I.O.D.H. Zeelandus: De Vryheijdt, Vaderlands opera in drie deelen. ca. 1768.
Manuscript, UBL LTK 2314
Uitgegeven door Julia Duijvekam M.A.
Red. drs. P. Koning, Rotterdam, en dr. A.J.E. Harmsen, Universiteit Leiden.
Ceneton041215Ursicula
In deze editie is het gebruik van hoofdletters enigszins genormaliseerd.
Continue
[
fol. 1r]

De Vryheijdt

Vaderlands Opera,

In drie Deelen,

                    De Vryheijd Belaagd:
                    De Vryheijd Bestormd:
                    De Vryheijd Triumpheerd:

Door

I:O:D:H:

Zeelandus



[fol. 1v: blanco]
[fol. 2r]

Opdragt aen den Vryheijd

Lievende Patriot

Onslangs een bundeltje Patriotte Liederen leezende vond ik die vol vuur, en welmeenenden IJver, in Overweging nemende de Gebeurteniszen welke en kort Geleden, en nog dagelyks Geschieden, dagt ik of die niet wel stof zouden verschaffen om die in de smaak van een Opera te brengen: Dan de musiek niet kundig verkoos ik daer toe de wysen van eenige bekende Gezangen te neemen, in hoe verre dit mij gelukt is laat ik de Bescheydentheyd over. Ter wegneming van alle verkeerde Explicatien betuyg ik:
Als een waare patriot de soevereynen van [fol. 2v] ons Nederland de hoogste veneratie toe te draagen: zyn Hoogheyd te Erkennen voor den Eersten Staatsdienaar, en de wettige Stadthouder, zoo min Laage schentaal aan die vorst, als aan Haar Hoog mogende te kunnen dulden, zie daar in Weynig Woorden myne Hartetaal:
Ik bedoel in de Hoofdperssonagie door Heerzucht geen Bysonder Perzoon, maar schilder in zijn character de Heerzugtige Aristrocratie, die bekend staat voor Eijge Baatzoekende Tyran:
Ik heb dit stuk in drie deelen verdeeld zynde alles Eijge vinding ik beken het zwak te hebben in myn digtluijmtjes niet lang nagel te byten, of te Practiseeren, maar stel myne invallen los weg op t Papier, En het zal mogelijk [het gevolg van] die Eijgezinnige Lossigheyd [zijn]* dat ik veel zondige tegen de Taalkunde:
[fol. 3r]
Gaave den Hemel dat mijn Triumph der vrijheyd die ik in myn derde stukje alleen tot de Oproeren bepaal, zoo algemeen waare geweest, dat geen donderend metaal uyt vreemde gewesten die in Eeuwigheyt had kunnen vernielen En waare die Pooging door List gesmeet en door Verraadt uyt gevoerd mislukt mijn Zeeuwsche IJver had sterker vreugde vuur ontstooken:
Reeds was dit stukje ter beschaving in kundige Handen Overgegeven, Reeds was ik met een drukker eens, doe de lugt betrok, en mijne Oogen de geknevelde leere naarsgaten (om Broer Cornelis accent te gebruyken) voor bij mijn Wooning voorzien met wapenen van geweld zag marcheeren: ik beken patriot, dat ik met tranen tegen mijn Huysgezin uytriep ,, daar geeft de waare staatkundige vryheyd de geest, daar gaan de B..... van ons land: [fol. 3v] maar Basta laaten wij elk maar op het italjaans bidden
Dio mi guardi por della Gatta
Chi dinanzi mi lecco, E dietro mi gratta.
Zelandus:



[fol. 4r]
Toe gewijd Aan de Vrijheijd
U! Lieve Vrijheyd U! u wij ik mijne Zangen:
Voor u span ik mijn snaar: Schoon mijne laage Lier
Daar gij thans word belaagt, met Treur gewaadt omhangen;
Gij woondt dog in het Hart van Elken Batavier:

Ja Bato’s kroost! dat nooyt de Vrije nek zal bukken,
Zoo Lang ’t voorsienend Oog, u in zijn Gunst bewaakt,
Dat, Schoon de Heersucht t’ Zwaart in t lillend hart wilt drukken
Die Poging wederstreeft, en Helsche Breydel wraakt:

[fol. 4v]
Staat pal gelijk een Rots, in t Barnen van de Baaren:
Al woedt de Helvorst zelv, met zijn gevloekte schaar:
Gods Almacht vrijheyds stoet ontrukt de gevaaren,
Buk nooyt den vrijen Nek voor de Geweldenaar:

Uw Vrijheyd word Belaagd, O Braave Batavieren!
Haar Throon schud reeds: Haar val is al Bereydt:
Vervloekte Aterling! Zoud gij dan zegevieren:
Neen Vlucht van Bato’s Erf, uw val is reeds bereyd:

[fol. 5r]
S Lands Vaderen Waaken: Ja die Trouwe Palinuuren
Behouden Vrijheyd in het vervoorzienend Oog,
S’ Omheynen Neerlands Thuyn, als met metaale muuren
Zij zorgen voor ons Heyl, wat ook de vijand Poog:

Vaar dierbre Vadren Voort! voor u doe ik mijn zuchten,
Daar Gij mijn Vryheyd schraagt, na t Ongenaakbaar licht.
Met Ziels gebeden, uyt mijn vryen Boezem vluchten:
Leer, Leer den Aterling, door Themis zijne Plicht.

[fol. 5v]
Reeds hebt G’O’ Vadren het muytziek Rot bedwongen
Reeds zwaayde Themis, Haare strenge Geesel zweep
Dan d Eerste Oorspronk is het wrekend zwaart ontsprongen,
En geeft door Addergal, de vryheyd Neep, op Neep:

Dan dan den Batavier met dubble zorg de gangen
Van t Heylloos monster en zyn Benden gade slaat
En Offere zijn Zucht met myne Laage Zangen
Of stort met zyn Bloedt voor Neerlands Veege staat.



[fol. 6r]
De Vryheyd Belaagd in drie Bedrijven:
                Vertoonders
Heerzucht, in de gedaante van een vorst in een Trotsche Houding, hebbende in de Rechte Hand een Bloodt Zwaardt, en in de Linker een bundel Papieren, waarop staat Privilegien, Wetten, en Constumen voort meergedeelte verscheurt:
Nijdt: in Een vermagerde afschuwelyke, vroulyke gedaante om haar Hooft hals en Walgelyke Borsten kruypen Slangen en Adders.
List: in Een vroulyke gedaante met een verlokkend gelaat
Geweld: in Een Robuste Mans gedaante hebbende in de Rechterhand eenige Kluysters, en in de Linker Toom en Gebit:
Oproer: in een Vrous gedaante hebbende in de Rechtehand een Brandende Toorts, en in de Linker een gevulde goud beurs
[fol. 6v]
Vryheyd in de gedaante van Neerlands Maagd met haar gewoone Ornamenten:
Eendracht in de gedaante van een Maagt, hebbende een Bandelier om, waar op met gulde lettren Salus Patriae, in de Rechte hand een zwaard en in de Linker een Bundel pylen:
Themis met haar gewoone ornamenten.
Hollands Leeuw
Continue
[
fol. 7r]

Het Tonneel Verbeeld Een Vorstelyke Zaal.

Heersucht als een Vorst met een bloot zwaart en verscheurde Privilegien, wetten en Constumen

Trompet air: stem Klagend staa ik als uw Minnaar

Ja ik moet Nederland Regeeren,
Schoon het alles om zou keeren,
    Haar vryheyd moet verplet,
    Ik, Ik geef haar de wet,
    T Suster Tal sal ik wel Boejen
    Dan doe k’ met neerlands maagd,
    Al t geen dat mij behaagd.
Ik zal Haar Rechten wel Besnoeijen

[fol. 7v]
K moet mijn Moeder doen op dondren,
Uyt het Helsche Rijk van Ondren,
    K zoog uwe Borst O Nydt
    K wil dat dees Bodem splyt
    Koom nu O Helsche Schimmen,
    K bid U Hoor mijn Bee,
    Breng Nyd* List en Oproer mee
T’ Gaat wel, ik zie Hun Opwaards klimmen:
Heerzucht stampt met de voet het Tonneel opend zig, waar op Nyd, Oproer, List, en Geweld verschijnen, Aan het Eynd van het Tonneel daald een wolk waar in Vryheyd, Eendracht, Themis En Hollands Leeuw alle in een Luysterende Houding.

[fol. 8r]
Heerzucht Omhelst de Nydt.
Moeder laat ik u Omarmen!
Gij, Gij, Gij kund mij bescharmen!
    Nyd, Oproer, en Geweld,
    En door List word ik Gesteld
    Op den Throon van deese Landen
Nydt
    O! Ja, O Ja Myn Zoon,
    Door ons krygdt gij die Kroon,
Sluyt dien fieren Leeuw in Banden.

K’ deed alree den weg Bebaanen,
Oproer deed alree de Traanen,
    Leeken uyt Vryheijds Oog.
    Zeg mij Oproer Poog,
    Gij die Pijlband niet te breeken?
    Is d’ Eendracht niet gezwicht?
    Zeg wat heb Gij verricht
Is die Trotsche niet Geweeken?

[fol. 8v]
Oproer

Stem Eenzaam Boschje Hoort myn klagten
Laas Mevrouw ik ben bedroogen,
    K’dagt in dit Gemeene best,
Met Geweld na Myn Vermoogen,
    Als in het Hongaars gewest,
Moorders Dolk in t Hart te stooten;
K’had een Tal van Vloekgenooten;
    Reeds het muytziek Hart verpest:

Maar Helaas ik moet u klagen,
    Heel myn Aanslag is mislukt
K moet van Rotterdam gewagen
    K had de moordpriem reeds gedrukt
Op Haar Boezem, en mijn Vingren
Deed dees Oproer Toorts al slingren
    Zij wierd uijt mijn vuyst gerukt

[fol. 9r]
K’Vloog van daar Verwoed na Leyden,
    K’had ook daar een Vrienden Tal,
Die mij zwoeren niet te scheijden,
    Voor de vrijheyd was ten val,
Was verplet en Neergesmeten
Heersucht in haar plaats Gezeten
    En Beheerschte Leydens Wal:

                        ‘’
Maar de Leeuw Begon t’Ontwaken
    Leydens Maagt kreeg hulp allom,
Pallas Lustelingen staaken
    T Staal Op Zij, en het gedrom,
Van de Leydse Borgerwachten
Scheenen mij Gansch niet te achten
    Al myn schreeuwers wierden stom

[fol. 9v]
Themis deed t’ Toneel Oprechten,
    Zij woond in des Rechters Hart:
K Zag een van mijn Lievste knechten, #
    In de Staale Boeij benardt:
K’Zag de felle geezel Slaagen
K Hoorde Hem Gillen, Schreeuwen klagen,
    Ach die Foltering deed mij smart:

                        ‘’
Dus Mevrouw wil ik wel Zweeren,
    K Ben Geheel ten Eynde Raadt
Nooyt Zal men door my Beheeren
    Deeze vrijgevochte Staat.
Neen Haar Wakkere Palinuuren
Blusschen Ras Myn Oproer Vuuren
    Geen Geweld komt mij te Baat.

# Trago de bakker te Leyden Gegeezelt

[fol. 10r]
Heerzucht

stem Hier heeft my Rozemond bescheyde
Ach mijne moedt begint te Zinken,
zyt Gij dan Oproer zonder macht.
Moet ik in vryheyds zee verdrinken
Wordt nooyt die maagd door mij verkragt.
Kunt Gij het Helsche Zaat niet Zaayen?
Is dan de drukpars niet meer vrij?
Hebt Gij geen Haanen meer die kraaijen,
muytzieke Pennen zeg het mij:

Oproer
O Ja myn Heer ik kan hem Noemen,
Een Huychelaar, Een zoon van mij,
K’ mag op myn Noote Boom wel roemen,
Hij is een slaaf van uw Heerschappij.
NB Diderik Noteboom Een stadsdief en Banque rotier van Montfoort: In de versamelaar N° 28 gedrukt te Amstd by d Weege, is Hem Een Corrosieve Purgatie door zeker oud medicus die zyn Naam Geheel er onder heeft gezet toegediendt.

[fol. 10v]

Hij dorst de wapening Bespotten,
Vryheyds Helden in t Geweer,
Noemt Onse vriend Een Bend der Zotten,
Smalend op musket en speer:
                        ‘’
Zij die Getrouw des Hemels wil verklaaren
Noemt Hij in t Weekelijks Papier, #
Eene Troep van Cansel Huzaaren,
K Roem dus met Regt zijn Oproers Bannier:
                        ‘’
Dog het is waar dien Held der Helden,
Kreeg van een Zeeuw Een scherpe neep:
Die zonder vrees zyn Name zelvs stelden
En sloeg hem streng met de vryheyds zweep.
                        ‘’
T is of de Geest der Vrye Capellen,
Had den Patriot Bezieldt;
Zy doemen u in het diepst der Hellen.
Al uwen invloed word staag vernield:
# In zyne Zuydhollandse Nieuwsverteller
[fol. 11r]

Nooyt zal de Vrijheyd voor u knielen
Nimmer door Oproer: wel door Geweld:
Stroomen van Bloedt, t kost duyzend vrye zielen
Elk Batavier acht ik een Heldt
Heerzucht in een Wanhopend gestalte
stem Godin uw schoon aanschijn:
O Ramp! O’ Bittre smart!
Ach moeder Nyd myn Hart,
Voel ik door Heerzugt blaaken:
Hoe zal ik dog geraaken,
Hoe klim ik op den Throon?
Ach Leer het mij uw Zoon:
                        ‘’
Heeft dan de Hel geen macht?
Kom spannen wy met kracht,
Een duysen Tal van strikken,
die voor geen Eendracht schrikken.
Weet List door Veynserij
dan Ook geen Raadt voor mij?
[fol. 11v]

List
Myn Vorst ik deed mijn Best,
K Heb in dit vrij Gewest,
Door duijsend fijne vonden
Myn invloed reeds gezonden,
K’ Heb al zeer veeler Hart
In myne strik verwart
                        ‘’
,, Door Tweedracht in den Raadt;
,, Van Meenge Magistraat;
,, In t Borger Hart wantrouwen;
Moet ik uw Rijk opbouwen:
Schoon dat den Patriot
Met al myn streeken spot
   
Heerzucht set zig het zwaart op t Hart.
Ach k geef de moedt dan Op,
Dees Dolk zal mij de kop,
En Bekkeneel verpletten:
Dat Nederlandt heeft wetten,
Hun door de Hoogste macht,
Zelf in de Handt gebracht:
[fol. 12r]

Zij voedt een Helden Tal,
Die als een koopre wal
Die Trotsche maagd bemuuren
S Heeft duysend Palinuuren
Zelfs vest [vat?] die maagt het Oog
Ver Boven starren Boog:
Nijdt
Dit is het dat mij quelt,
Haar Glorie is vermeld,
Befaamt door alle Hoeken:
Haar welvaart die k zal vloeken:
Ach k Heb al menig Net;
Voor Haare voet gezet:
                        ‘’
,,Door mij dorst Albion #
,,Verduystren haar zon,
,,De # Baatzucht stak zijn Handen
,,Na t Goudt, die in gewanden
,,Schonk zy hem uyt haar schoot
,,Nog in den Jongste Noodt.
#England, #Joseph de 2de
[fol. 12v]

Had moortlust niet den Tandt
Gewet om t’ingewandt
van Neerlands maagdt te scheuren
Begon zy niet te Treuren,
Tot Haar de Lely Held,
weer rukte uyt t Geweld,
List geduurende deese zamen spraak in een Peynsende Houding gestaan hebbende spreekt Blijgeestig met drift.
Stem Climeen waar heen
K’ Ben List:
K Ben List:
,,K moet Eerstlyk Ondermynen,
,,Haar Rechten Zy moet quijnen,
,,T gaat hoe t gaat:
,,Den Borger Zal Bevegten,
,,Zyn Eygen staat,
,,dan kund G’uw Throon Opregten,
,,Op Eyge Baat.
[fol. 13r]

,,Gij weet,
,,K vergeet,
,,Niet Ligt de Oude Tijden,
,,Schoon men mij dorst bestryden,
,,En dreef de spot:
,,Ik speelde met de Hoofden,
,,Zij wierden geknot,
,,Als men Haar Licht beroofden
,,Op t Hof schavot.
                        ‘’
,,Wat Noodt:
,,Wat Noodt:
,,Ik, Ik zal Triumpheeren:
,,Door mij zult Gij Regeeren,
,,Schep maar moedt:
,,Door mij sluyt G’Haar in Banden,
,,Hoe zy woedt;
,,Baadt dan vry uwe Handen,
,,In Haar Bloedt:
Eynde van het Eerste Tonneel.
[fol. 13v]

Tweede Toneel.
Het Toneel word schielyk door felle Blixem straalt verligt men Hoord een Zwaare Donder slag, de wolk opend zig waar uyt
Neerlands maagd met Gevelde Speer
Eendracht    }
Themis        } met opgeheve Zwaart
Hollands Leeuw met een Verwoede sprong alle driftig uytkomen,
de vervloekte Raadsvergadering vlugt.
[fol. 14r]

Neerlands Maagdt
Stem Wel Aan, wel Aan Gij borgerij.
Een marsch.
Vlucht monsters vlucht! Vlucht van hier Heen!
Vlie Heen! Vlie Heen!
Men Heeft uw Reen,
Uw Helsche Raad Gehoordt,
Uw Aanslag is Bekendt,
Uw Aanslag is Bekendt
Maar, Nimmer word dit vrije Oord;
Door zulk Gebroed Geschend:
                        ‘’
Vervloekte Heerzugt, weet Tyran!
Dat yder man,
U weeren kan.
Ja zelf myn Laaste Heldt,
Zou sneeven op myn muur,
Zou sneeven op myn muur,
Al wierd dan Bato s kroost geveld,
Zelf door het Helsche vuur:
[fol. 14v]

Held Willem die mij Vrijheyd schonk
Die nooyt verzonk
Maar althoos blonk
In t Harnas voor myn Thuijn
Verkoos veel eer de Baan
Des Ruymen Oceaan,
Dan dat Gy myne Hals of Kruijn
In t Juk Gareel zou slaan.
                        ‘’
Dus of Gij Hel Hond Bast en Tierdt,
Uw wringt, en zwierdt
Gij zegenvierdt,
Dog nooyt Op Bato s grondt:
Vervloekte Aristrocraat!
Vervloekte Aristrocraat!
De Lely Zon heeft een verbondt,
Met myne vryen staat.
[fol. 15r]

Val Aan myn Leeuw! Verscheur Geheel!
Scheur strot en keel,
En Bekkeneel,
Van deese Helsche Bendt:
T gaat wel houd Oproer vast,
Verniel, vertrap Haar Bast.
Zij die myn Hoogste wetten schendt:
Moet door u zijn verrast:
Den Hollandsche Leeuw heeft Oproer onder den klaauwen die met een benaauwde stem en geschreeuw uyt gild
Oproer
Aij mij Aij mij K ben Overmant.
K’voel Klaauw en Tandt,
In t Ingewandt,
Ach Help mij! Furien Helpt!
Des Eendrachts scherpe Zwaardt,
Hegt mij aan Vrijheydt Hardt.
Myn Muytziek hart is overstelpt,
Dat niet als Onheyl baardt:
Eynde van het Tweede Toneel.
[fol. 15v]

Derde Toneel
Vrijheyd
Stem Kom kom kom myn schoonste
Adagio
Ach! Ach! Ach! Wat zie ik Hier gebeuren
Ach Zuster Eendracht geeft mij raadt
Ach Themis k zie uw Heijlge wet verscheuren
Ach Reeds verzinkt myn lieve Hulk van Staat
Themis
Alegro
Ach lieve Vryheyd, Ach staak uw klaagen
Zugt zoo niet t’Hoopeloos t’Eynde Raadt
K Zie reeds de Zon uyt t Lely Ryk daagen
Een machtige Arm beschermt Onsen Staat
[fol. 16r]

Neerlands maagd.
Adagio
Ja dat is waar ik moet door myn Klanken
En door myn Bee doorklieven de Lucht
K moet t’Albestuur voor zyn Goedheyd danken
Dat Groote Heijl betoomt myn gezucht
Allegro
Ach Lieve Eendracht mogt ge meer bloeijen
Gij, Gij alleen zyt de Zenuw van Staat
Door u sluyt Themis het monster in Boeijen
Door u vreest Neerland geen schendig Verraat
Adagio
Kom kom Laaten wy Heenen Vaaren:
Smeeken in d’Hoogt, het Albestuur
Dat Hy ons Land voor Onheyl wil bewaren
En nimmer Blus t’ Bataafse Helden vuur
Alegro
Leev, Leev dan op Hoop O Braave Bataven
Verkoopt nooyt uw vrijheyd aan wie het ook zij,
Den Hemel Bescherm u Helden O Braaven,
Kiest Liever de Doodt dan Slavernij.
Eynde van het (eerste) deel
[fol. 16v]

16v]
Tweede Deel.
De Vryheyd Bestormt door Oproer Binnen Leijden
onder de Zinspreuk
Opera.
Wee Stadt, of Landt
Daar Oproer Brandt
[fol. 17r]

Berigt voor het Tweede en derde Deel.
Reeds in den Gepasseerden Jaare 1786 had ik ter gelegentheyd van de wapen oeffening, een staatkundig Zinnespel vervaardigt, onder den Titel de Juijchende Leijdsche Maagd, wegens het gedempte Oproer gevolgt door een Divertisement, tusschen komende omstandigheden verhinderden den druk. Thans breng ik de ziel van het zelfde in de smaak van een opera:
Onder de Oproerige vertoonders zyn slegts Twee wesentlijke welke bekendt, en gestraft zijn, de andre zyn zoo wel in hunne Persoonen als Characters louter vercierdt. Ik doe deselve om hun Character op het Levendigst te verthoonen de aller sterkste Oproer Liederen Zingen: ik doe ook blijken dat de Muijters slegts in schyn IJveraars voor het Huys van Orangnien Zijn, maar
[fol. 17v]

inderdaadt om onder dat Masque een Heymelijke wraakzugt tegen Een of Ander uyt te voeren, of door een vervloekte Baatsugt Zig met Rooven te verryken:
Gij ziet dan Patriot e[e]n Rapsodium van drie vreemde natien die yder in hunne Taal hunne Eygen aartige Rol speelen.
De Redenen zijn ten Eerste om dat het laagste Ras door de Groote Apen als katten gebruijkt worden om hunne Castanien uyt t’vuur te haalen, ten 2de om dat de manufactuur en fabrieqsteden doorgaans opgepropt van vreemde Gelukzoekers zijn, En Eindelijk om de vreemde accenten het waare Ridicule en de Sauce(mijns bedunkens) van een Opera kunnen zijn.
Vale, Lege & Plaudite:
Zelandus
[fol. 18r]

De Vrijheyd Bestormt
Opera
Vertoonders
Tumultus Aanvoerder of Belhamel
Tragorius Bolomborius: Bakker            }
Kaatje Blanketet, een bekende gerieffelijk meysje } te Leijden
Peerke Punt en Vlaamsche gauwdief
Jerni Pallaphox Een Waal. Comte de Pinsbeek. Een waal.
Selderhinke Holsblok een Westphaalse Mof
Kees dikbuyk Hospes in een kroeg op de Oranje gragt te Leyden
Het Spel begind in t vallen van den Avond
[fol. 18v]

Eerste Bedrijf
Het Toneel verbeeld de Oranje Gragt te Leijden
Peerke Punt
Alleen         Stem Een Gelders graaf
Sie doar ben k’ik ba got gekeumen
Zoa par hazart in Laijens stadt
Moar k’mot k’ik baij mayn Zike schreumen,
Mayn Gelt es op, mayn beurske plat,
Wat sel k’ik moaken
Wat veur Bedraijf
Om te geroaken
Zonder kataijf
Aan Geldt tot mayn Geraijf
                        ‘’
Mayn vrindekes da mot gaij weeten
K’en ben k’ik een Roaren Hoaan
Zoo dra k’ik bin baij au gezeten
Zoo stoaat maij straks au beursken vaan
Gaij mot oppassen
K ben k ik rap
K zou au verrassen
Mayn Handekens slap
Die Rollen met een snap
[fol. 19r]

Peerke ziet Tumultus die Rykelyk gegalonneert, met een Oranje sjerp om het lyf waar in Eenige gevulde gout beurssen hangen.
Peerke Stem alsvooren
K’en Zal van doaaag fortun nog kraijgen,
Daar komt Parbleukes Een Baron
Die knoaap verkeupt baij Got geen faijgen,
Zayn roksken blinkt van gaut galon
Wat kant maij sjeeren
K’en spreek him Aoaan
K zal hem salueeren
Doaar blaijft haij stoaan
K’en zal noa him toe goaan:
[fol. 19v]

Peerke maakt een diepe Reverentie en spreekt Tumultus aan
Mayn Heer Baron kom au Offreeren,
Om au te dienen veur Lacquaij
Mayn Voajer k wil het au wel zweeren
Was de marquis van Pollevaij.
Gaij kun het Paynsen
Mayn Heer Baron
K’en zal niet vaijnsen
Da k’niet veel won
t Strayt tegen mayn facon.
Tumultus
Myn vriend gij moet van Adel weesen
Want nu ik zie Gij zyt zeer kaal,
Dog ik kan uw disfortuijn geneesen,
Zie daar een Beursje gout metaal
Wees zonder zorgen
Gaat met my meedt
G’Hoeft niets te borgen,
Alles is Gereet.
Dat Heet is diendt gesmeet:
Tumultus en Peerke treden in de kroeg.
Eynde van het eerste bedrijf.
[fol. 20r]

Het Toneel verbeeld een groote kamer zeer armhartig gemeubileert, Aan Een Lange Tafel met oranje papier beplakt zit. Tragorius bolomborius kaatje blanketet Jernij Parlaphox, en Selderhinke Holsblok alle rykelyk met oranje verciert. Op de Tafel staat een groote melk test met jenever en stroop waar in Eenige Pollepels staan.
Tumultus Kees dikbuijk Peerke.
Tumultus
Stem Broer Michel.
Dag Keesje maat dag Casteleyn,
Is het Prinse volkje hier?
Geeft strakjes eene mand vol wijn,
Ik hoeft wat in het Bier:
G’Hoeft niet te zorgen voor uw geld;
Het word u aanstonds toegeteld,
Zie daar hebt o Brave Bol,
Voor eerst een beursje vol
[fol. 20v]

Kees dikbuyk
O Ja myn Heer tree vry maar in
Wat is dat voor een knaap.
Spionnen zyn niet na myn zin.
Peerke Punt
Da liegt gaij as een Oaap
K’en ben ba sjest een Edele man
Mayn Heer kent maij spreek hum vraij an
Moaar gaij, gaij sayt Parbleu een gek
K’sloa au straks op den bek.
Tumultus
Ja Keesje Hij is mij bekendt
Hij hoord by het complot,
Wat stank, wat ruyk ik hier omtrent
Een Schiedams varkenskot.
Stinkt zoo na de jenever niet.
O! Ramp wat of myn Oog hier siet
Geen Prinsman drinkt canalje vogt,
Word hier geen wyn verkogt:
[fol. 21r]

Tumultus wilt de Test met jenever weg smyten, die Selderhinke vasthoudt
Selderhinke
S’?? Soo fuselken is guet,
dat zwer ich euch min Her
en dorom ich het holden meut
door legt de kum omver
Hool mich der dibel wats musch ich,
Iets sauffen:?
Tumultus
Enkel wijn:
Selderhinke
Zoo musch ich zecher fraijlich
Gansch wol t’Zu freeden zijn:
Jernij Parlaphox
Parbleu Se heb Se lank kewakt
na de bon rouge vin,
S’Hebse niet veul s’jampu gesakt,
Se dokt t mot beetre zijn:
Ha ventrebleu monsieur baron,
Pour moi, pour vous le vin et bon
Voor mij een grave wil ser an
Se ben se een Prinseman
[fol. 21v]

Tumultus
Hoor vrienden het word u gesegt
K heb goud in overvloedt
En vorders wort u toegelegt
Een ampje houd maar moedt
Een ampt dat duysend guldens geeft
Waar van men als een koning leeft
Krijgt ieder van u voor zyn part
die s Prinsen vyand tart.
                        ‘’
Maar eer wij raaken aan den gang,
moet yder doen een Eedt,
Dat Hy sal staan en geensins bang,
Tot loopen zijn gereedt.
Eer t zonligt aan den Hemel kwam,
moest Leijden staan in vuur en vlam,
Doedt yder maar zoo als behoordt,
En Plondert, Brandt en moordt:
[fol. 22r]

Tragorius
Stem Menuet — of Toen ik laast myn Geytjes
Nimmermeer zal ik gaan loopen,
Schoon al wist ik dat de Beul,
Leevend mij het vel zou stroopen,
En k geen medely nog Heul:
Zou by eenig mensche vinden,
Dit, dit zweer ik zoo ik vlucht,
Of ik u verlaat myn vrinden,
Weest hier geensins voor beducht:
    Jernij Parlaphox
Moi parbleu se sal verbrande,
al dat se niet Porteer kan,
Of de diable met zyn Tande,
sal se mi levend pakke an:
En voor mi?? se wil wel zweeren
Eer se loop als een Poltron,
dat se mi sal fricasseeren,
of se kooke tot bouljon.
[fol. 22v]

Peerke Punt
Ba seu ziet k en kan k’ik vegten,
Da get niet geleuven zou
K Zal k’ik zoakjes oet goaan regten,
Da ge seggen sult ik grou,
Peerke fi, en k ik wil droagen
Nooyt het woapen van Bruxel
Doaar k’ik Ridder bin gesloaagen
Want mayn rugsken Paynst t’ nog wel.
Selderhinke
Wen ich mine Pligt vergesse
Ich Joo Ich, Ich Selderhink
Mach ich lieden dat dem flesse
Mit dem fousel gar versink
An ich nimmermehr Westphoole
vaar nog meur [vader noch moeder] beschouwen mach
An der dibel mich sol hoolen
Wen ich lauf dem gantsen dach:
[fol. 23r]

Kaatje
Helden k wil uw wel belooven
Dat ik doen zal wat ik kan,
En t geroep Oranje booven,
Sal uyt schreeuwen als een man,
Dat ik Plundren zal en steelen
Vol couragie vol van moedt
Al zou mij de Beul zelfs streelen,
Met de felle geesel Roed:
Tumultus     Stem sa Bachus kindren
Nou eens fris gedronken
Kom Keesje geeft mi een Bokaal
Boorde vol geschonken
Vrienden altemaal
Zyt gij nu altemaal van zins
Roept dan met mij viva de Prins
Oranje Boven roept hier en gints
[fol. 23v]

Zy drinken yder drie Bocaalen, Op yder Bocaal Oranje boven en de Staaten Onder
die anders zegt die slaat den d.....r
Peerke Punt lost 2 zakPistooltjes
Tumultus Stem als vooren
Geef instrumenten
Geef Bas Fiool en Tambourin
Geef seldrementen
Nog een mand vol wijn
Kom speelen wij nu een concert
Eendragtig Zoet en Onverwert
Kom zingt Catootje gij zyt allert.
Er word opnieuw gedronken en gejuijcht den Hospes brengt eenige musiek instrumenten Kaatje zingt met een schoone stem het volgende Trompet air de 2 eerste regels worden door Tumultus met de fiool geaccompagneert en door alle in chorus gereciteert. Onder het zingen maakt selderhinke aardige moffe en bokke sprongen.
[fol. 24r]

Caatje zingt
Stem Scheuner Augen, Scheuner Strahlen
Trompet air
Laaten wy ons t Zaam vermaaken,
En Oranje vreugde smaaken,
dat ons mond en keelen}
Vry en lustig speelen}
Zynen Lof.} bis
Hebben wij den val geswooren,
Moeten zy dan gaan verlooren,
Die Oranje Haaten,
Zullen wij niet laaten
Ongestraft:
                        ‘’
Mocht Orangje Ons Regeeren,
Schoon het alles om zou keeren,
Schoon dat Leydens daaken
Mogten dreunend kraaken
Door de vlam:
[fol. 24v]

Dan zouden wy vroolyk zingen,
dan zou ons t Geluk omringen,
Als die vorst der vorsten,
Op zyn schedel Torsten,
Neerlands kroon,:
                        ‘’
Ha nu zullen w’Ons Verrijken,
En met kostlykheden Prijken,
Rooft vrij steelt en Plonderd.
Niets blyft uytgezonderd,
Van den schut[schat?]:
Daar nog eensjes op gedronken.
T Glas ten boorde vol geschonken,
Vlechten W’Eere Palmen,
Laat ons vrooijlyk Galmen,
    T Bly viva:
Er word wederom gejuycht en gedronken.
[fol. 25r]

[...]
Continue

Tekstkritiek:

fol. 2v: anakoloet, de woorden tussen haken zijn ingevoegd
fol. 7v Breng Nyd er staat: Brenyd