de Arcke, en als Daniel by de Leeuwen, in den kuyl logeerden, Daniel
6.
    Raad. In wiens Hof is ’t aldergevaarlijckste geweest om in te gaan?
    Antw. In ’t Hof van den Koningh Assuerus, Hester
4.
    Raad. Wien heeft de grootste Bruyd-Schat bekomen?
    Antw. Adam: want Godt gaf hem alles, Genesis
2.
    Raad. Wat Koninginne heeft het langhste gevast van alle Koninginnen, die oyt geweest zijn.
    Antw. De Koninginne Hester, Hester
4: 16.
    Raad. Waar is het alderschoonste Mensch, het alderverachste geworden?
    Antw. Tot Jerusalem: daer de Heere Christus, om onser Sonden wille soodanigh is toe gerecht, dat hy meer een Worm dan een Mensch gelijck waer, Johan.
19: 5. Psalm 22.
    Raad. Wie is op sijn eygen laet-duncken Raad-geven, op het hooghste bedrogen?
    Antw. Haman: want hy moeste aen Mordo-
[fol. A5r] chay die Eere bewijsen, dien hy meende dat aan hem selfs geschieden soude, Hester 6: 6.
    Raad. Mijn Vader won mijn te vooren, Eer hy self was gewonnen of gebooren, mijn Moeder ick segh u op dit pas, droegh mijn eer sy selfs gedragen was, Noch weet ick hoemen’t verdroegh, doen men de sesde part van de Wereld versloegh, noch ben ick de selfde Man, die mijn Groot-moeder de Maeghdom nam?
    Antw. De drie eerste vragen, is Cain, zijnde de eerste Soone van Adam, Adam en was niet gebooren, maar gemaeckt, hy was oock niet gewonnen, want hy heeft geenen Vader gehadt, Eva, en was niet gedragen: want sy en hadde geen Moeder gehadt. Als Cain zijn Broeder Abel doodt sloegh waren daar geen meer, dan ses Menschen in de Werelt, waar in doen de Werelt bestond, Abel is de eerste geweest, die in de buyck der Aarden is ingegaan, welck zijn Groot-Moeder was, Genesis
4.
    Raad. Wien presenteerde sich voor zijn Bruydt te geven, al wat men van hem eyschten?
    Antw. Den Jongen Vorst van Zichem, Gen.
34.
    Raad Wien is gebooren, dien sijn Dood beschreyd wierd drie-en ’t-negentigh Jaren van te vooren?
    Antw. Joseph: want die leefde noch drie-en ’t-negentigh Jaren daar naar, dat sijnen Vader Jacob zijn doodt al beweent hadde, Genesis
37: 31.
    Raad. Waar heeft den eenen doodt den anderen verslonden?
    Antw. Als de Heere Christus, den Vorst des Levens, met den doodt kampten, en den selven over won, Hosea 13: 4. en 1 Corinten
15: 55.
    Raad. Wien heeft al vijfthien Jaren voor heen [fol. A5v] geweten, der gesetten tijdt wanneer hy sterven soude?
    Antw. Den Koningh Hiskia,
2 Regum 20: 6.
    Raad. Dan noch op dit pas, wien de eerste Kleermaker was?
    Antw. God selve: want hy maakten Adam en Eva Rocken, Genesis
3: 12.
    Raad. Wien heeft het langste op sijne zijde gelegen?
    Antw. Den Propheet Ezechiel, want die moeste drie Hondert negen-en-veertig dagen op sijne Lincker, ende veertig dagen op sijne Rechter-zijde leggen, en dragen de misdaat Israëls.
    Raad. Wat Volck konden, met een Woordt Recht te spreecken, haar Leven behouden of verliesen?
    Antw. Die van Ephraim: want sy moesten Schijbaloth seggen, en seyden Zijbaloth, en moesten daarom sterven.
    Raad. Wien heeft het Pragtigste Maaltijd aangeregt?
    Antw. Den Koningh Assuerus, welck duyrden 180. dagen, Hester
1: 1.
    Raad. ick mochte geern weten, wien het dierste Moes heeft gegeten?
    Antw. Ezau, want die verkocht het regt sijner Eerst-geboorte aan Jacob zijn Broeder, om een Sop Linsen Moes, Genesis
25.
    Raad. Wat Vryer heeft de grootste, ende langduyrigste moeyten om een Vrijster gedaan?
    Antw. Jacob, want die heeft Laban veerthien Jaren om zijn Jongste Dochter Raachel gedient, Genesis
29.
    Raad. Dan noch seer rasse, wat Heer heeft zijn Dienaers de Voeten gewasschen?
[fol. A6r]
    Antw. de Heere Christus, Johan. 13. 4.
    Raad. Vry onbevreest, wien is de gehoorsaemste van alle Vrouwen geweest?
    Antw. Zara, Genesis
    Raad. Dan noch in korten stonden, Wien is de Konstigste Smith van allen bevonden, en segt my wien is dien Man, dien het Konstigste werck sonder Hamer of Ambeelt maken kan?
    Antw. Godt de Heere, want die treckt de Wateren een Harnas aan, te weten het Ys, daar men over loopen kan.
    Raad. Waar heeft de Levende Spijse van den Dooden ontfangen?
    Antw. By Timnath, daar Simson den Leeuw versloegh, en drie dagen daar naar Honingh van deselve nam, Judicum
14: 8.
    Raad. Wat Boer was rijcker dan de machtigste Koningh, en hadde maar een slechten Hut tot sijne woningh?
    Antw. Adam, ant Godt had hem de geheele Werelt gegeven met alles wat daar in was, daar nochtans de Koningen maar (een gedeelte) der selver besitten, Genesis
2.
    Raad. Wien hebben de wonderlijcksten dagh gesien?
    Antw. De Kindren van Israël, want sulcken dagh, is voor, noch* naar geweest, Josua
10: 13.
    Raad. Wat Stads Muyren zijn door Roepen, Schreeuwen en Tieren, haarder Vyanden omgevallen, dien anders scheenen onverbreeckelijck en onverwinnelijck te zijn?
    Antw. De Muyren van Jericho, Josua
6: 20.
    Raad. Wat Heer heeft zijn Knecht op het hoogste gepresen?
    Antw. De Heere Christus, want die Prijst, en
[fol. A6v] Getuygt van Joannes den Dooper, geen grooter van Vrouwen gebooren te zijn, Matth. 11: 11.
    Raad. Wien heeft op den wonderlijcksten Wagen geseten?
    Antw. Den Propheet Elias, want die is met een vyerigen Wagen opgenomen,
2 Regum 2: 7.
    Raad. Eens voor gewis, waar de best Wijn gedroncken is?
    Antw. Tot Cana in Galileen, daar de Heere Christus van Water Wijn maakten, Joannes
2: 8.
    Raad. Wien was eerst verkooren, en daar naar verlooren?
    Antw. Judas Ischarioth, want die was eerst tot een Apostel verkooren, en daar naar verlooren, volgens de woorden Christi, Joannes
17: 12.
    Raad. Die niet en sprack als door Godts Geest, en niet en sondigd’ int minst noch meest, de vraeg is desen, of die ook sal zaligh wesen?
    Antw. Neen, want het was de Ezelinne Biliams, Num.
22.
    Raad. Wien heeft de seltsaemste droogh doek gehadt?
    Antw. De Heere Christus, als Maria Magdalena, zijne Voeten met het Hayr van haren Hoofde heeft afgedroogt, Matth.
16.
    Raad Wien was de grootste ende snoodste Koopman, die oyt ter Werelt is geweest of oyt noch komen kan?
    Antw. Judas Ischarioth, want die verkoght de Heere Christus de eenige Soone Gods zijn Heer en Meester, om dertigh Silveren Penningen, Matth.
26: 15.
    Raad. Noch in korten Stonden, wien is de sterckste van alle Menschen bevonden?
    Antw. Den Patriarch Jacob, want Godt segt
[fol. A7r] selve, gy en sult niet meer Jacob, maar Israël heeten, omdat* gy hebt met Godt en Mensch gekamt, en hebt boven gelegen.
    Raad. Wien heeft voor een Koninglijcke waerdigheyt een Doods-Hooft verkooren?
    Antw. De Dochter Herodias, want die verkoor het Hooft van Joannes den Dooper voor het Halve Koninghrijck, welck haer van Herodes gepresenteert was Matth.
14.
    Raad. In wat tijd en Plaetse heeft Son en Maen stil gestaen?
    Antw. In den Tijd Josua, als hy seyde, de Sonne stae stil in Gibeon, en de Maene in het Dal Ayalon, ende Son en Maen stonden stille, Josua
10: 13.
    Raad Wat Beest was wijser dan zijn Meester?
    Antw. Byliams Ezelinne, want den Engel seyde selve: indien den Ezelinne voor mijn aengesichte niet geweken hadde, soo soude ick u gedoodt hebben, Num.
22: 23.
    Raad. Wien hebben de Schoonste en Grootste Druyven geplukt?
    Antw. Josua en Caleb, welker Trosse soo groot waer, dat hem twee Mannen, met een Draeg-stok dragen moesten, Num.
13: 23.
    Raad. Waar ruste de Wegh doen hy moede waer?
    Antw. Daar de Heere Christus aen de Fonteyne sat, by de Samaritaensche Vrouwe, Johannes
4: 9.
    Raad. Aen wien heeft hem de Heere Christus, in de gedaante des Menschen geopenbaart, ten tijde des Ouden Testaments?
    Antw. Aan de Patriarch Abraham, als hy met de* twee Engelen zijn Gast waar, die uytgin-
[fol. A7v] gen om Sodoma en Gemorra te verderven, en Abraham hem voor der Alder-werelts-Rechter Erkenden, welck niemandt anders is dan Christus, Genesis 18: 25. En aan Jacob daar selve seght, gy hebt met Godt en mensch gekampt, welcke oock niemant anders is als Christus, Gen. 32: 28.
    Raad. In wiens handt zijn de seven Sterren gesien, en waar staat het?
    Antw. In de handt des Soons Godts, die sigh alsoo in menschelijcke gedaante Openbaarde aan Joannis, Apocalipsis
12: 6.
    Raad. Door wat middelen zijnde Leeuwen, sonder Stock, Ketenen of Banden, getemt?
    Antw. Door ’t Gebedt Damiels, Daniel
6: 12.
    Raad. In wat Zee is een Visch gevangen, die Geldt in zijn mont hadde?
    Antw. In de Zee Genezareth, daar Petrus op het bevel Christi, een Visch vingh, die een Stater in de mondt hadde, daar den Didragma mede betaelt wiert, Matth.
17: 37.
    Raad. Wat Krijgs-Heer, heeft met drie Hondert Stomme Knechten, zijn Vyandts Landt bedorven?
    Antw. Simson: want die heeft met drie Hondert Vossen, des Vyandts Koorn op ’t Velt Verbrandt, Judicum
15: 4.
    Raad. Wanneer hebben de Honden, haar Kostelijckste Gast-maal gehouden?
    Antw. Wanneer sy ’t Lichaam van den Koninginne Jesabel verteerden, en het Bloedt des Konings Achabs droncken,
2 Regum 9: 35.
    Raad. Wanneer heeft een Dom Beest, zijn Meester van den Doodt verlost?
    Antw. Als Byliams Ezelinne, den Engel uyt den Wegh heeft geweken, die met een Vlammend’ [fol. A8r] Zwaard’ hem tegen quam, om Byliam te dooden, Num.
22: 23.
    Raad. de Zalige badt, d’ Onzalige om de Zaligheydt, en de Onzalige gaf de Zalige de Zaligheydt?
    Antw. Joseph van Arimathea, badt Pilatus om het Lichaam Christi, en Pilatus gaf hem het Lichaam Christi, Matt.
27.
    Raad. Wien heeft het seeckerste Almanach, van het goed en quaad weder gemaakt?
    Antw. De Heere Christus: doen hy seyde, als het Avondt geworden is, segt gy Morgen schoon Weder, want den Hemel is roodt, en des Morgens heden Onweder, want den Hemel is droevigh roodt, Matth.
14.
    Raad. Wien heeft zijn Gastmaal, op het dierste gekost?
    Antw. Den Koningh Belzazar, want ’t kosten hem zijn Rijck en Leven, Daniel
5: 1.
    Raad. Wien hebben het Wonderlijkste gesien van alle Menschen?
    Antw. Noach met sijn Huysgesin, want die hebben de Eerste, en de Tweede Werelt gesien, Genesis
7: 8.
    Raad Wien heeft de Heerlijkste Gasten gehadt?
    Antw Abraham: want die heeft de Heere, en zijn Engelen gehadt, Genesis
18.
    Raad. Wien heeft de krachtigste Spijse gegeten?
    Antw. Den Propheet Elias, want den Engel gaf hem geroost Brood en Water, en hy gingh daar op Veertigh Dagen en Nachten, sonder Eeten of Drincken
, 1 Regum 9: 6.
    Raad. Waar heeft de Heere zijn Knecht om verlof gebeden?
    Antw. In de Woestijne: want de Heere seyde?
* [fol. A8v] tot Mose, laat mijn toe dat ick dit volk verderve, Exodi 32: 10.
    Raad. By wien is de wonderlijckste Krijghs-Macht gesien?
    Antw. By den Propheet Eliza, want als den Koningh van Assierien, Dothan belegert hadde, badt Elisa den Heere, dat hy sijn Jongen de Oogen opende, doen waar den Bergh vol vierige Paarden en Wagenen rondtom haar,
2 Reg. 6: 17.
    Raad. Wat Knecht, heeft zijn Heer, gedoopt?
    Antw. Joannes den Dooper, Matth.
3: 15.
    Raad. Wien heeft de dierste Beloften gedaan, en volbracht?
    Antw. Jephta, want het kosten hem sijn eenigste dochter, Jud.
11: 35.
    Raad. In wat tijd, heeft het Yser in het Water gedreven als houdt?
    Antw. In den tijd des Propheets Elisa, als de Man hout hackten, de Bijl in ’t Water viel, en op ’t woordt Elisa quam boven zwemmen, als een Visch,
2 Regum 6.
    Raad. In wat tijd en plaatse heeft haer de Heylige Drievuldigheyt Godts, aen de Mensche, volkomentlijk geopenbaart?
    Antw. Aan de Jordaan, als Christus van Joannes gedoopt wierdt, ende een Stemme van den Hemel gehoort wierde, dit is
[mijn wel lieven Soone] in den welcken ick mijn wel-behagen hebbe, ende den H. Geest op hem quam nederdalen, gelijcke eenen Duyve, Matth. 3: 16.
    Raad. Het Schip en had geen Kiel noch Steeven, geen Ancker noch Touwen, daar beneven, geen Mast noch Zeylen, nochtans voer het veele Mijlen, in seer korten tijdt, tot dat het zijn vraght wierde quijdt?
[fol. B1r]
    Antw. Den Walvisch, daer Jona drie dagen mede in Zee omvoer, tot dat hem de selve weder ten lande schoot, Jona 2.
    Raad. Wat voor Lieden hebben de Vruchtbaerste Boomen gesien?
    Antw. Adem en Eva in ’t Paradijs, Gen.
2: 8. Den Propheet Ezechiel en Joannes beyde in een Geestelijk gesigte, Ezech. 47: 12. Apocalipsis 22: 2.
    Raad. Wiens Oogen zijn gehouden dat sy dien geen niet en kenden, dien haer het Leven was?
    Antw. Die twee Discipulen die naer Emaus gingen, Luce
24.
    Raad. By wat Stadt hebben twee Menschen een geheel Krijgs-Leger aengevallen, en victorie bevochten?
    Antw. By Michmas, seyde Jonathan tot zijnen Wapendrager, komt laet ons tot de besnedenen invallen, misschien sal ons de Heere Heyl geven,
1 Samuel 14.
    Raad. Mijn Vader was ook mijn Groot-Vader, mijn Moeder was oock mijn Suster, mijn Suster was ook mijn Moeders Suster, en ook mijn Moeye, mijn Broeder was ook mijn Moeders Broeder, en mijn Oom.
    Antw. Loth besliep beyde sijn Dochters, en genereerde by yder een Zoon, Moab en Ammon, Genesis
19.
    Raad. Ik wierd aengenomen voor een Konings Zoon, ende ver-eert met een Gouden Kroon, maer ick trad hem met de Voet, en wierd een Schaep-Harder goet?
    Antw. Mose, want die wierdt in het Hof des Koningh Pharaos als Soone opgevoet, maer alles verlatende, weyden de Schaepen zijns schoon-Vaders Jethro, en daer naer de gantsche bende
[fol. B1v] Israëls in de Woestijne, Exodi capittel 2. en 3.
    Raad. Uyt wat quade sake, is een seer goede sake ontstaen, ofte gesproten?
    Antw. Als Joseph van sijne Broederen, aen de Ismaelijten uyt haet en nijdt verkoght wiert, dat was een quade saeke, ende in Egypten een Vorst des Lands wierde, ende in den tijt des Hongersnood zijne Broederen, gesampt het gantsche Huysgesinne zijns Vaders Jacobs met Kooren spijsde en onderhieldt, dat was een seer goede saeke, ende een bestieringe des Alderhooghsten, Genesis
37. tot 47. Leest de gantsche Historie.
    Raad. Noch met goedt verstandt, wien was de eerste en de konstigste Beeld-houwer die men oyt vant.
    Antw. Godt de Heere, want die maekten uyt eenen Ribbe, ’t Eerste en ’t Schoonste Vrouwen-Beeldt datter geweest is, Genesis
2: 22.
    Raad. Ick soght een Hoogh-verstant uyt Liefde tot een Man, verliet mijn Rijk en Land, en trok seer wijdt daer van, Ik Koningin* certein, van ’t Oosten tot ’t Wetsen, des schoonst des Werelts plein, die vant ik nogh ten lesten?
    Antw. De Koninginne van ’t Rijk Arabia, die trock van Schaeba na Jerusalem, om Salomons Wijsheydt te hooren,
2 Regum 9: 1.
    Raad. Wien heeft zijn doot, op’t dierste gewroken?
    Antw. Simson: want die heeft met het buigen der Columben, en het neder-werpen van het Paleys, der Philistijnen, meer Volk op (eenen tijt) om het Leven gebragt, dan hy te vooren oyt gedaen hadde, Judicum
16.
    Raad. Wanneer heeft het Water op het hooghste geweest?
    Antw. Doen Christus van Joannes gedoopt wierde, Matth.
3: 15.
[fol. B2r]
    Raad. Al eer ik nogh konde gaan, of spreke, voer ik in een groote Beeke, in een Scheepjen aerdigh, het was gemaekt seer vaerdigh, sonder Yser ofte Houdt, heel konstigh sonder foudt, doen quam de waardighste van ’t Landt, boodt mijn haer Rechter handt?
    Antw. Mose: als hy nogh een kindt zijn van sijn Moeder op de Nijl, in een biesen kisjen wierdt geset, en van des Koningh Pharaos Dochter wierde opgenomen, Exod.
2: 3.
    Raad. Tusschen wat Persoonen, is de grootste, en wonderbaarlijkste verwisselingh of veranderinge geschiet?
    Antw. Tusschen Haman en Mordechay, Hester
7. En tusschen den Rijke-Man, en den Armen Lazarus, Luce 16: 9.
    Raad. Het Graf dat At, die daer in sat die Badt, het graf dat leefde, die daer in sat die beefde?
    Antw. Den Walvisch At, en Jonas Badt, den Walvisch leefde, en Jonas beefde, Jona
2.
    Raad. Waer heeft het Broodt, Broodt van nooden gehadt?
    Antw. In de Woestijne, daer de heere Christus veertigh dagen en naghten Vasten, dat hem ten laesten Hongerden, Matth.
4.
    Raad. By wat Stadt heeft den eenen Fontein uyt den anderen gedroncken?
    Antw. By Zichar was een Fonteyne, daer de Heere Christus van de Samaritaensche Vrouwe te drincken begeerde, Joannis
4: 9.
    Raad. Waer leest men, of vindt men de Historie beschreven, van den Avontuerlijksten Mensch in het Nieuwe Testament?
    Antw. Luce
14: 11. Van den verlooren Soon.
    Raad. Een Boer was in ’t Veldt, hy sagh des
[fol. B2v] Vyandts hoopen, af-komen met geweldt, om te Plunderen en Stroopen, doen daght die Ruuwen quandt, dit sal ick u verleeren,* nam een stock in zijn handt, gink haer daer meede te keeren, ses hondert Velden hy neere, die Doodt vielen in het Zandt, dit is nu mijn begeeren,* Raad Wien was desen quandt?
    Antw. Samger, een Boeren Soon, die versloegh ses Hondert Philistijnen, met eenen Ossen Stok, Judicum
3: 31.
    Raad. Wanneer heeft een Arme slave, aen een Konink gepresenteert geheele Koningh-Rijken, met alle hare Magnificentien te geven op seker Conditien?
    Antw. Als den Satan de Heere Christus den Koningh, aller Koningen versoght, en hem heeft gepresenteert alle de Koningh-Rijken des Werelts, te geven, met alle hare Heerlijkheyt, soo hy hem wilde aanbidden, Matth.
4: 8, en 9.
    Raad. By wat Mensch, behalven de Heere Christus, zijn de Wonderlijckste Miraculen, in zijn Leven, en naer zijn Dood-geschiedt?
    Antw. By den Propheet Eliza, in wiens Leven groote Miraculen geschiet zijn, en de Sunamitische Vrouwe zijn Waerdinne haer, Soon die gestorven was, weder van den doodt opgewekt heeft, ende naer den Doodt Eliza, wiert een Man uytgedragen, dien Doodt was, om te begraven, als die luyden een groote menigte van Moabiten af sagen koomen wierden sy vervaert, en wierpen den Dooden in het graf van Eliza, ende doen den Man daer in quam, ende de Beenderen Eliza aenroerden, wiert hy weder Levendigh en stondt op sijne Voeten,
2 Regum 13: 12.
    Raad. Wat schip heeft de kostelijkste vragt gevoert?
    Antw. Daer de Heere Christus, zijnde het al-
[fol. B3r] derkostelijkste en alderdierbaarste* pandt mede overvoer, Luce 8: 22.
    Raad. Wat Kinderen zijn om haer moetwilligh Roepen, op het zwaerste gestraft?
    Antw. De Kinderen van Behel, als sy den Propheet Eliza, na riepen, komt op, kael Kop, komt op, en den Propheet haer in den Name des Heeren vloeckten, quamen twee Beyren, uyt het Woudt springen, en Dooden Twee-en-veertigh Kinderen,
2 Regum 2: 23.
    Raad. Wien is tweemael gestorven en begraven?
    Antw. Lazarus: die de Heere Christus van den Dooden opwekten, naer dat hy drie dagen in het Graf gelegen hadde.
    Raad. By wat Stadt, heeft een quaden Boom, op een goeden geseten?
    Antw. By Jericho: daer den grooten Tollenaer en Sondaer Zachaeus, op den Vijge Boom sadt, Luce
19: 4. Want Christus de Godloose by quade Boomen vergelijkt, Matth. 7: 31.
    Raad. Wien heeft op eenen tijdt vijf Koningen, op laten hangen?
    Antw. Josua: want hy liedt den Koningh van Jerusalem, van Hebron, van Jarmuth, van Lachis, en van Eglon, aen houten hangen, Josua
10: vers 26.
    Raad. Wien heeft de dierste Melk gedronken?
    Antw. Sijsera: den Veld-Heer van den Koningh Jabin, dien Jaël te drinken gaf, en daer naer, met een Hamer eenen Yseren Nagel, door den slaep sijns Hooft sloegh, dat hy daer sturf, Ind.
4: 16.
    Raad. In wat Tijd, is de Grootste en Profijtelijkste Maeltijd gedaen, die oyt geschiedt is?
    Antw. Ten tijde Christus: als hy vijf Duysent Mannen, behalven de Vrouwen en Kinderen, met
[fol. B3v] vijf Garsten Brooden en 2. Visschen Spijsden, en daer nogh Twaelf volle Korven met Brocken overbleven, Matth. 14: 15.
    Raad. Waer: en op wat Tijd, is de waerdigste ende alderkostelijkste Maeltijd gedaen?
    Antw. Tot Jerusalem: als de Heere Christus met sijne Discipulen het laetste Paes-Lam heeft gegeten, en het Hoogh-waerdige Avond-Mael, selfs Persoonlijk ingestelt heeft, Matth.
26: 26. Marc. 14: 22. Luce 22: 19.
    Raad. Noch met gemakken, wat Vrouw heeft de Profijtelijkste Koeken gebakken?
    Antw. De Weduwe van Zareptha, tot wien de Propheet Elias quam en badt om een beete Broodt, ende op zijn woordt, het Meel in haere Mate, ende de Olie, in hare Kruyke niet en verminderden, soo langh als den Duyren tijt in Israël duyrden,
1 Regum 17: 10.
    Raad. Wat Koninginne is van de Honden gegeten?
    Antw. De Koninginne Isabel,
2 Regum 10: 23, 24, en 25.
    Raad. Door wiens Ordre en Bevel, zijn vijf magtige Koningen, van het gemeene Volk met voeten op haer Neck, als Beesten vertreden?
    Antw. Door Ordre en Bevel van Josua, dien de vijf Koningen der Amorriten, uyt de Speloncke dede halen, daer sy haer in verborgen hadden, en van het gemeene Volk, als Beesten vertreden wierden.
    Raad. Waer is de grootste Zee-Heldt geweest? die oyt ter Werelt geweest is?
    Antw. In het Scheepken Petri, als de Heere Christus de Ongestuymige Zee, met Woorden heeft Overwonnen, en doen stille wesen, Matth.
8: 24.
    Raad. Waer heeft het Vleesch gebrandt, als Vlammendt Vyer, en is evenwel niet verbrandt?
    Antw. Tot Jerusalem, daer de Apostelen Tongen, als Vier-vlammen, door de komste der* H. Geest, Vierigh wierden, en nochtans niet verbranden.
    Raad. Wat Menschen zijn Twee-mael gestorven, ende eens begraven?
    Antw. De Weduwen Soone van Zarephta, dien Elias van den Doodt opwekten,
1 Regum 18: 21, en 22, Den [fol. B4r] Soone van de Sunamatische Vrouwe, die Eliza van den Doodt opgewekt heeft, 2 Regum 4: 24, en 25. Der Weduwen Soone die by Nain uytgedragen wiert, ende het Dochterken van Jairus, welcke beyde Christus van den Doodt heeft opgewekt, Luce 8: 24, en 25. Insgelijcx Tabitha of Dorcas, die Petrus van den Dood heeft opgewekt, Actor. 92 vers 40. En Eutichus, die uyt een Venster Dood gevallen zijnde, van Paulus opgewekt wierde, Actorum 2: 10, 11, en 12. Dese alle zijn tweemael gestorven, en eenmael begraven.
    Raad. Wat Heer heeft door al te veel Wijn te Drincken, zijn Kop verlooren?
    Antw. Holofernus: als hy met Liefde op Judith ontsteken, Droncken zijnde, van haer, op het Bedde, den Kop wiert afgehouwen, Judith
12.
    Raad. Wat Heer: is ’t afsnijden des Baarts, op het qualijkste bekomen?
    Antw. Den Jongen Konink Hanon, dien de Gesanten Davidts, den halven Baardt heeft laten afsnijden, waer over Davidt vertoornt wierdt, tegens hem krijgh aenvingh, en van Rijck en Landt, en Leven beroofden.
    Raad. Wat Vrouwe heeft de Profijtelijkste Koopmanschap gedaen?
    Antw. Der Propheten Weduwe, wien de Schuldenaers te lastigh vielen, en hare beyde Soonen als Lijf eygenen, voor de schuldt wilden aentasten, ende uyt eenen Kruyke, op het bevel des Propheet Eliza, soo veele Vaten met Olie vulden, deselve verkoght hebbende, alle haer schult betaelden, en van het overige des geldts, nogh met beyde hare Soonen Leven konden,
2 Regum 4.
    Raad. Wanneer is de grooten Leeuwen-kamp, ofte Strijd der Leeuwen geschiedt?
    Antw. Als den Heere Christus den Leeuw, uyt Juda, met den Duyvel, den Helschen Leeuw getreden, ende Overwonnen heeft, Hosea
13: 4 en 1 Corinthen 15: 55.
    Raad. Wie is’er geboren, die het beste deel heeft uytverkoren?
    Antw. Maria, de Suster van Martha, want Christus segt selve Martha, Martha, Ik segge u, dat Maria heeft het beste deel verkooren, Luce
11: 41, en 42.
Doet ghy ook dees gelijcke,
Raed naer ’t Eeuwigh-Rijcke,
En tragt naer deugd’ en Eere,
Soo sal den Heer der Heeren,
Al onheyl van u wende,
Tot een gelukzaligh Ende.
AMEN.


[fol. B4v]

TOE-GIFT

Aen den

Christelijcken Tijd-Verdrijver


Stemme: Op den Dagh van mijn geboort.
OP den Dagh van heden hoort,
Brengh ik voort,
Uyt Gods Bloem-Hof soete vrughten,
Met een aengename Geur,
Schoon van Kleur,
’t Zijn geen Fabels noch geen Klughten.
    Maer alles uyt de Schriftuyr, Reyn en Puyr,
Klaer en Duyd-lijk aengewesen, Hier in kundt gy worden Wijs, Lof en Prijs, Seer vermakelijk om te lesen.
    Zimson gaf een Raedsel Uyt, Voor zijn Bruydt,
En Vermaeck van al de Gasten, Maer niet een die ’t Raeden kon, Of gewon, Het geset dat daer op Pasten.
    Maer besloten met de Bruydt, Om den Buydt,
Te krijgen in haer Vermogen, Doch: Al viel het Zimson zuyr, Maer seer duyr, Heeft hy het haer toegewogen.
    Ik wens u ô soete Jeught, Dat gy meught,
t’ Samen soo u Tijd-Verdrijven, Op dat gy u soeten Tijdt, Soo verslijdt, Dat gy in Gods vreed meught blijven.
    Dogh ik Wens u dat gy Kon, Van Sal’mon,
Zijne Spreucken vlijtigh Leeren, Op dat gy in Eerbaerheydt, Wijdt en Breydt, Godes Vreed’ meugt kennen leeren.

Gods, Freed’: Leert, Kennen.

Continue

Tekstkritiek:

fol. A6r: noch er staat: doch
fol. A7r: omdat er staat: om
fol. A7r: de er staat: te
fol. A8r: aan het eind van de pagina staat een vraagteken
fol. B1v: Koningin er staat: Koningen
fol. B2v: verleeren, er staat: verleenen,
fol. B2v: begeeren, er staat: begeerte,
fol. B3r: alderdierbaarste er staat: alderbierbaarste
fol. B3v: der er staat: de