Simon Stijl: Het leven van Kaspar van Baarle.

Uitgegeven door A.J.E. Harmsen,
Universiteit van Leiden.
Gebruikt exemplaar: KBH 3067 B 4. Ook bij books.google



LEVENSBESCHRYVING
VAN EENIGE VOORNAAME
MEEST
NEDERLANDSCHE
MANNEN EN VROUWEN.

Inhoudende:

JOHANNES CALVINUS.
JAN STEEN.
ANNA M. SCHUURMAN.
GROOTE PIER.
MART. LUTHERUS.
ANTONY VAN DYK.
J. VAN HEEMSKERK.
JOHANNA KOERTEN.
MENNO SIMONS.
LAURENS KOSTER.
DAVID JORIS.
REMBR. VAN RHYN.
PETRUS DATHENUS.
JAN VAN LEIDEN.
JACOBUS ARMINIUS.
JACOB CATS.
PIET HEIN.
ADRIAAN BROUWER.
PAUS ADRIAAN D. VI.
DESID. ERASMUS.
KATHAR. LESCAILLE.
JAN VAN BRAKEL.
J. VAN DEN VONDEL.
BERONICIUS.
D. EN W. CRABETH.
P.P. RUBENS.
JACOB SIM. DE RYK.
KENAU HASSELAAR.
HUGO DE GROOT.
M. VAN ROSSEM.
PASSCHIER DE FYNE.
FREDERIK RUYSCH.
J.C. WEYERMAN.
D.V. KOORNHERT.
ELISABETH HOOFMAN.
KLAAS KOMPAAN.
HERMAN. BOERHAAVE.
JAN VOS.
D.R. KAMPHUIZEN.
NIKOL. HARTSOEKER.
WILLEM VLEERTMAN.
HUB. KORN. POOT.
KASPAR VAN BAARLE.
CHRIST. HUIGENS.
J.A. VAN DER GOES.
MARIA SYBILLA MERIAN.
OLDENBARNEVELD.
GERRIT DOUW.
BENED. DE SPNIOSA.
MARTEN SCHENK.
J. VAN WASSENAAR.
ANDREAS VESALIUS.
FRANS HALS.
J.C. KAMERLING.
JAKOB BAKKER.
_______________________

Uit Egte Stukken opgemaakt.
_______________________

TWEEDE DEEL.

[Typografisch ornament].

Te AMSTERDAM,
By PETRUS CONRADI,
Te HARLINGEN,
By F. VAN DER PLAATS & Junior.
MDCCLXXV.

Continue
[p. 1]

LEVENSBESCHRYVING
VAN EENIGE VOORNAAME
MEEST
NEDERLANDSCHE
MANNEN EN VROUWEN.

_____________________

[p. 222]

HET LEVEN
VAN
KASPAR
VAN
BAARLE.

KASPAR VAN BAARLE, ook Barlaeus genoemd, is de 12den van February des jaars 1584 te Antwerpen geboren. Zyn Vader, die denzelfden naam voerde, bekleedde het ampt van Griffier in de gemelde Stad, ter tyd toe dat dezelve door den Hertog van Parma veroverd was, wanneer hy van zyne bediening afstond, en zich naar Holland begaf. De Jongeling werd vervolgens geschikt tot de Godgeleerdheid, en, na zich in deze op ’s Lands Hooge Schole te Leiden geoefend te hebben, in den jaare 1608 tot Predikant in de Nieuwe Tonge, op het Eiland Overflakkee, beroepen, waar hy ook den Predikdienst heeft waargenomen, tot in het jaar 1612, wanneer hy tot Onderregent in het Staten Kollegie te Leiden werd aangesteld. Omtrent het einde des jaars 1617 werd hy door de Bezorgers der Hooge Schole tot Hoogleeraar in de Logica of Redeneerkunde verkozen. Ondertusschen hadden de geschillen, tus- [p. 223] schen de Remonstranten en Contraremonstranten ontstaan, groote hevigheden in ons Vaderland veroorzaakt. Barlaeus had zich by de eersten gevoegd, en hun reeds, van den jaare 1615 af, in verscheidene gevallen met zyne penne ten dienst gestaan. Hy was by de Dordrechtsche Synode, onder de aanschouwers, tegenwoordig, zo lang als die Vergadering met opene deuren gehouden werd, en maakte van alles wat hy hoorde en zag aanteekeningen, die naderhand in het licht gegeven werden. Eenen geruimen tyd was hy den gedaagden Remonstranten behulpzaam, in het opstellen van geschriften en brieven, welke gedurende het houden der Synode ingeleverd en afgevaardigd werden; doch in den jare 1619 keerde hy naar Leiden, om zich weder met de waarneminge van zyn beroep bezig te houden. Nadat de leer der Remonstranten veroordeeld was, begon men ook te zorgen om de Hooge School van zulken, de hunne gevoelens voorstonden, te zuiveren. Onder anderen, die van hunne ampten beroofd werden, werd ook Barlaeus, omtrent het midden van de maand July, van zyn Regentschap, en in de volgende maand van zyn Hoogleeraarschap in de Logica afgezet. Eer dit egter gebeurde had hy, die te voren Predikant geweest was, de Akte van stilstand reeds geteekend, en zich verbonden om voortaan niet te prediken, schoon hy tevens betuigde der zaake van de Remonstranten toegedaan te blyven, welke betuiging hy in de maand July des jaars 1621 herhaalde. Ondertusschen had hy, na den tyd zyner afdankinge, zich op de kennis der Geneeskunde toegelegd, en was te Kaan in Normandye tot Leeraar in dezelve bevorderd geworden. Het blykt egter niet dt hy zich veel met de praktyk van deze wetenschap heeft bezig gehouden; want hy [p. 224] bleef te Leyden woonen, waar hy zyn werk maakte om lessen in de Wysbegeerte in in andere takken der geleerdheid te geven aan zulken, die zich genegen toonden om zyne onderwyzingen te hooren, tot dat hy in den jare 1631 tot Hoogleeraar in de Wysbegeerte en Welsprekendheid in de Doorlugtige Schole te Amsterdam beroepen werd. In die Stad was hy een voorwerp der hoogagtinge en genegenheid van grooten en geringen. Door het vlytig waarnemen van zyne bedieninge, door het uitgeven van eenige voortreflyke Latynsche gedigten, welke hy van tyd tot tyd aan het gemeen mededeelde, en door het schryven van andere deftige werken, vond hy zynen lof tot eene aanmerkelyke hoogte gestegen, toen hy door eene zwaare ziekte werd aangetast, die hem den geest geweldiglyk benaauwde, en hem nu en dan slegts eenige korte tusschenpozingen van bedaardheid en helderheid van verstand vergunde. — Uit verscheidene berigten wegens den aart zyner ongesteltenisse blykt, dat dezelve in eene verregaande zwaarmoedigheid gelegen was, waarvan de eerste beginsels zich reeds in den jare 1723, toen hy nog te Leyden woonde, gezet hadden. Kort na het ontdekken van den aanslag op het leven van Prins Maurits, haalde Schout Bont hem, in de gemelde Stad langs de straat gaande, onverhoeds een papier, het welk hem gedeeltelyk uit den zak stak, af. Hierdoor ontstelde hy, schoon in het geschrift niets kwaads vervat was, dermaate, dat hy, om des te minder verdagt te zyn, tot driemaal toe in de openbare Kerke ter preeke ging. Na dit voorval beving hem eene groote ongerustheid, die door den tyd wel wat bedaarde, maar niet lang na zyne beroeping te Amsterdam, in den jare 1632 namelyk, hem weder zeer gevoelig trof. Hy beschryft [p. 225] zelf zynen toestand in eenen Latynschen brief aan zynen Neef Cunaeus, welke nog heden voor handen is, en waarvan men eene Nederduitsche vertaaling kan vinden in J. Wagenaars Amsterdam, D. 11. bladz. 217. In denzelven spreekt hy zeer sterk van zyne onbekwaamheid om zynen post naar behooren waar te neemen. Hy getuigt dat zyne gezondheid minder was uit hoofde van zyne droefgeestige verbeeldingen, en van het gebruik der geneesmiddelen; dat zyn slaap zwaar en afgebroken en de huishouding des ligchaams geheellyk ontsteld was. Wyders draagt deeze brief veele andere blyken van de doorslaande zwaarmoedigheid, waartoe de schryver vervallen was. — Uit dezen naren toestand is Barlaeus egter toen weder gered geworden, zodat hy in den aanvang des jaars 1635 in staat was om zyne Redevoering over den Wyzen Koopman in het openbaar te doen. Evenwel blykt dat hy naderhand nu en dan, en inzonderheid in het begin des jaars 1639, van zyne toevallen van onpaslykheid overvallen is; maar vervolgens heeft hy tot in het laatst van het jaar 1646, wanneer zyne oude kwaal hem weder aantastte, eene gewenschte gezondheid genoten. Deeze ziekte liet hem egter toen nog eenige tusschenpoozingen, maar verergerde van tyd tot tyd, en maakte, op den 14den van January des jaars 1648, een eind van zyn leven, nadat hy daagst te voren nog les aan zyne Studenten gegeeven had. De algemeene berigten zeggen dat hy zich inbeeldde van glas te zyn, en vreesde aan stukken gestoten te zullen worden. Somtyds meenende dat hy van boter of stroo was, dorst hy niet digt by het vuur komen, uit vreze van te zullen verbranden. Eenigen verzekeren dat hy in eenen put gevallen of gesprongen, en in denzelven gesmoord is. Doch in de Lykrede, welke Joannes Arnoldus Corvinus [p. 226] over hem heeft uitgesproken, vinden wy gemeld dat eene schielyke flaauwte, waardoor de overledene omtrent dien tyd zeer dikwyls werd aangetast, hem uit het leven rukte.
    Barlaeus is in het byzonder beroemd geworden door zyne Latynsche Vaarzen en Redevoeringen. Ook zyn ’er verscheidene zyner Brieven uitgegeven, die hoog geprezen worden. Weinige maanden voor zynen dood heeft hy een verhaal wegens de Krygsbedryven van Joan Maurits van Nassau in Brabant [lees: Brazilië] aan het gemeen medegedeeld. Schoon hy door zyne Werken by de geleerde waereld groote agting verworven heeft, hebben egter zyne scherpe twistschrifen, ten voordeele van de Remonstranten, hem den haat van vele Kerkelyken op den hals gehaald, en de hevige wederleggingen, die van hunne zyde te voorschyn kwamen, hebben niet weinig toegebragt om zyne droefgeestigheid te vermeerderen. Het blykt egter niet dat hy zich ooit openlyk by de Remonstranten, nadat dezen eene byzondere gezindheid uitmaakten, gevoegd heeft. Alleenlyk vinden wy aangetekend, dat hy, in den jare 1634, zynen zoon door eenen hunner Predikanten in stilte heeft laaten doopen.



Bibliografie van Caspar Barlaeus
De Heinsius-verzameling
Voorkeurenpagina Opleiding Nederlands