J. Blasius: Geslacht-boom der Goden en Godinnen, met hun vergode nakomelingen. Waar achter by-gevoegde mengel-dichten, van diergelijke stof, de voornaamste Juffers toegepast, door Mr. Joan. Blasius, Rechts-geleerde. Leyden, By Salomon Wagenaar, Boekverkooper in de Klok-Steeg. 1661.

UBA 1918 G 4; UBL 1225 H 37.

Uitgegeven door een werkgroep van Leidse neerlandici, de Werkgroep Mythologie: Annelies Weerts, Annemieke Tetteroo, Antoinette Kerkman, Christina Vink, Hans te Slaa, Irene Dijkmans, Madelon Monté, Mar Mulder, Noortje van Lienen, Sietske Tigges.
Redactie Ton Harmsen, Universiteit Leiden.

In dit document vindt u informatie over Caelus; Themis; Astrea; Mnemosyne; Hyperion; de Son; de Maan; Phaëton; de Daageraad; d’Oceaan of Pontus; Nereus; Phorcus of Phorcys; Scylla; Charybdis; Achelous; Sirenen; Cephissus; Narcissus; Echo; Nemesis; Fortuna; Thetis; Thetys; Saturnus; Rhea; Pyracmon; Steropes; Brontes; Japetus; Hesperus; Atlas; Hesperides; Seven-Star; Prometheus; Pandora; Epimetheus; Deucalion; Pyrrha; Janus; Jupiter; Vesta; Europa; Leda; Antiope; Lukus; Dirce; Amphion; Danae; Perseus; Andromeda; Phineus; Juno; Metis; Themis; Euronyme; Euphrosyne; Aglaja; Thalia; Pasithea; de Nymf Plote; Tantalus; Niobe; Tithyus; Lykaon; Kalisto; Lacedaemon; Juno; Hebe; Ganymedes; Ilithya; Herkules; Plataea; Iris; Argus; Epaphus; Latona; Apollo; Diana; Asterie; Aeskulapius; Chiron; Koronis; Hippolytus; Machaon; Podalirius; Hyacinthus; Orpheus; Linus; Euridice; Marsyas; Daphne; Leucippus; Diana; Aktaeon; Lucina; Vulkanus; Erichtonius; Mars; Progne; Philomela; Itys; Alcippa; Cygnus; Phlegyas; Ixion; Bellona; Bacchus; Semele; Nisa; Amphisbaena; Alcithoë; Cissus; Syka; Staphyla; Midas; Lykurgus; Silenus; Hymen; Aristaeus; Anubis; Hermanubis; Hermes; Horus of Horapollo; Merkurius; Battus; Autolykus; Pan; Echo; Irynx; Syrinx; Sylvanus; Pales; Lara of Larunda; Lares; Penates; Aeolus; Halcyone; Athamas; Ino; Helle; Learchus; Melicerta; Macareus; Salmoneus; Cephalus; Misenus; Sisyphus; Pallas of Minerva; Arachne; Tiresias; Palladium; Neptunus; Hesione; Amphitrite; Triton; Belus; Danaus; Aegyptus; Hypermnestra; Linus; Busiris; Nauplius; Palamedes; Proteus; Aesopus; Arion; Glaukus; Bellerophon; Pegasus; Euphemus; Pelias; Astraeus; Alcippa; Orion; Hyreus; Aerope; Cedalion; Pegasus; Helikon; Hippokrene; De Harpyen; Ocypete; Celeno; Aello; Phineus; Pluto; Cerberus; Acheron; Charon; Scalaphus; Styx; Kocythus; Mynthe; Phlegeton; Lethe; Avernus; Orkus; de Nacht; Vliegende Slaap; Morpheus; Icelius of Phobetor; Phantasus; de hoorne en de yvoore poort van de Slaap; Momus; Atropos; Klotho; Lachesis; Minos; Pasiphaë; Daedalus; Rhadamantus; Aeakus; Myrmidones; Furyen; Tisiphone; Alekto; Megaera; Cerberus; Ceres; Hera; Plutus; Proserpina; Metra; Abas; Hekate; Venus; Anteros; Kupido; Priapus; Erix; Adonis; Aeneas; Horae; de Charites; en Flora.


Continue

TOE-EYGENING
aan de onvergelijkelijke Juffer,
Me-Juffer
KATHARINA QUESTIERS,

Hoog-waarde Juffer,
Het is eenige maanden verleeden, dat ik het geluk genoot van U.E. op uw Parnas te moogen begroeten, niet volgens de wufte hedendaagsche manieren, maar met deese loflijke insichten, om door die bejegeningen de een of d’ander weetenschap van U.E. te sullen ontfangen. Geloof niet, dat ik met vleyery ter baan kom, doch verseeker U.E. in tegendeel, dat ik met dat afgrijslijk wanschepsel niet swanger ga. Ons onderling gesprek heeft de saak doenmaals so ver gebragt, en U.E. sonderlinge welspreekentheyd sulk een letter-drift in my veroorsaakt, dat ik middelen bedacht, door de welke ik U.E. die konde doen blijken. Mijn gedachten vielen wel eerst op de Poësy, die U.E. niet gemeen beheerst, achtervolgens de heerlijke proeven van uw volmaakte Tooneel-speelen en andere soorten, die ons door den Druk meede gedeelt sijn: maar hier scheen yets vereischt te worden, het geen een weesen aan de Poësy gaf. En dat selve bestaat alleen, mijns bedunkens, in de verçiering der heydensche Godheeden, en in des self recht gebruyk. Tot noch toe vond men dusdanige beschrijving by onse Land-saaten niet, Uw versoek dan, om sulx by een te stellen, ten nutte van onse Neder-duytsche Meede-dichters, was billijk en roem-waardig, waer van ik U.E. ook willige beloften deede. Dit werkje marde lang door onverwachte verhinderingen; evenwel so ernstig hier toe aan-gemaant sijnde, doen U.E. als de rechte Pallas, nu onlangs in haar Atheenen, ons Leyden, een wyltje huysveste, verbande ik alle sloffigheyd; en sette alles ter zijde, om die vrucht voor den dag te brengen, die alleenlijk U te wil toe gestelt was. Ik beken, sy is voor de weereld, en U.E. begaaftheeden te gering, en onwaardig om U.E. als een gift toe-te-eygenen, doch het hart des geevers, en niet de waardy der gifte moet geschat werden. Een dronk waters was dien grooten Vorst voormaals so aangenaam, dat hy het selve om des Onderdaans genegentheyd met dankbaare Darijken beloonde. Men bragt aan Pyrrhus, Koningk der Epirotten (na de getuygenis der waarde Oudheyd) een Ring, in welkers Achaat-steen, de God Apollo onder de Neegen Sang-Godinnen met so kunstige trekken stond uyt-gebeeld, dat het alle verwondering te booven ging. Hy aanvaarde dit met dank, en hield het voor eygen. En seeker schoon andere Deugden deesen Prins waaren ontseyt geweest, dit gesteente in des Koningx Schat-kaamer gebragt, vermogt alleen de onsterflijke naam van Pyrrhus voor eewig by de nakomelingen uyt te rekken. Diergelijke afbeelding kan ik U.E. teegenwoordig meede vertoonen, schoon niet in een Achaat, doch op Blaaderen, die de trekken van mijn ruwe Schacht verbeelden, aan de welke de geneege Natuur een behulpsaame hand weygerde.
    Voorwaar ik weet ook geen, aan wien ik die waardiger soude toe-eygenen dan aan U.E. Aan U.E. seg ik ,die niet slechts innerlijk in haar boesem, maar self, dat meer is, uytterlijk in haar naam de Sang-Heldinnen al besluyt, haar Negen-tal met de Letteren in beyde uwe Namen over-een-stemmende, gelijk ik ook voor deesen in die Punt-dichten aan-merkte, die ik U.E. uyt het Oosten over-scheepte. Sijnse U.E. niet ter handen gekomen, de reegels waaren deese:

    Op het Neegen-tal der Letteren
        in de Naamen van Me-Juffer
    KATHARINA QUESTIERS.

    Tale rudimentum tanto sub nomine debes.

    IST wonder, wijse Maagd, dat uw geleerde driften
        Als luyster onser Eew verstrekken Amstels roem?
    Indien men al uw kunst naaw-keurig wil door-siften,
        Gy hebt verdient, dat m’ U een Tiende Musa noem.
    De Neegen Letters in uw Naamen sijn daar teegen,
    Dat gy geen Tiende wijt, maar sijtse alle Neegen.

    Anders op ’t selfde.

    Ex re nomen habet.

    GY die alleen verbeeld de Musen alle Neegen,
        En hebt Parnas verdeelt, die dubbeld was, in tween,
    ’t Geheym van ’t Neegen-tal is in uw Naam geleegen,
        Daar Neegen Letters met die Neegen sijn gemeen.
    Beswijkt haar rey; geen noot, so lang gy blijft in ’t leeven.
    Apol heeft hun te saam tot erfdeel U gegeeven.

U.E. door dit in haar gemoed overtuygt, kan niet tegen-spreeken: en lieve, waar toe veel wreevelheeden in ’t ontkennen, daar de saak klaar leyt? Ik hoef met niemand over uwe kunsten kraakkeelende te twisten, het gansche Ront weer-galmt uw lof- en eer-tijtels. Wilde men uw kruyn na waarde çieren, ons rijk Vaderlad souw geen Myrten, geen Palmen, geen Roosen, geen Lauwren, geen Lelyen noch Loveren genoeg kunnen verschaffen. Stond het in mijn macht, ik sou de Bouw-meester worden van een Tempel, daar duysenden van Echoos uw roem-ruchtbre Naam weer-schaaterden.
    Ontfang dan dit onsienlijk offer, het welk ik met schuldige neederigheyd op het autaar van uw gulle gunsten needer-leg; beschouwt het met de oogen van uw heusche goederterentheyd, en keur deesen arbeyd, niet hoese behoorde te weesen, maar hoese is. Het is althans mijn voorneem niet geweest, om U.E. door deese letteren te willen verheffen, maar ik heb alleen geyvert om mijn beloften te voldoen, van U.E. gestadig te mogen gehoorsamen. Aanvaard dit voor geen schijn van ydelheyd , maar veel eer voor een uytwerxel van uw geleerde naawkeurigheyd, en een teeken van mijn oprechtigheyd, en te uwaartse genegentheyd, die de eenigste oorsaak is, dat ik het welvaaren van mijn naam daar aan waag. het sal my dan genoeg sijn, by aldien het U.E. slechts so ’t is gelieve aan te neemen, en met wel-gevallen te gebruyken, het welk my verplichten sal, om namaals yverig weer te poogen, en na geen andere roem te hellen, dan alleenlijk te kunnen bewijsen, dat ik tot mijn laatste adem toe ongeveynst ben en blijf

            Volmaakte Iuffer
                    Uwen
            Genegen Vriend
                        en
            Onderdanigen Dienaar
            JOAN. BLASIUS, Advt.

Uyt mijn Vader-
lijk Leyden, den
8. van Herfst-
maand. 1661.


Continue


        AAN DEN
Wel-geleerden en Beroemden
        Heer, Mijn Heer

JOAN. BLASIUS,

der Beyden Rechten Doctor en Advo-
        kaat voor den Ed. Hove van
                Holland, &c.

Doen hy den GESLACHT-BOOM
der GODEN en GODINNEN door
        den Druk uytgaf.

WIe schrap beyvert Weetenschappen,
    En speurt de konsten na,
    Is waardig dar hy sta
Vol lof en roem op d’Eere-trappen.

De Trap van Eer voorseyt gesag.
    Een wel gesleepe breyn,
    Van alle ontucht reyn,
Prijkt heerlijk als de Son by dag.

Geen Rok noch Klap-muts maakt geleerde,
    Maar die na luyster mikt,
    En voor geen arbeyd schrikt,
Verkrijgt de Palm, die hy begeerde.

So doet mijn Vriend, Heer Blasius,
    Die stadig groeyt in staat,
    En Pafos bressen haat,
Schoon hem die vleyde om een kus.

Door hulp der Negen Sang-heldinne’
    (In dit haar worstel-perk
    Bestaat sijn tusschen werk)
Treet hy vol lust ten Heemel inne,

En sit ter voet-bank van Jupijn,
    Als mind’re Goden al.
    Daar leert hy het getal
Der Goden, en wie Goden sijn.

Let op haar ampten en haar werkken:
    Gluurt Mavors, en Vulkaan
    Met Vrouw Bellona aan;
En merkt naauwkeurig op de vlerkken

Van Majaas Soon, dien Heemel-Boô.
    Hy siet van boven neer,
    Hoe Satyrs na de eer
Der Nymfjes hellen, kuys en bloo.

Hy voegt dit al na de eysch te samen,
    En maakt een Goden-Stam,
    En die ten Heemel quam
Noemt hy Vergoode na betamen.

Ist wonder, hy so veel vermocht,
    Die moe van Rechts-geschil,
    Na sijn Astraeaas wil,
Dit leersaam tijd-verdrijf bedocht?

Hy schijnt van Pallas self gebooren;
    Van Phaebus aangefokt;
    Vrouw Themis hem verlokt,
En plaatst hem waardig in haar chooren.

Indien hy thans ten Heemel mart,
    En niet weer neder-daalt,
    Is hy na loon betaalt.
Sijn wooning daar de onse tart.

Nu hy die Stam ons heeft geschonkken,
    En wierp ter Wolkken af,
    Ist billijk, men hem schaf
De krans, waar mee hy hier sou pronkken.

Ga Roe-drig, breng die Lauwer-kroon
    Aen Blasius, gy weet
    Dien Meester, dien Poëet,
Dien Themis en Apolloos Soon.

            ADRIANA SCHREVELIA.
Leyden.



Op het uyt-geven
der Godlijke
GESLACHT-BOOM,
door den
Geest-rijcken en letter-kundigen
Heer, mijn Heer

Mr.JOAN. BLASIUS,

Rechts-Geleerde.
WIE port my aen tot nieuwe gangen
Van afgewende Maat-gesangen?
    Wat yver neemt mijn breyn weer in?
’k Heb lang de Schey-brief weg-gegeeven
Aan Kallioop voor al mijn leeven;
    Mijn inborst walgt al van haer Min.

Mijn eerste opset moet ik breeken
Nu ik een brand weer voel ontsteeken
    Van Poësy in mijn gemoed.
Dat ik den Heemel noyt vond open
Dee al mijn Dicht-drift rugwaarts open.
    Geen Godheyd heeft mijn Dicht gevoet.

Vergun my nu dan op gebeeden,
O Heemel! uw genegentheeden.
    O Vader Phaebus, rijk in schijn,
Verwaardig my uw heyl’ge lessen
In schaduw van uw Sang-Godessen,
    Ik sal in dienst de uwe sijn.

Toon my het Stam-boek van Minerve,
Van mars, van Bacchus, en sijn erve’
    Van Jupiter, en van Merkuur,
Van Pluto, Kastor, en sijn Broeder,
Van Triton, en van Venus, Moeder
    Van het verteerend Minne-vuur.

Ontvouw haar kracht, en werk na orden,
Hoe d’aardsche Mensch is God geworden,
    En meld de staat der Heemel-liën.
Maar hoe! hy swijgt en went sijn treede’.
Ga Blasius, voldoe uw beede,
    By hem, seyt hy, sult gy dit sien.

By hem, wiens weetenschap, so aardig,
Een Gooden-kroon, en meer, is waardig;
    By hem die uytmunt in verstand.
Hy, die een pronk is van sijn Vriende,
De tijtel na waardy verdiende
    Van Rechts-Geleerde in uw Land.


Uyt had hy. Wijl dan uw vermoogen
Heer Blasius ons stelt voor oogen
    De Stam van Caelus en Jupijn,
Beërft gy mee der Gooden-wooning
Als Gooden Tolk; tot meer belooning
    Sult gy op d’aard’ ons Huys-God sijn.

                MARIA DE KARPENTIER.

Amsterdam.



            Op de
        GESLACHT-BOOM
Der GODEN en GODINNEN, &c.
            van den
        Hoog-Geleerden Heer

JOAN. BLASIUS,

Der Beyden Rechten Doctor, en
    Advokaat voor den Ed. Hove
        van Holland.

DApp’re Helden die de trappen
Van Parnas’ met vlugge stappen
    Rustig pogen om den top
    Onvermoeyd’ te klat’ren op,

Sijt gy lustig om te klat’ren
Om door ’s Weerelds Rond te schat’ren,
    Om te tonen wat gewas
    Dat u groeyt in d’Herssen-kas?

Sijt gy driftig om Maronen,
Om Homeren of Nasonen
    Om Questieren, Vond’lens, Vos
    Uyt te tarten in het gros?

Lustig Geesten an de werken,
Leent hier Blasius sijn Vlerken,
    Vliegter mee tot boven stroom,
    Plukt sijn App’len van de Boom.
Dese Boom die sal u geven
’t Echte teelsel, pit en leven,
    ’t Onverbastert eel geslacht,
    Die oyt Prons op Pegas’ bragt.

Dese Boom sal u verkloeken
Sonder tal van grote Boeken,
    Sonder Hooft of Herssen-roe,
    Tot den Helikonis toe.
Prijs en dank sy dan geschonken
Blasius, die dus de vonken
    Heeft ontfonkt en aen-gestookt,
    Daar sijn geur voor Vesta rookt.

Wijse Geest en wilt niet rusten,
Soekt U vorder te verlusten
    In een waare Gooden-stof,
    Ons tot Troost, en God tot Lof.

                    SIBYLLE van GRIETHUYEN.

Stante pede.

Groningen den
I. van Oest-
maand. 1661.



Op de
GESLACHT-BOOM
Der GODEN en GODINNEN,
van de Heer
Mr. JOAN. BLASIUS,
Rechts-Geleerde.

    WAT baat de Dicht-kunst, als de Dichter stof ontbreekt,
En dat hy met de Bye geen Hoonig weet te lesen
    Uyt edel Bloem-gewas daar sap en geur insteekt?
Gewis, al wat hy schaft moet reuk en smaakloos wesen.
    So vierd d’onkundige ’t afgodisch Heiligdom
Van Naso en Homeer, in Roomsche en Griexsche dichten;
    Al wat maar Godlijk klinkt aenbid hy blind en dom;
Hy souw schier om den naam Altaar en Tempel stichten.
    Kom Rijmer scherp nu hier uw Dicht-genege geest.
Hier is den Hof, kiest, plukt, het edelste uyt de Bloemen,
    Die Naso en Homeer, en Pindaars hooge geest
Uytbeelde, en gy so vaak verkeerdlijk placht te roemen.
    Indien ons Vaderland ook groote Goden telt,
Die Bacchus, noch Jupijn, noch Mars, noch Phaebus wijkken,
    Godinnen die men by Diaan en Pallas stelt;
Gy moogt met haren naam uw Helde-sang verrijkken.

                        J. CABELJAU, J.C.

’s-Gravenhage.



Op den Vergaderden
GESLACHT-BOOM
DER
GODEN en GODINNEN, &c.
door den Hoog-geleerden
HEER, MR.
JOAN BLASIUS,
Rechts-Geleerde.

    DUs oopend Janus ’t Kerk gordijn
Van d’oud’ en eer geboorne Godheyd,
Misbruyker niet tot boert of sotheyd,
    Maar laats’ uw bet eerwaardig sijn:
    Gy trekt door ’t wijs gebruyk alleen
    Verborge kracht uyt hout en steen.

    Het oud vereewde Tempel-spook,
Door blinden yver aangebeeden,
Komt Blasius volmaakt ontleeden;
    Siet hier den Autaar, Vuyr en Rook,
    Doch wie haar Asch te veel bemint
    Maakt d’oude stof licht steeke blint.

    Blaast Blasius de Geesten op,
Neerduytsche Dichters wilt hem dankken,
Met lof, vol stof, en held’re klankken,
    En hijst U brand-seyl hoog in top,
    Der Dichtren hulk schept ruymer wint,
    Nu ’t aller Gooden oever vint.

    Demogorgon en al sijn saat
Van heel, en halv’, en minder Gooden
Wert ons in ’t Neerlants aangebooden,
    Gelijk ’t hier schoon voor oogen staat.
    Nu queekt geleertheyts recht bestel
    Der rijmren leersaam Poppe-spel.

    Hier vind g’een Stam, een Heil’ge Tronk,
Versien met duysende van looten,
Een Wonder-boom der grootste grooten
    Die met vergulde Lovers blonk:
    ’t Is niet voor ’t Rooms of Griex toneel,
    Maar voor ons Nederduyts geheel.

    Wie reegel-maatig Dichten kan,
Doch blint is in geleerde Taalen,
Kan alle Gooden t’saamen haalen,
    Gelijk den hoog-geleersten Man.
    Waar door? hy lees der Goon geboort,
    Noyt voor dees tijd op Duyts gehoort.

    Geleerd’en wakkre Leydenaar,
Vertaalder van verborge krachten!
Wat salme niet van U verwachten?
    Het schijnt U niet wil sijn te swaar.
    Uw vlijt is dubbeld’ eere waart,
    Die Wijsheid met genuchten paart.

            AREND van den BOSCH.

Embden.



Op de
GESLACHT-BOOM
van de Verzierde
GODEN en GODESSEN,
door de HEER MR.
JOAN BLASIUS,
Rechts-Geleerde.

DE tolk van ’t Roomsche Recht, die galm en wind kan wegen,
    En letter-bloemen saayt op akkers van papier,
    Die rotsen kneust, en ’t oor betovert met sijn Lier,
Had aan den Rhijn en ’t Y al naams genoeg gekregen:
Maar neen. Hy, moedig op so veel geluk en segen,
    Steeg hooger aan, en trad met Tabbaart en Laurier
    In ’t hof der Goôn. strax gaf hem Pallas een Banier,
Apol een Harp van Gout, en Mars een staalen Deegen.
    De Voorspraak, dus ge-eert, begaf sich in een hoek,
    En schreef vlugs uit de vuist, tot dankbaarheid, dit Boek
Van d’afkomst en ’t Geslacht der Goden en Godessen.
    Als Blasius nu wil, so werd hy daar gewijt.
    Dan raakt de weerelt hem, en ik de vrundschap quijt.
Wat Meester geeft, als hy, so aangenaame lessen!

                                                  D. TRAUDENIUS.

Leyden.



An miin opregtte Vriend en
Goedgunner,
De Heer Advokaat,
JOAN. BLASIUS,
Opregtte kenner der opregtte
Deugden.

Omne tulit punctum, qui miscuit
utile dulci.

TErwiil het hooge Raadhuis swiigt,
En dat de Pleit een einde kriigt,
Soo maant een hooger drift U aan,
Om tot een ander pligt te gaan.
Uw Riimerii houwt eewig stand,
En heeft sig teegen ’t Regt gekant,
Het Regt wil regt siin regt, en we’er
(Dies ik uw’ owden inborst leer)
De Riimerii wil U voor sig.
Gii die in saakken van gewig-
ten lofliik oordeeld’, oordeelt nu
Het e’elst’, de Riimerii; voor U
Het best’; en (sie! uw braave keur)
Gii digt ter eer der Joff’ren, heur
Vernuft, en Weetensgap kent Gii
Dog, sgoont mii, goede Vriend, ik mii
In uwe saakken dringg’ en mengg’,
Niet al te wel; waarom? geheng,
Ik seg’ ’t, sy draaven veel te hoog.
Geen sterfeliike tong’, nog oog,
Nog brein, kan priisen haar’ waardii
Na waard. nogtans uw Weetensgap
Gesteiigert op de hoogste trap
Doet elk verwonderen, en miin
Uw trouwe Vriend en Dienaar siin.

                GISB. de FARRERIS
                    LL.STUDIOS.

Aarnhem.



Op de Geslacht-boom der
GODEN &c. van
Mr. JOAN. BLASIUS,
RGde.

    GEswinde geest, wien voor den Throon
Van ’t Hemels heyr de pen te voeren
    Gegeven is, met welk een toon
Zal ik na recht den Cyther roeren?

    Ik sla geen snaaren, of gering
Valt sulk een klank aan Hemel ooren,
    Die plachten in der Goden kring
Akkoort van Engelen te hooren.

    Geseeten was de Heemel-raad,
Die alle na haar staat en orden
    Geplaatst, tot sulk een Heldendaat
Haar hoog-verlichten Schrijver porden.

    De Tijd-God gaf U wijslijk in
’t Herdenkken van verloope Jaaren,
    En deed van ’t grootste aanbegin,
Het Stam-recht in u breyn vergaren.

    So erfde uw schrander Herssen-vat
Het diepste der geheymenissen,
    En weet die onbekende schat,
Nu Heemel-tongen op te dissen.

    Men smaak maar eens die honingraat,
Die van dit Hybla af komt vloeyen,
    Of ’t geen Hymet te boven gaat,
Als selfs haar kruyden jeughdigst bloeyen.

    Te eng wort ’s werelds groot begrip
Voor ons vernuft, dat door de wolken
    Op steygert, en dringt boven ’t stip
Des Aard-kloots door de wervel-kolken.

    Treurt, treurt verlaten Helikon,
Te loor gaan al uw suyvr’re droppen,
    Nu hoeft voor Aganippes bron
Niet meer een paardehoef te kloppen.

    Haar beeken doen doch geen meer nut,
Want ons bestaan derft hooger draaven,
    En so den toom niet wierd gestut,
De Heemel selfs wierd ons geen haaven.


Continue

GESLACHT-BOOM
Der
GODEN EN GODINNEN,
met hun
VERGODE NAKOMELINGEN.

Hoewel dese verhandeling seer door elkander verwart ons Nakomelingen van de Oude is voorgedragen, sal ik echter pogen der Goden en Godinnen Geslacht-boom, door de minste omwegen, so uyt den duyster op te graven en voor te stellen, dat het (of schoon de Schrijvers in ’t verhalen der voorschreven Stam merklijk van malkander verschillen) op behoorlijk vervolg de Herssens sal konnen ingeprent worden, en den Leser in ’t lesen van d’oude en hedendaagsche dichters als een lichte baak verstrekken: Want het is by een yder kenlijk, dat de kennis van dese Stam tot een volkomen Dichter behoort, anderssins sal hy sich genoodsaakt voelen de bladeren van al onse Schrijvers met schande en onwetentheyd om te keren; en niet kunnen verstaan, ’t geen de aldergeringste in sijn voor-reden ter baan brengt. Het sal dan (mijns bedunkens) t’enemaal nodig wesen de schacht op ’t papier te setten, trachtende, dat dit gedeelte der menschlijke welspreekentheyd onse Nederduytsche Mede-Dichters door dusdanigen middel sal mogen bekent en gemeen worden.
    Alle verçieringen hebben haar eerste oorsprongk, of uyt de natuur en eygenschap der saken self; of uyt het gebruyk der Menschen: want doenmen (om ’t voorbeeld van onsen Cicero hier in te volgen) de veranderingen der Tijden wilde bekent maken, vertoonde men Saturnus, die sijn eyge kroost op at, om dat; so te seggen, de Tijd de Tijd verslint. En om dat de Lucht so dicht by ’t Vuyr is, heeftmen dit Iuno, dat Iupiter verdicht te wesen, en by gevolg Suster en Broeder, Gemaal en Gemalin.
    Uyt sulke gronden spruyten so veel Telingen der Goden, wonderbare Huwlijken, ongewone Op- en Onder-gangen, waar van een eerbaar gemoed in ’t verhandelen der natuurlijke saken met recht een afkeer gevoelt. In ’t kort; men heeft bevonden, dat de hoedanigheden der onreedlijke dingen door de oeffeningen en manieren der menschen; en de menschelijke in tegendeel door saken van andere hoedanigheyd onder poëtische verçieringen ontvouwt wierden. De verborge waarheyd duykt onder de Geleerde, en berust niet alleen met blote vertellingen. Een nieuwlijx ingewijden en jongen Dichter sal dienvolgende na de wijs der Oude de vryheyd van ook ytwes te verçieren sich mogen aanmatigen. Om dit gemaklijker en gevoeglijker uyt te voeren sal ’t hem meest geraden sijn, dat hy so stip by de ontleende gelijkkenissen blijf, als of hy die alleen scheen te willen verhandelen. Op sulk een wijs vintmen Donder en Blixem onder de Werk-kamer van Vulkanus en diergelijke meer bij Comes en andere verdicht. Het verstand ten vollen hier van onderrecht sijnde sal ’t selve als een Licht in duysternis kunnen gebruyken.
    Ons voorneem is tegenwoordigh niet, al de omstandigheden der verçieringen hier ter plaats voor te stellen, maar alleenlijk so veel, als ’er sou mogen vereyscht worden tot verklaring en naavolging der oude Dighters, want by sommige onser eeuw bespeurtmen in dese stof gebrek van Boekken, by sommige het missen van Leer-meesters; by sommige de wijtlopigheyd niet in een getrokken.
    Om ’t selve nu dan grondelijk te leeren, moetmen voor eerst weten, datter
    GODEN geweest sijn in den Hemel,
    GODENop de Aarde,
    en GODENtot wraak der quaatdoenders in de HEL.
    Hier uyt ontstaat haar verdelingen in Hemelsche, Aardsche en Onder-aardsche.
    Onder de menschen wierden etlijke (na verscheydenheyd der volckeren en hun by-geloof) voor Goden geviert.
    Ik swijg van de Perssen, die behalven de Son en de Maan (Goden by alle geslaghten gemeen) al de andere Elementen, als d’Aarde, ’t Vuyr, het Water en de Lucht aanbaden; doch niet in Tempels, overmits sy waanden, haar Godheyd niet kon besloten worden. Ik sal hier nu ook niet reppen van de Egyptenaars, die behalven Osiris, Isis, Anabis, Neptunus, Juno, Vesta, Themis, de Susters der bevalligheden [Gratia], en Waternymfen, ook verscheyde soorten van gedierten, Ossen, Honden, Katten, Swanen, Krokodillen, Vossen, Aalen, den Phoenix, en gewassen, als Look, Ajuyn, &c. godlijke eer bewesen.
    De Goden der Griekken en Romeynen sullen wy hier voornamentlijk afbeelden, om dat dese natie, gelijk in andere saken, ook in Gods-diensten en Afgoderyen aldermeest is vernoemt geweest, en alle verçieringen door dese vermengingen verduystert hebben; so dat men, ten sy yemand het selve als onbekend en niet verstaande wil over slaan, met dese kennis noodsaaklijk moet versien wesen. Sonder langer inleyding sal ik dan de saak op ’t kortst het mooglijk is aangrijpen, en in volgender voegen afdoen.
    De Letter-kundighe Hygyn treckt der Goden-stam van lager op, als andere.
    Uyt de Duysternis ontstond volgens sijn mening een Ruwe vermenging [Chaos].
    Uyt de Duysternis en Chaos sproten de Nacht, de Dag, de Lucht [Aether] en de Hel [Erebus].
    Uit de Lucht en de Dag weder Hemel, Aard, en See.
    Uit de Lucht en d’Aarde, d’Oceaan [Oceanus], Tethys, Pontus, Themis, Titanus, Saturnus, Tartarus: andere voegen hier bij Rhea, Mnemosijne, en Phoebe.
    Uit de Aarde [Terra] en de Hel [Tartarus of Erebus], De Reusen als met namen Enceladus, Ephialtes, Typhon, Astraeus, Iapetus.
    Uit Pontus en de See, de See-Nymfen, als te weten Hestiaea, Ianthe, Polyxo Eurynome, Rhodope, Argia.
    Uit Nereus en Doris, de Rivier- of Vloet-nymfen, als Glauce, Cymodoce, Galatea, Deïopea, Arethusa, Euridice, Leucothoe.
    Uit de Nacht en de Hel [Erebus] seytmen voortgekomen te wesen het Noodlod, d’Ouderdom, Armoede, Siekte, Honger, de Schik-Godinnen [Parcae], Logen, Nijdigheyd, Hartnekkigheyd, Wraak [Nemeses], Tweedraght, Slaap, het Droomen en Sluymeren.
    Aldus hebben de verçieringe volgens onse Godlijke Schepping bij de Hebreeuwen haar eerste aanvang genomen. Nu sal ’t van noden sijn van de Goden self en haar voortteling gewag te maken, beginsel soekkende met den Inwoonder der hemelen, bij ons geheten CAELUS.

        CAELUS

Eygent sich in den Hemel (genoemt Caelum) de eerste plaats, dewelke uit de AARDE [Vesta] voortgeteelt heeft Saturnus, Opis of Rhea, Caeus, Iapetus, Titan, Oceanus, Tethys, Mnemosijne, Phoebe, Thia, Themis, Hyperion en de Reusen.
Van dese is
    SATURNUS (sijn Vaders rijk ervende) gestelt over het Gestarnt.
    TITAN over de Aarde.
    OCEANUS en Tethys voer de See.
    MNEMOSYNE over de Vrye Konsten.
    THEMIS over de Gerechtigheyd.
    PHOEBE over de Nacht.
    HYPERION over de Dag.

        THEMIS

het huwelijk met Jupiter afgeslagen hebbende, wierd van hem gestelt tot een Moeder der Burgerlijke wetenschappen.
Haar Orakel is overoud in Baeotien, weshalve sij een Waarsegster van Ovidius geheten wierd.

        ASTREA

Dochter van Themis en Iupiter, wierd van haar Moeder op de wereld gesonden, doch daar gehoont sijnde, is na ’t verloop van een eeuw van hier weder opgevlogen.

        MNEMOSYNE

Moeder der Negen Musen, heeft dese op den berg Pierius in Thessalien uit Iupiter, gebaart, welke op de berg Parnassus onder Apollo gestelt wierden.
    De Thespiensers hebben haar de spelen en desselfs prijsen toegewijt.
    Dese IX, met vleeslijke wellusten van Venus aangeprikkelt sijnde, hebben Adonis haar liefste knaap tot wraak gedoot, waar over Thamyras, een aartig dichter en Sanger met dese Sang-Godessen in strijd trat, met voorwaarde, datse, van hem overwonnen, met hem souwden getrouwt worden, maar hy in Harp-spel overtroffen en d’ogen hem uytgesteken sijnde, leerde datmen gelijk met gelijk most bestaan.
    ’t En kan verder niet ondienstig sijn, der Sang-heldinnen in eygentlijke werkingen en uytgevonde spelen bekent te maaken; dese Latijnse Regeltjes vervatten hun eygenschappen:

    Calliope Heroes, Clio Acta, Thalisque ludit
    Comica, Melpomene Tragica, & Polymneïa Mimos,
    Terpsichoren Cithara ac Euterpen Tibia mansit,
    Gaudet amans Eratoque Lyrae, Uraniaque Polorum.

In onse Moeder-spraak vertaal ik ’t aldus.

    De Eerste, Kallioop, verbreyd de oorlogs-Helden.
    De Tweede, Klio, poogt hun vroome Daân te melden.
        Thalia, Derde, noyt een Bly Tooneel verveelt.
        Melpoom, de Vierde, schreyt wanneermen treurig speelt.
    Polymnia, de Vijfd’, draagt nu een Kap, dan Myter.
    De Seste, Terpsichoor, vermaakt sich met de Cyter.
        De Sevende, Euterp, queelt op een schelle Fluyt.
        De Achtste, Erato, door Lier-sang Liefde uyt.
    Uraan, de Negende, beschrijft de Hemel-Polen.
    Dus heeft Apollo elk, wat nodig is, bevolen.

        HYPERION

uyt sijn Suster THIA, de Son, Maan en Daageraad voortgeteelt hebbende, is door sijn samen-swerende Broeders (die na sijn Rijk stonden) deerlijk omgebracht.

        DE SON

sijn schoonste Soon in den Eridaan [Eridanus] gedompelt sijnde, heeft

        DE MAAN

als sijn Suster t’sijnder Liefde haar ook in ’t water verborgen. Doch de Son (ook Titan na sijn Oom geheten) met sijn Suster weder ten Hemel gevoert sijnde, slapen alle nacht in de huysing van Tethys en d’Oceaan: alwaar hy des morgens van de Uren [Horae] opgewekt, met sijn wagen den Hemel berent, voortgetrokken wordende van de Vier uyt hun neus vuyr-blasende Paarden, Pyrois, Phlegon, Aeous en Aethon.
De Maan laat sich voort trekken van 2. Paarden, (andre meenen Ossen) nu witte, nu swarte, dan gesprengkelde.

        PHAËTON

Soon van de SON en Nymf KLYMENE van Epaphus Jupiters Soon voor onecht gescholden, verkreeg van sijn Vader verlof, om sijn Sonne-koets eens te mogen mennen. Maar uyt vrees voor den Scorpioen in den Hemel van de weg afdwalende, en dese Landen te seer verkoelende, geene te veel verhittende, is met Iupijns blixem geslagen, en aan den oever der Rivier Eridanus dood gevallen. Sijn Susters Phaëthusa, Lampetia, Phoebe en Iapete de Siciliaansche weyden (alwaarse haar Vaders Vee hoeden) verlatende, beschreyden hem aan den Eridaan, totse in Elsen-bomen verandert wierden, Amber voor tranen stortende.

        DE DAAGERAAD

Suster van de Son en Maan, geboren van Hyperion en Thia doet haar kar voort halen, nu van 2, dan 4 Paarden, witte ofte saffraan-werwde.
    Dese uyt Astraeus bevrucht sijnde heeft de Winden gebaart.

        D’OCEAAN of PONTUS

God der Rivieren, Soon van Caelus en Vesta heeft sijn Suster Tethys in d’Echt gehad, by wien hy Amphitrite, Gemalin van Neptunus en Moeder der Nymfen voortgeteelt heeft.
    Parthenope baarde hem 2 Dochters, Europe en Thrace.
    Pompholyge
ook 2, als Asia en Lybia.
    In alles worden hem 30000 Kinders toegeschreven, van welke Callirhoe, Philyra, Perseis, Xanthe, Daira, Ianthe, Electra, Thyche, Doris, Aethra, Ocyrhoe, Klymene en Plejone de voornaamste sijn.

        NEREUS

Soon van Oceanus en Tethys, Egeesche See-voogt by sijn eygen Suster Doris 50. Dochters verwekt, Nereides [See-nymfen], dat is, Dochters van Nereus geheten, onder welke Halia, Spio, Pasithea, Glauce, Cymodoce en Ligea groene kruynen hebben, en de wagen van Triton al huppelende omringen.

        PHORCUS of PHORCYS

Geboren van de Aarde en See, won by sijn Gemalin eene Dochter, Thoosa: dese baarde by Neptunus den een-oogigen Reus Polyphemus, die, de Nymf Galatea beminnende, sijn medevryer Acis met een key gedoot heeft.
    Ook heeft hy voortgeteelt Medusa, Stenyo, Euryale, die de Eylanden der Aethiopische See bewoonden. Dese voerden vleugels, ysere handen, en een geslangde paruyk, al wie haar quam te aanschouwen, wierd in Steen verwisselt. Perseus, Jupiters Soon, tegen dese oorlog voerende, wapende sich met de Voet-vleugels van Merkurius, het Schild van Pallas, en de Helmet van Pluto, en heeft op dese wijs het hooft van Medusa, haar Koningin, afgehouwen, uyt welkers bloed sijn Paard Pegasus gesproten.
    Behalven dese bracht hem Hekate ook noch 2 Dochters ter weerelt, als Scylla en Charybdis.
    Andere trekken

        SCYLLAAS

Geboorte niet van Phorcus, maar Nisus, Megarenser Koningk, dewelke haar Vaders hayr (die der en anders niet sterven kon) ter liefde van Minois afgeknipt heeft; haar Vaders Rijk en de Stad Nisaea aan de Atheniensers verradelijk overgegeven: Minois echter een afkeer van haar gevoelende, heeft ’er in See gedompelt, alwaarse door Goden wraak in een See-Monsters herschept wierd.

        CHARYBDIS

Een vratig Wijf, Herkules, die de Ossen van Geryon weg dreef, een getal derselver onstolen hebbende, wierd door Iupijns blixem geslagen (andere willen, van Herkules gedoot) in sulk een See-Monster verwisselt, heersende in de Siciliaansche See, waar tegen over haar Suster Scylla geplaatst is.

        ACHELOUS

Soon van Oceanus en Tethys, Koningk van Aetolien, heeft de Rivier Thoas, uyt de Berg Pindus springende de naam gegeven. Dese met Herkules om Dejanira, Dochter van Oeneus, Kaledoonsche Koningk, kampende, doch Herkules de sterkste merkende, heeft sich eerst in een Slang verandert, doen in een Stier, wiens hoorn Herkules af hieuw, doch om ’t selve weer te krijgen, most Achelous hem het Hoorn van Amalthea vereren.
    Sijn twe Dochters Kallirhoe en Kastalia op ’t aanraden van Iuno de Musen ten Sang-strijd uytgedaagt hebbende, moesten haar Veders (wantse waren gevleugelt) verliesen, waar van de Musen sich selfs namaals kronen vlochten. Sijn Dochter Dirce wierd in een Rivier na haar naam verandert, waar in Bacchus, eerst geboren sijnde, is afgespoelt.
    Desen Achelous heeft mede by Terpsichore (andere menen by Melpomene; andere Kalliope; andere Sterope,) de

        SIRENEN

geteelt, als namentlijk Parthenope, Leukosia, Ligea, Aglaope, Pisenoe, Thelxropia; van de welke de ene door Sang-kunst, de andere door Fluyt-kunst, de derde door Snaren-spel uytmunte.
    Van onder en tot’er navel gelekense Vogels; (of, gelijk’et sommige duyden, Vissen) van daar opwaarts verbeeldense Maagden, die door aanlokkend gesang de aanhoorders eerst in slaap trokken, en dan in ’t water dompelden.

        CEPHISSUS

Soon van Oceanus en Vesta, heeft by de Nymf Lyriope, een Jongeling

        NARCISSUS

voortgeteelt, op wien de

        ECHO

sonder uytkomst verlieft wesende, sich herschiep, in een Rots, de blote stem behoudende. En Narcissus door de wild-jacht vermoeyt sijnde, sijn schoon gelaat, waar op hy self verlieft was, in een bron siende, wierd verandert in een Bloem na sijn Naam. Proserpina, willende dese plukken, wierd van Pluto geschaakt.

        NEMESIS

Dochter van Oceanus en Tethys, om Iupiters lagen te ontkomen, verwisselde sich in een Gans. Hy dit vermerkende heeft de gedaante van een Swaan aangenomen, en een Ey by haar geleyt, ’t welk aan Leda, Huysvrouw van Tyndarus, Koningk van Lakonien door een Harder wierd behandigt, waar uytse Helena, Kastor en Pollux voortbroeyde.
    Andere menen, dat Leda self uyt Iupiter, in een Swaan verkeert, dit Ey ontfangen heeft.

        FORTUNA

Dochter van den Oceaan, gestelt over de veranderingen van ’t weerelts-leven, der Regten en der Heerschappyen, wort van verscheyde om haar verscheydenheyd op verscheyde wijs uytgebeelt. Meermaals wortse blind vertoont, ook dikwils hoese voortgetrokken wort van blinde Paarden. Andere verçieren haar den Hemel op haar schouders torsende, met het hoorn van Amalthea in de hand.
    By andere vintmense Vuur in de Rechter hand, en in haar Linker water dragen.
    De Manlijke Fortuyn wierd by de Romers van die geen, dewelke sich gedachten in den Echt te begeven, heylig geviert.
    De Vrouwlijke Fortuyn wierd als kaal en kleen en van goede hoop sijnde en ook omsiende verbeelt: Staande nu op een Ronde, dan op een vierkante Steen: nu sittende; dan sonder Voeten, maar met vleugels.

        THETIS

Dochter van Nereus en Chiron, is verscheyden van Thetys, Vrouw van Oceanus: schoon beyde See-Godinnen.
    Dese te vergeefs der Goden Huwelijk afslaande, is eyndelijk door list van Peleus met hem geecht. Doen op dese haar Huwelijx Feest al de Goden tegenwoordig waren, uytgesondert de Godin Eris, sijnde de Tweedragt, wierd door deselve, als hier sich door gehoont rekenend, een Gulden Appel in ’t midden der Hoogtijd geworpen, met op-schrift (detur pulcherrimae) dat die de alder-schoonste most gegeven worden; waar uyt namaals de bekende twist tusschen Iuno, Pallas, en Venus oprees, die doch naa ’t oordeel van Paris (aanwiense de schone Helene, Gemalin van Menelaus Griex Koningk tot beloning beloofde) den appel t’harer lof weg droeg.
    Verder wierden de nieuw-gehuwden van yder God begiftigd.
    Pluto vereerde haar met een onvergelijklijke Smaragd.
    Neptunus met een Mes.
    Andere met uytmuntende gaven.
Uyt dese ontsproot Achilles, waar van in ’t volgende.

        THETYS

Vrouw van Oceanus baarde hem Ephyre, getrouwt met Epimetheus; en Klytie, gelief koost van Apollo, doch schandelijk van hem verlaten, om datse Leukothoe en haar Mans dievery, haar Vader Orchamus openbaarde. Sy om galose droefheyd en liefde, waar over sich de Goden erbarmende wierd in de Sonne-bloem herschapen.

        SATURNUS

Soon van Caelus en Vesta was geëcht met sijn volle Suster Rhea, die by andere Isis, Cybele, Berecynthia, Adea, Vesta, Dyndimene, Pylena, en ook Pandora genoemt wort.

        RHEA

Baarde hem veel Kinderen, doch hij atse al op, voldoende de beloften, die sijn Moeder Vesta, aan sijn Broeder Titan met eeden gestaaft had, dat Saturnus sijn Vaders Rijk souw aanvaarden, doch met voorwaarde, dat hy geen Soon souw opvoeden, of in ’t leven laten. Rhea nu op een seekeren tijd Twelingen als Iupiter en Iuno barende, liet hem in ’t gebergte Ida, onder ’t geschreeuw der Korybanten, om niet te horen, opbrengen: doch Saturnus dit gewaar wordende heeft het Kind geeyst, diense een Steen met laken bewonden in de hand stopte, doch niet te min van hem wierd opgeslokt. Even so verborgen hieldse mede haar kinders Pluto en Glauca, Neptunus en Ceres.
    Titan dit ter oor komende, heeft hem met sijn Soons aangerant, gegrepen en met banden geknevelt. Tegen dese sette sich Iupiter, nu volwassen, moedig op, en overwontse, sich bekleet hebbende op ’t aanraden van Themis met de huyd van de Geyt van Almathea.
    Saturnus door ’t Orakel gewaarschouwt, dat Iupiter in sijn plaats heerschen sou, heeft alle list en lagen aangewent om hem aan kant te helpen, Iupiter echter door hulp van wapens hem vermeesterende heeft hem weder geboeyt, sijn Manlijkheyd afgesneden en in ’t water gesmeten, waar uyt eenig schuym opborrelende, Venus haar oorspronk nam, die van dit schuym boots-wijse in een spoelende, aan land geset wierd.
    Dese Straf betaamde Saturnus, die sijn Vader Caelus (om dat hy sijn Broeders de Reusen uyt de Hel verlost had) ook so mis handelt had, uyt wiens bloed de drie Rasernyen [Furien] Alecto, Megoera en Tisiphone gesproten sijn.
    Dese Reusen (uytgesondert Polyphemus en Harpes) waren met hun drien meest beroemt,

        PYRACMON, STEROPES

        en BRONTES,

Die, Vulkaans Knegten en den Berg Aetnâ, Iupiter tegen Saturnus te hulp quamen. En na de voltrokke schermutseling aan Pluto een onquetsbaren Helm, aan Neptunus een drie-tandigen Gaffel en aan Iupiter den Donder en Blixem vereerden.

        JAPETUS

Mede een Reus, en niet minder van kragten, Koningk van Thessalien, teelde by Klymene (andere meenen Asia) een Nymf, sijn Soon

        HESPERUS

dewelke, van sijn Broeder in Italien verjaagt sijnde, de kust Hesperien aldus genoemt heeft.
    Men seyt dat dese op den Berg Atlas de Starren besichtigende, ten Hemel is opgenomen, en daar de Star van Hesperus [De Avond-star] verbeelt.
    Atlas, Prometheus en Epimetheus waren mede Soons van Iapetus.

        ATLAS

Teelde de Nymfen, na haar Oom Herperus,

        HESPERIDES

geheeten, met namen Aegle, Arethusa en Hesperethusa.
    Dese warent, in wiens hof de Boomen in Africa, Gulde Appels droegen, die Herkules, schoonse van een Draak bewaart wierden, van Eurystheus uytgestuurt, niettemin darde afplukken.
    Desen Atlas heeft noch by sijn Vrouw Plejone, Seven Dochters verwekt, Electra, Alcinoe, Celaeno, Maja, Asterope, Taygete en Merope. (Wiens Star selden verschijnt, als sich schamende, datse aan een sterflijk Mensch Sisyphus verlooft waar.) Dese Gesellinnen van Diana, ontliepen, om haar Maagdom te beschermen, haar vervolger Orion, tot eyndelijk Jupiter over hen erbarmende, haar gesamentlijk ten Hemel opnam, en stelde hun starren op de Rug van de Stier, sijnde de

        SEVEN-STAR.

    Haar andere Gesusters ook Seven in tal (of, gelijk sommige meenen Twaalf) wiens Broeder Hyas van een Leeuw in ’t bosch verslonden, hebben om sijn dood soo’n misbaar aangestelt, datse van Jupiter mede ten Hemel gevoert wierden, en haar Starren geplaatst in ’t Hooft van de Stier.
    Hun Op- en Ondergang boodschapt Regen.
    Men heeft se genoemt Eudoxa, Ambrosia, Pasithoe, Cerone, Plexaris, Pytho en Tyche.
    Atlas gewaarschouwt sich voor Iupiters Soon te wachten, en Perseus derhalven niet willende huysvesten, wierd, het Slang-rijk hooft van Medusa siende, in den Berg na sijn naam (Atlas) verandert.

        PROMETHEUS

Soon van desen Iapetus offerde Jupiter eertijds 2 Stieren, waar van de eene onder het Vel een hol geraamte verbergde. Iupiter, dien hy de keur van dese Twee vergunde, van dit bedrog kennis dragende, verkoos het bedekte geraamte, en, om ’t godloos menschlijk geslacht te straffen, ontnam hun het Vuyr. Maar Prometheus door hulp van Pallas ten Hemel gevoert, ontstak een stok aan ’t Sonne-rad en bracht het vuyr dus weder op d’aarde. Hy schiep by gelegentheyd met sijn broeder te gelijk een Vrouw-Mensch uyt Kley, haar begiftigende met de Vrees van een Haas, Gramschap van een Leeuw, argheyd van een Vos, Hoogmoed van een Pauw en een Hemelschen yver. Enige hem by Jupiter hier over aanklagende wierden tot loon met Hebe dat is een eeuwig durende jonkheyd beschonken, doense dese onachtsaam op een Esel voerden, keerde den dorstigen Esel sijn gang na de beek, alwaar hy de Slangen, sijn voortgang hem belettende, met dit beding een durende-jonckheyd most beloven, dat hem een dronk waters mocht vergunt worden.
    Om Prometheus te straffen, maakte hem Jupiter, door fijn werk-meester Vulkanus, een ander Vrouw-Mensch tegen, geheten

        PANDORA

Overmits yder Godheyd, haar geschenken by bracht.
Pallas vereerde haar met Wijsheyd.
Merkurius
met Welsprekentheyd.
Venus
met bevallige Schoonheyd.
Apollo
met Sang-kunst.
Iupiter
met een Doos, vervult met alderhande soorte van Pest en Ongesontheyd, om die aan Prometheus weder te vereeren.
Prometheus met voorsichtigheyd sulx niet aanvaardende, ontfongse echter Epimetheus, en die geopent hebbende, onvloog’er een drift van quaat: de blote hoop bleef door sijn schielijk weder toe-sluyten op de grond berusten.
    Eyndelijk wierd

        EPIMETHEUS

Om sijn Vreesachtigheyd in een Aap verandert, en na de Pithekusche Eylanden versonden.
    Prometheus wierd aan den Berg Kaukasus vast gehecht, daar een Arend door het gestadig pikken sijn aangroeyende Lever verteerde. Doen hy nu eyndelijk, het Huwlijk met Tethys, Iupiter ontraden had, om Achilles, die uyt haar souw geboren worden, en hem te vresen stond (of om dat hy Herkules de weg na de gulde Hespers Appels getoont had) is sijn Lever-knagenden Arend door sijn Pijlen doorschoten, en hy in deser vroegen op vrye voeten gestelt.
    Uyt Prometheus wierd geboren

        DEUCALION,

Koningk van Thessalien, die de Goden aangenaam sijnde (om dies wil hy d’eerste Offerhanden en Kerk-dienst hun had toegewijt) met sijn Vrouw

        PYRRHA,

doen de weereld door een Sond-vloed t’onderging, sich in een Ark begaf, en op den Berg Parnas omdreef, tot hem eyndelijk naa ’t vallen der wateren door ’t Orakel van Themis opgeleyt wierd, om de gebeenderen der Gemeene Moeder, dat is, de Steenen des Aardbodems te gelijk achter over hen schouders te werpen; waar uyt doen weder op nieuw het menschelijk geslacht ontstond, uyt sijn Steen-gegoy Mans, uyt haar Vrouwen- Schepsels.
    Op dese wijs sijn de Reusen voortgeteelt, die voor den Donderaar en Blixemdrager, Iupiter moesten swichten. Dese Iupiter (sijn Vader Saturnus nu uyt ’et Rijk verstoten sijnde) heeft met sijn Gebroeders Neptunus en Pluto het geheele Koningkrijk verdeelt, so dat hy als d’Oudste sich den Heemel toe-eygende; Neptunus, als middelste, de See; Pluto, als jongste, het onderste, de Hel.
    Saturnus lande als balling in Italien, alwaar den Koningk Ianus hem in een gedeelte van sijn rijk stelde, de manier van land-bouwery van hem geleert hebbende.
    Dese Twee hebben ’t eerste gelt gemunt, en sijn voortplanters der gulde eeuw geweest.

        JANUS

Als een Soon* des Aardrijx wierd menigvoudig van de sijne geviert; nu, als verbeeldende een dubbeld aangesicht, siende naa ’t verleden en toekomende; nu, als met een vierdubbeld aangesicht hem vertonende, oversiende de vier deelen der weereld. Een voorbeeld van Prinslijke voorsichtigheyd.
    Twaalf Autaaren met het getal der Jaarmaanden over een stemmende waren hem opgerecht.
    Inde Rechter hand voerde hy een getal van 300, in de linkker, 65: de jaardagen hier meed’ aanwijsende.
    Roeden droeg hy, als om alles te besturen.
    Sleutels, om dat hy al de deuren en sloten kon op doen.
    Romulus bouwde hem de eerste Tempel, dewelke door Koningk Numaas insetting ten tijden van het oorlog altoos open stond, om den vyand derwaarts te kunnen ontvluchten: by tijd van Vrede vontmense gesloten, ’t welk, gedurende het Roomsche gemeene best maar driemaals geschiet is; 1. onder Numa Pompilius, de Tweede Koningk van Romen. 2. naa ’t eyndigen van den tweeden Punischen oorlog. 3. na de volvoerende Attiaaksche krijg.
    Dus verre van ’t Reusen-tal en hun stam. Het verhaal van de Nasaten van Saturnus word tegenwoordig mede vereyst.

        JUPITER

Oudste Soon van Saturnus en Opis, wort geseyt by de Messeniers opgequeekt te sijn; andere schrijven de Arkadiers die eer toe: doch het gemeen gevoelen is (gelijk wy hier voor ook aangeroert hebben) dat hy in Ida, een berg in Kreten, onder het gejuyg der offerende Priesters [Corbyanten] opgevoed is; het sy met Bye-honingk, wiens doemaals See-groene coleur hy in goude verandert heeft; het sy met Melk van de Geyt Olenia, dien hy naderhand verstorven onder het gestarnte gestelt heeft; sijn schild met haar vel bekledende, en derhalven en Aegis genoemt.
    Haar Hoorn het welk met overvloed van allerhande vruchten opgevult was en na begeren uytstorte, schonk hy aan Amalthea, die met haar Suster Melissa, Dochter van den Kretenser Koningk Melissus sijn Voedster geweest waar.
    Andere schrijven hem opgebracht te sijn van Duyven en een Arend met Nectar, weshalven den Arend, hem tegens de Reusen d’overhand voorseyt hebbende, altoos sijn Blixemdrager verstrekte, en hem eyndelijk als sijn eygen onder het starren getal gerekent.
    Sijn Vaders Koningkrijk tegens het stormen der Reusen door middel van sijn Suster

        VESTA

(of d’Aarde) verdedigt hebbende, beloofde haar te sullen geven, so veel sy eyste, dese begeerde niet dan alleenlijk een eeuwige suyvere Maagdom, en de eerstelingen der vruchten die de Goden opgeoffert wierden.
    Onder de Huys-Goden is sy de oudste.
    Van Aenas, na de Romeyen overgaande, wierdse voor hun deuren uytgebeelt: eyndelijk is sy door Numaas instelling in een bysondere kerk en by-een-komst van Maagden so heylig gehouwden, dat haar Autaar van een altoos durend-vuyr gestadig glom; ’t welke uytgedooft sijnde, nergens als aan ’t Sonne-vuyr weer kon ontsteken worden: en het wierd noch tot een quaad voorspook van den Burgerlijken krijg tusschen Caesar en Pompaeus helaas! ’t enemaal uytgelest.
    Haar Maagden, diese in haar Rey had, waren van xvj. Jaar, en wierden genoodsaakt haar Maagdom 30 Jaren lang, gedurende den tijd, datse haar ten dienst waren, suyver te behouden.
    Diemen op Hoerery of andere onkuysheyd betrapte, wierd Levendig met Melk en Brood onder de aarde begraven.
    Haar eer en ontsag was so groot, dat self de Burgermeesters haar op de weg te gemoed komende, ter sijden afweken; ja, men achten ’t een gruwel, indien men door haar tusschenspraak geen doodelije vyandschap ter neder sette.
    Dusdanigen gunst wierd Vesta van haar Broeder Iupiter bewesen.
    Wijl verders geen vruchten, gedierten, noch menschen sonder toedoen des hemels op d’aarde konden ontstaan, wort Iupiter veeler Vrouwen Man, en veler Kinderen Vader geheten, sijn gedaante, naa ’t breyn wisselen der Poëten, niet selden verwisselende, volgens het gewone Latijnsche vaarsje;

    Fit Taurus, Cygnus, Satyrusque, Aurumque ob amorem
        Europae, Ledes, Antiopes, Danaës.

            Dat is,

    Wie kan de starke drift van Pafos wicht bediss’len
    Indien de Godheyd swicht? Most niet Iupijn verwiss’len
        In Satyr, Stier en Swaan, en Gout, op minne-hoop
        Van Leda, Danaë, Euroop’ en Antioop’?

        EUROPA

Dochter van Agenor, Koningk der Phoeniciers, wierd met een Schip, het teeken van een Stier voerende, na Kreten overgescheept, waar van de vertelling van Iupiters verwisseling in een Stier ontstaan is.
    By dese heeft hy voortgeteelt Minos, Rhadamanthus, en Aeacus Rechters in de Hel, en Sarpedon Koningk van Lycien, voor Troyen gedoot: van de welke hier na sal gehandelt worden.
    De Gedaante van een Swaan nam hy aan om

        LEDA

Gemalin van Tyndarus, Koningk van Sparta, te bedriegen, die hem twee Eyers leyde, uyt het eene Kastor en Klytemenestra, uyt het ander Pollux en Helena voortbroeyende.
    Pollux de onsterflijkheyd van sijn Vader verkregen hebbende, most die met sijn broeder Kastor door beurt-wijs leven en sterven verdelen

        ANTIOPE

Gemalin van Lukus, Thebaans Koningk, wierd by Iupiter een Satyr schijnende, met Amphion en Zethus beswangert, diese, ter weerelt gebragt sijnde, de Herders op den Berg Cytheron in Baeotien om op te queeken overleverde.

        LUKUS

Antiope verachtende en Dirce in haar plaats ten echt nemende wierd van dese sijne twee bastert Soons uyt het rijk verdreven, en

        DIRCE

aan de Staart van een Stier gebonden, en verscheurt, die eyndelijk door Bacchus uyt medelijden in een Rivier na haar naam verandert is. Antiope, om het begane overspel haar Vader Nykteus vresende, vluchte in Sicyonien naar Epopeus, maar Nykteus door strijden hem overwonnen en verslagende hebbende bragt Antiope verder rugwaarts.
Amphion en Zethus waren seer ervaren in de Sang-kunst.

        AMPHION

Die van Apollo, de Negen Sang-Godessen en Merkurius met een Harp vereert wierd, was mede by Kadmus die de muuren van Theben ten puynhoop beukte. Doch op het betoverend Amphions Harpen-Spel, ley sich de ene steen weder op d’ ander, de gedaante van een Muur op nieuws ontfangende. Den Macedoonse Koningk die belegert houdende, heeftse niet kunnen om veer werpen, dan door de erbarmlijke Fluyt-klank van Ismenius. Amphion sich in ’t laatste op sijn Kunstrijk Spelen verhovaardigende, stelde sich boven Latona en Apollo, waar over de Goden vergramt hem en sijn geheel huysgesin door pest t’ onder bragten.

        DANAE

Dochter van Akrisius, Koningk der Griekken, dient hier mede verhaalt.
    Hem door ’t Orakel voorseyt sijnde, dat hij van sijn Dochters Soon souw omgebragt worden, sloot haar op, om sulx voor te komen, in een hogen Toorn. Iupiter in een Gulden Regen sich veranderende, en haar Maagdlijk Schootje bedruypende, teelde Perseus. Akrisius sloot hem met sijn moeder Danaë in een Kist, en dompelde hun in See, doch de Kist aan het strand van Daunia aangespoelt wesende, wierd Danaë van Pilumnus daar ter plaatse Koningk, ten huwlijk genomen.
    Andere seggen, datse aan Seriphus is aangedreven, en met Polydektius getrouwt.

        PERSEUS

nu volwassen begaf sich na Larissa, alwaar hy in een kamp-gevecht, naa’t Jaar-gebruyk daar aangestelt, sijn Groot-Vader Akrisius op ’t onversienste door sijn werp soo’n wond by bragt, die hem de dood veroorsaakte.

        ANDROMEDA

Dochter van Cepheus en Kassiope, van de Vloet-Nymphen (om dat Kassiope haar eygen schoonheyd hoger stelde, als de haare) aan een Klip de See-monsters ellendig voor-gestelt, wierd door Perseus verlost, en hem eygen.

        PHINEUS

de broeder van Cepheus, sich hier tegen stellende, wierd, het hooft van Medusa in Perseus Schild siende, gelijk het See-monster, ook in een Klip verandert.

        JUNO

met een eeuwig huwlijk aan haar broeder Iupiter verbonden, heeft haar eerste gunst aan hem betoont, doense, voor een groot onweer schuylende, hem, in een Koekkoek verkeert, om ’t selve mede te ontkomen, onder haar Rokken verbergde.
    Behalven dese heeft hy sich ook noch vereent met

        METIS

(dese beteekent Raad en Voorsichtigheyd, een Koningk boven al noodsaaklijk) Dochter van Oceanus, die hy swanger sijnde heeft opgeslokt, waar van sijn Hooft ook bevrucht wordende, eyndelijk uyt sijn Herssens, welkers pan Vulcanus met een bijl opkloofde, een gewapende Pallas heeft voortgebracht. Dat is; Uyt Voorsichtigheyd en Raad spruyt Wijsheyd.

        By THEMIS

verhaalt de Poëet Orpheus sijn hem de Drie Horae (=Uren) geteelt, Eunomia, Dice, en Irene. Pausanias noemt’ er maar Twee, Karpo en Thallote.
    Dese bewaren naa’ t dichten van Ovidius de Heemelpoorten.
    De Poëet Theokritus noemt haar de Sacht-Voeten, om datse van al de Godinnen de langsaamste sijn, doch altijd wat nieuws brengen, het sy tijding van goed- of on-weer.

        By EURONYME

heeft hy de Drie Charites, Gesellinnen van Venus, verwekt, waar van de ene met het achter lichaam, de andere twee met het voor-lichaam na ons toe gekeert staan om grooter bevalligheyd te verwekken.
    Naakt verschijnende, sijnse sonder bedrog.
    Kostelijk opgepronkt, sijnse aanminning en goet gunstig.
    Sy voeren de naam van

        EUPHROSYNE, AGLAJA,

        THALIA

of (gelijk andere)

        PASITHEA

    Sijn vereert met eeuwige Jonkheyd en blijvende Maagdom.
    Haar oprechte Vriendschap heeft hun handen door elkander gestrengelt.

        De nymf PLOTE

baarde hem den rijken Tantalus, Groot-Vader van den Koningk Agamemnon.

        TANTALUS

Om der Goden godlijke alwetendheyd te beproeven, noode hun ter maalyijd, sijn Soon Pelops tot spijs bereyt sijnde hem voorsettende. Ceres alleen, d’andere Goden haar onthoudende, verteerde sijn Schouder-Blad, waar voor sy hem namaals, door Merkurius weer uyt de Hel gevoert, een yvore de plaats stelde. Tantalus in ’t middel der Helsche Plassenonder een Appel-dragende Boom ter kin toe hier over verdoemt, lijt een onleslijken dorts en honger; het water en d’ appels voor sijn gretige mond weg deynsende.

        NIOBE

Dochter van Tantalus, haar schoonheyd boven die van Latona verheffende, sach haar Soons en Dochters met pijlen tot straf doorschieten, waar over sy uyt schrik en uyt smert in een Steen verkeert wierd.
    Uyt Elara en Iupiter wierd

        TITHYUS

geboren: om dese vrucht voor Iuno te heelen, wierd de swangere Elara onder de aarde verborgen, daar Tithyus opgevoed wierd, en de naam kreeg van een Soon der Aarde: sijnde mede Een geweest van het getal der Reusen.
    Omdat hy Latona over dit feyt aansprak, is hy door Iupijns blixem in den afgrond gestort, negen bunder Lands beslaande, en leyt geknevend, sijn Lever met het wassen der Maan gestadig meer aanwassende, de knagende Gieren opgevende.
    Van Niobe (andere willen, de Nymf Cyllene) en Iupiter is

        LYKAON

voortgekomen, Koningk van Arkadien, doen ter tijd regerende, doen Cekrops de Atheniensers regeerde. Iupiter deed hem met al sijn Kinderen in een Wolf veranderen, die hem mensche bloed opofferden.

        KALISTO

Dochter van Lykaon, by de welke of Iupiter of Apollo Arkas teelde, wierd in een Beer verkeert, en voor een gestarnt bij de Grote Beer ten hemel geplaatst.

        LACEDAEMON

Stichter der Stad Lacedaemonien wierd van Iupiter geteelt by Taygeta, dochter van Atlas.
    Dese stam van Iupiter is te onedel; een treflijker Geslacht sal ons terstond bekent worden, wanneer de geschiedenissen van tegelijk syn Suster en Gemalin Juno sullen afgehandelt wesen.
    Want hem wort mee toegeschreven by Latona, Apollo en Diana, by Semele Bacchus, by Ceres Proserpina, by Maja Merkurius, by Juno Vulkanus en* Mars geteelt te hebben.
    Van Orion, ook door sijn toedoen geboren, sal in de handeling van Neptunus, wat lager, gesproken worden.
    Behalven andere by-namen waar door hy aangeduyt wierd, noemde men hem Olympius, na de Stad Olympia: alwaar Herkules Spelen, die hem ter eer en gedachtenis alle 4 jaar geviert wierden, eerst heeft aangestelt, om sich te oeffenen 5 Dagen lang in Lopen, Springen, en Worstelen; ook met Knotsen, waar aan met koeriemen lode ballen vast gehegt waren; ook met werpen van eenig rond lood of yser; ook met steenen. De Overwinnaar wierd met Olijfkransen gekroont, en hem ter eere door de gantse Stad, in ’t gesicht van In- en Uyt-landsche Adel, gevreugdeviert.
    In Libyen wierd hy in de gedaante als een Ram, gehoornt en gebaart, onder den naam van Hammon gedient.
    In Kreten sonder Oren.
    By de Trojanen met 3 Oogen.
        Hier wort nu met recht

        JUNO

Ook by gevoegt, als de voornaamste van alle Vrouwen en Godinnen, uyt de welke de andere Goden haar oorspronk rekenen.
    Om de eer van haar Geboorte strijden die van Argos met die van ’t Eyland Samos, Parthenia na haar geheten.
    Sy is opgevoet of van de Uren [Horae], of van Akrea, Porsyma en Eubaea, Dochters van de Rivier Asterion; of van Oceanus en Thetis.
    Sy een wijl onvruchtbaar sijnde wierd eens op sekeren tijd van Apollo tot het eten van wilde Latouwe genodigt, hier veel van gegeten hebbende (want Latouwe naa ’t seggen der Artzen vermindert de Venus lusten, en verminderde lusten vermeren het leven.) baarde

        HEBE,

een Godin der Ionkheyd, die om haar uytmuntende schoonheyd Iupiter ter Tafel diende, als een Schenkster; totse eyndelijk by ongeluk quam te struykkelen, haar Leden onbehoorlijk ontbloot wordende, waar over Iupiter vergrammende dien dienst haar ontnam, en aan

        GANYMEDES

van sijn Arend ten Hemel gevoert, sijnde een Soon van het Schenkkers Ampt te bekleden, die noch in ’t eynde om liefde en eers halven van Iupiter onder de Starren geplaatst wierd, de naam van Waterman dragende.
    Gesien hebbende, hoe Pallas uyt het breyn van Iupiter ontstaan was, wierdse ook belust om sonder een Mans toedoen een Kind ter weereld te brengen: begaf sich derhalven op ’t aanraden van Flora in de Olenische Velden, alwaarse door ’t handelen van een sekere Blom beswangert wierd, en Mars baarde. Het geloof en de sekerheyd van dese verçiering laat ik aan den gunstigen Leser, self daar aan twijffelende om het tegen gevoelen van (uytgesondert andere) de Griexen Dichter Hesiodus in sijn Goden-Geboorte. Hier van wijtlopiger in ’t volgende.

        ILITHYA

de Baar-Godin is mede uyt haar geboren.
    Aan de Borsten der slapende Iuno getuygtmen dat Iupiter sijn Soon

        HERKULES

(geteelt by Alcmena Gemalin van Amphitruo in schijn van Amphitruo) soude geleyt hebben, om de onsterflijkheyd uyt haar Melk te suygen: maar Iuno dit gewaar wordende ontrok hem de Speen, waar uyt haar Melk over den turkoise Hemel-saal vloeyende een gang maakte, die men noch tegenwoordig de Melk-weg noemt.
    Van Hoeren en kinderen had Iuno een aangeboren afkeer, weshalven den Vromen Numa dese wet binnen Romen liet verkondigen;
    Pellex aedem Iunonis ne tangito: si tangat, Iunoni agnam crinibus dimissis caedito.
            Dat is;
    Geen Hoer betree den drempel van Iunoos Kerk, diese betreet slacht haar met onvertuyte lokken een Lam op ’t Autaar.
Doen de Goden uyt vrees voor de Reusen in ’t gedierte van Aegypten schuylden, verschiep sy sich in een Witte Koe, die haar naderhand self geoffert wierd.
    Op Iupiter verstoort wordende, begaf sy sich in Euboea, totse eyndelijk vernam, dat

        PLATAEA

Dochter van Aesopus, als sijn Bruyd van Iupiter op sijn wagen gevoert wierd: Sy derhalven t’huys kerende en een Stom Beeld in plaats van Plataea vindende, merkte het bedrog, en liet sich weder met haar Gemaal en Broeder Iupiter verenigen.
    Geen kleen getal Dienst-Maagden stonden tot haar gebruyk: onder andere was

        IRIS

de Dochter van Thaumantis en Elektra met Vleugels versien, die sy, gelijk Iupiter Merkurius, tot alle boodschappen te verrichten afsond. Ja, men geloofde, dat gelijk Merkurius de geboeyde Sielen der Mans-personen ontsloot, sy de Vrouws-beelden op desselve wijs wist te ontbinden.
    Sy wierd mede als Iupiter geviert in de Stad Elis, omtrent de Olympische Stryd-dag, waar van hier voor.
    Onder de Speelen Iuno toegewijt, beviel haar dese; waar in xvj. gesag hebbende Vrouwen, als Opsiensters, gestelt wierden over etlijke Jonge-dochters, die in drie orders verdeelt, als minderjarige, middelmatige en oudste, tegens elkander liepen, in een loopbaan, weynig kleender als der Mannen Renperk.
    Sparta, Argos, en Mycene waren haar 3. aangename Steden.
    Sy wort gehouden voor de Koningin van Schatten en Koningkrijken.
    Is ook gestelt over de Trouwende en Barende, na ’t gene Pronuba, na dit Ampt Lucina genoemt sijnde.
    Haar ter geheugen heeft Servius Iulius, Seste Koningk van Romen, een Schat-kist laten oprechten, waar in men voor yder die te Romen geboren wierd een Penning wierp.
    Haar Beeld kranstense met Hayr, gelijk Minervaas; ook een Spiegel haar in de hand gevende, om datse de Sinlijkheyd en Nettigheyd voorstaat.
    De Swanen syn haar heylig, maar insonderheyt de Pauwen, die haar wagen voorttrekken.
    Doen Iupiter met Io of Ione by de Egyptenaars Isis, dochter van Inachus, Eerste Koningk der Griekken boeleerde, wierd hy van Iuno betrapt, doch om niet schuldig te schijnen, verschiep hy Io in een Koe en vereerde dese aan Iuno op haar versoek, die de Koe aan

        ARGUS,

Soon van Atestre te bewaren gaf, tot eyndelijk Merkurius van Iupiter afgesonden den hondert-ogigen Argus door sijn Slange-roe en aanmoedig Speelen in slaap bracht, hem de kop afhieuw, en met de Koe doorging. Iuno haaren Argus doot vindende, en al sijn oogen hem ontnomen hebbende, sette deselve tot sijnder gedachtenis in de Pauw-staarten. Io herschiepse in een Fury, die over See en Land reysende eyndelijk aan den oever der Rivier Nilus aanspoelde, alwaarse van Iupiter in haar vorige gedaante weder verwisselt,

        EPAPHUS

de Stichter van Memphis ter wereld bracht. Trouwde aan Osiris een Soon van Iupiter en Niobe aldaar Koningk. Sy wierden beyde na haar dood als Goden en Godinnen geviert; hy onder de naam van Osiris, Apis, en Serapus; sy onder de naam voor de Godin Isis, by de Egyptenaars.
    Nu volgt de groote Gode-Stam uyt Iupiter, welke om beter verstands halven tot hier gespaart is.

        Uyt LATONA

Dochter van Coeus en Phoebe (volgens de meening van Apollod. In sijn I. Boek) sijn Iupiter Twee Kinders geboren, in ’t Eyland Delos,

        APOLLO en DIANA

Tot hieren ’t geraakte Latona in een Quakkel verandert, doen haar Iuno, schoon Neptunus haar tegen-stond, uyt den Hemel vervolgde. De Slang Python van Iuno haar tegengestuurt, wierd van Apollo, even geboren, doorschoten.
    Andere willen, dat

        ASTERIE

Haar Suster Latona, in een Eyland Orygia verwisselt (nu Delos genaamt) in de vlucht gekeert heeft, alwaarse doen Diana eerst baarde, die aanstonds een behulpsame Vroetvrouws hand, haar Moeder in ’t baren van Apollo geleent heeft, wienmen eerlang over het doden van de Serpent Python, als juychende toeriep, Io Paean!
    Apollo
nu volwassen hoopte uyt de bevruchte Nymf Koronis, of Larissa, of Plegya, op sijn Soon

        AESKULAPIUS

doch, om datse Ischius bemint had, doorschoot’er, en sneet Aeskulapius uyt haar buyk die van

        CHIRON

in de Artzeny-konst onderwesen wierd.
    Die Rave, die de Min van

        KORONIS

ontdekt had, wierd uyt wit in swart verandert.

        HIPPOLYTUS

van sijn Stief-moeder Phaedra tot vleeslijke wellust versocht, en met het geen hy haar ontseyde beticht sijnde, wierd van Paarden verscheurt, doch van Aeskulapius weder ter voriger gesontheyd hesteld: waar over hy, als de dood gewelt aangedaan hebbende, van Pluto by Iupiter beklaagt wierd, die hem met sijn blixem dood sloeg. In de Stad Epidaurus wierd hy geviert, en, ten tijden der Pest, onder schijn van een Serpent na Romen gevoert, alwaarmen hem ter eeren een tempel oprichte.
    Sijn Soons waaren

        MACHAON en PODALIRIUS

onvergelijklijke Artzen.
    Apollo, om sijn Soons dood te wreeken, doorschoot de Reusen, werk-basen des Blixems. Iupiter den Hemel en de Godheyd Apollo ontnomen hebbende, most hy bij Admetus, koning van Thessalien als een ellendigen Harder het Vee hoeden. Alwaar hy bij ledige uuren de Cyter, Sang en Dicht-kunst uytvond, tot hij boven de Sang-Godinnen gestelt wierd.
    Te Sparte doode hij bij ongeluk in het werpspel sijn beminde Knaap

        HYACINTHUS

en veranderde hem in een Bloem, waar in hij sijn suchten en des Jongelings naam uytbeelde, noemende de Bloem Hyacinthen (al of men seggen wilde ía cynthi, Violen of Lelien van Phaebus) dewelke, voornamentlijk de purperroode, de Letters AI, AI dat is, Ach! Ach! duydelijk vertoonen. Siet Ovid. en het X. boek der Herscheppingen, en den Griexen Poëet Theokritus.
    De droefheyd over de dood van dese dreef hem na Troyen in dienst van den Koning Laomedon, alwaar hij met Neptunus aan ’t opbouwen der Muuren gewerkt heeft: hoewel andere schrijven, dat de Steenen, door sijn beweeglijke Cyter-greepen, sich self op elkander wentelden.
    Sulk een kracht van Speelen had

        ORPHEUS,

Soon van Apollo en Kalliope, en geen minder had

        LINUS,

Soon van Apollo en Terpsichore.
    Behalven dat Orpheus, Bosschen, Bergen, Menschen en Dieren na sijn spel wist te trekken, soude hij sijn Vrouw

        EURIDICE

ook weder uyt de Hel, met verlof van Pluto, verlost hebben, had sy niet, dat haar verboden was, eerse aan den dag quamen, omgekeken. Om dit verdriet heeft hij namaals de Liefde tot Vrouwen yder afgeraden, tot hij eyndelijk van Bacchus bij de Rivier Hebrus jammerlijk is verscheurt, doch sijn gebeenders wierden van de Sang-Godessen gesamelt, en begraven, stellende sijn Harp onder het gestarnte.
    Linus wierd van Herkules, dien hy, om het Boerser speelen beschimpte, met de Harp op de Kop dood geslagen.

        MARSYAS

Soon van Theagnis, een voornaam Fluytenaar, steunende op de Fluyt, die Minerva om de opswelling, diese in ’t aangesicht veroorsaakte, verworpen had, daagde Apollo ten strijd, met voor-beding, dat den verwonnen des verwinnaars eygen souw wesen. Apollo, hem overwinnende, hong hem op aan een Pijn-boom, daar hy ’t ingewand uyt sijn lichaam rukte. De Tranen, die sijn Broeders, de Satyrs, en de Nymfen hier over plengden, wierden in een Rivier na sijn naam verandert.

        DAPHNE

wort vernoemt van Apollo geliefkoost te sijn, doch, doense hem ontvluchte, in een Lauwerboom verandert, die haar wierd toegewijt. De reden waarom hij Apollo vluchte, seyt den Griexen Poëet Musaeus waren dese; wijlse den ongebaarden, doch niet min sterkken Jongeling

        LEUCIPPUS

meerder genegentheyd toedroeg.

        DIANA

Suster van Apollo, Dochter van Latona en Iupiter wort gelooft in den Hemel Luna, dat is, de Maan, op de aarde Hekate en Proserpina te wesen, hoewel t’elkens in verscheyde gedaanten en ampten.
    In ’t Bosch door een gestadig Jaag-yver heeft sy haar Maagdom suyver bewaart, vergeselschapt sijnde met een Rey van Nymfen en ander Jageressen, die haar boog en pijl-kooker droegen, en haar Jacht-Honden aan de band hielden. Dese al door de Jacht vermast en afgeslooft, begaven sich eens naakt in ’t bad. En wijl ’et eenigsins tegen haar eerlijke kusheyd scheen te strijden, dat

        AKTAEON

Soon van Aristaeus en Autonoe, een kundig Jager, daar by geval omtrent komende, hen so naakt in ’t bad sach baden, besprengde hem Diana met een hand-vol waters, waar door hy in een Hart herschept en van sijn eygen Brakken als een Wilt, verscheurt wierd.
    Sy is mede een Godin der Barende, overmitse haar Moeder Latona, in ’t baren van haar Broeder Apollo, behulpsaam was: dese reden hebben haar de naam van

        LUCINA

toegeeygent.
    Van Hekate en Proserpina, die veeltijds van Diana onderscheyden, sal onder de naam van Ceres gehandelt worden.
    Nu volgen Vulkanus en Mars, beyde Soons van Iupiter en Iuno, hoewel men verçiert heeft, dat Mars van Iuno sonder manlijke vermenginge souw gebaart sijn, gelijk hier voor is aangeroert.

        VULKANUS

om sijn lelijkheyd van sijn Moeder Iuno, in ’t Eyland Lemnos neer gesmeten, brak sijn een been, waar door hy hinkte; daar seytmen is hy van d’Apen opgevoet.
    Wierd over ’t Vuur gestelt, en voor een vinder van al de kunstige werken, die door ’t Vuur geschieden.
    Voor Iupiter heeft hy met sijn werk-knechten Pyragmon, Brontes en Steropes den Blixem gesmeet.
    Door hem is Pandora voltoyt.
    Een Kooperen Hond, dien hy ’t leven gegeven had, vereerde hy aan Iupiter. De eer van de gemaakte
    Hals-ring van Hermione,
    De Kroon van Ariadne,
    De Wagen van de Son,
    De Wapens van Achilles en Aeneas,
komt hem alleen toe.
    Aan Iuno (om sijn val en ballingschap aan haar te wreeken) schonk hy een bedrieglijke Stoel, die door enige schroefjes los ging, en van den ander spalkte, wanneer sy daar op sitten wilde, en komende alsdan te vallen.
    Om syn ongemeene lelijkheyd heeft geen Godes met hem in ’t huwelijk willen treden, versocht derhalven van Iupiter tot loon van den gesmeede Blixem, waarmede hy de Reusen verwonnen had, Minerva ten echt; maar sy heeft de lusten van den hinkkenden Vulkaan op dese wijs wederstaan, datse voorwende, de eeuwige Maagdom die haar van Iupiter belooft was.
    De Aarde eyndelijk sijn wulps saat ontfangen hebbende, baarde

        ERICHTONIUS,

boven, de gedaante van een Mensch, onder, een Slang verbeeldende, (siet de vruchten der wellusten) en om ’t selve niet ruchtbaar te maken, heeft hij wagens gebruykt, en sich laten voeren.
    Ten lange laatste is de dartle Venus tot het huwlijk met Vulkaan bewogen.
    Sy, haaren Pol Mars, meer, dan haar eygen Gemaal beminnende, is van de Son in overspel bevonden en bekent, waar op Vulkaan dadelijk met een yser schaakel-net haar Ledekant betrokken heeft, en hun tot spot van al de Goden laten besichtigen.
    Hier wierd Venus met Hermione, Moeder van Semele en Inus beswangert.
    De Haan, Alektrion, die van Mars tot Wachter voor de Deur gestelt, maar in slaap gevallen was, is van hem in een Gedierte na sijn naam verandert, dat noch hedens-daags de aankomende Son moet verkondigen.
    Het spel van Lampe-dragen is hem toegewijt, waar in die geen, die met een brandende Lamp d’andere kon verby lopen, de overhand behiel, aan wien de achterste, ’t sy hun Lampen waren uytgelopen, ’t syse met brandende Lampen waren achter gebleven, haar Lampen al moesten overgeven.

        MARS,

Broeder van Vulkanus, Vry-heer en Ongetrouwt, wild van sin en woest van leven heeft veel twisten in de Huwlijke- en Burgerlijke staat veroorsaakt.
    Hy teelde by verscheyde, Soons; al door het Oorlog hoog verheven, als met naam Aenomaus, Askulaphus, Parthenopaeus, Tlepolemus en Strymon, na wien de Rivier in Thracien genoemt is, en Biston, van wien de Volkers in Thracien tusschen de Rivier Nessis en Hebrus haar oorsprong tellen. Noch heeft hy by de Nymf Bistorus, Terenus Koning van Thracien en Dualis geteelt, dewelke

        PROGNE

Dochter van Pandion Koning van Athenen, ten echt hebbende, haar Suster

        PHILOMELA

oock niet te min onteert heeft, haar opsluytende, en de Tong uytsnijdende, dat sy ’t niemand kon seggen. Doch sy in ’t Weven ervaren heeft het door sulk een middel haar suster Progne bekent gemaakt, die de wraak tot het feest van Bacchus uytstelde, en doen met een troep van Bacchanten Philomala verloste; haar Soontje

        ITYS,

by Tereus gewonnen, verscheurende, en hem sijn eygen kroost als spijs om ’t eten voorsettende. Hy dit aan sijn soons hooft bevroedende, poogde haar door toornige gramschap te doorsteken, maar wiert verschapen in een Hoeppe, sy in een Swaluwe, haar suster Philomela in een Nachtegaal, en Itys in een Faisant.

        ALCIPPA

Dochter van Mars, tot onkuysheyd van Halirrhotius, De Soon van Neptunus, versocht sijnde, wierd van haar Vader gespaart, die Halirrhotius het leven benam. Mars hier over aangeklaagt sijnde, most sijn saak voor XII. Goden bepleyten, die hem het recht toewesen: in welke plaats namaals de rechtvaardighste vier-schaal van geheel Grieken-land altoos gespannen is.

        CYGNUS

Een Soon van Mars en Kleobulina, die al de reysers en vreemdelingen, de kop afhieuw, om daar van sijn Vader een Tempel te stichten, wierd eyndelijk self van Herkules gedoot, en in een Vogel na sijn naam Cygnus, bij ons een Swaan, verkeert.

        PHLEGYAS,

koning van Lapitha, Vader van Ixion en Koronis, die van Apollo verkracht wierd, stak sijn Tempel te Delphos tot wraak in brand, waar over hy uyt weer-wraak ten afgrond verdoemt, gestadig voor het vallen van een Steen bevreest is.

        IXION

doen hy Dia met grote beloften van haar Vader Dejoneus verkregen had, en hy de beloften eysste, stiet hy Dejoneus in een diepe Put, die met Vuur en Solpher van onderen gestookt was. Doen niemand der Goden dit schelm-stuk wreeken kon, nam hem Iupiter tot dien eynde niet alleen in sijn gunst, maar ook in sijn Hof, alwaar hy Iunoos kuysheyd aansoekende, uyt een saam-geronne-wolk in schijn van Iuno de volkers van Thessalien (Centauri genoemt) voortbracht (van de welke de Hippo-Centauri, dat sijn, half Menschen en half Paarden gesproten sijn) die van Theseus op de bruyloft van Perithous al om gebracht sijn. Ixion door dusdanige misslagen en feyten weder uyt den Hemel ter Aarde geworpen, roemde daar dwaaslijk op sijn voorlede vleeslijke gemeenschap met Iuno, tot hy eyndelijk als een boos-aardige hier over ten Hellen gedreven, en aan een van Slangen krielend en gestadig omrollend Rad vast gehecht wierd.

        BELLONA

De suster (andere seggen, maar qualijk, de Voerman) van Mars met haar sweep gewoon sijnde te woeden, hitste de Heyr-legers en volle Slach-ordens op elkander aan.
    Haar Priesters staken hun eygen lichaam met Messen, en deden, al woedende, voorseggingen.
    Schrik en Vrees sijn de Paarden van de Wagen van Mars.
    Toorn, Gruwel, en Geschreuw omringense. Hy wort met Gras, als een Kruyd hem heylig, gekroont.
    Een Specht en Haan sijn sijn gewijde Vogels.
    Sijn offerhande bestont eerst in Mensche-riften, maar namaals wierd sijn Autaar met Paarde- Wolve- Honde- Spechte- Haane- en Giere-schonken bekleet.

        BACCHUS

is geweest een Soon van Iupiter en Semele:doen

        SEMELE

als sijnde de Dochter van Kadmus, Iupiter haar so genegen begeerde, als hy Iuno was, quam sy jammerlijk door sijn Blixem te sneuvelen: maar Bacchus wonderlijk uyt haar buyk geret wordende, wierd in Dyen van Iupiter ingenayt, alwaar hy ter tijd sijnder geboorte voldragen wierd.

        De Nymf NISA

heeft hem niet verre van de Nijl opgevoet.
    De Wijngaard en desselfs gebruyk heeft hy eerst gevonden, in welkers ranken

        AMPHISBAENA

door de najagende Iuno, gerakende, om quam.
    In de Reuse-strijd verwisselde hy sich voor Iupiter in een Leeuw, verscheurde en verslond menigte, tot hy stierf: maar na dat Minerva sijn noch kloppend hart aan Iupiter vertoont had, wierd hy weder door hem uyt sijn Graf van den doden opgewekt.
    Hy is van stoute krijghs- aart.
    Nu vertoont hy sich als een Iongeling sonder baard; nu ruyg, als een bedaagt Man, nu met horens, en dan met een Stiere-kop.
    Hy sit gekleet met Luypaards- en Harte-Huyden op een Wagen, die voortgetrokken wort van Tygers en Wolven, voerende Wijn-gaards- loten in plaats van Toomen, voor een Scepter, een met Klim- bevlochte Staf.

        ALCITHOË

Een Thebaansche Vrouw, over den Godsdienst, die hem gedaan wierd te onvreede, most in een Vleer-Muys veranderen.

        CISSUS

sijn gesel in Klim.

        SYKA en STAPHYLA

beyde sijn Nymfen, in een Wijngaard en Vygeboom.

        Doen MIDAS

Soon van den Koe-harder Gordius, doch naderhand noch self de alderrijkste Phrygiaansche Koning, desen God Bacchus huysveste en van hem verkregen had, dat alles wat hy aanroerde, mocht Goud worden, en derhalven de Spijs, die hy aanraakte, aldus veranderde, is hy weder ontslagen, met voor-waarde, dat hy sich in de Rivier Paktolus baden souw, die daar door noch ter tijd Goud-sand opwerpt.
    Dese selfde Midas, om dat hy Pan boven Phoebus in ’t singen oordeelde, wierd met Esels-ooren van hem gestraft, die hy meesterlijk onder sijn Hayren wist te bedekken, dat niemand hier van gewaar wierd, dan alleen sijn Barbier, die niet kunnende swijgen, in een Spelonk dit uytriep, en den Ingang weder dicht toe sloot; maar het Riet daar in gewassen en van de Wind beweegt wordende herhaalde onder ’t ruysschen des Barbiers woorden, Rex Midas habet aures asininas, dat is, de Koning Midas heeft Esels-Ooren.

        LYKURGUS

Koning der Edoniers wierd met de raserny van Bacchus, dien hy veracht had, so beseeten, dat hy het lichaam van sijn Soon Dryas kerfde, meenende, dat hy de Wijngaard snoeyde.
    De Schyten, volgens Herodotus, verfoeyden sijn Feest, achtende onbetaamlijk een God der Dwaasheyd te eeren.
    Een opvoeder en gestadige Gesel van Bacchus is geweest

        SILENUS,

wiens Soon dese geweest is, is onbekent; doch volgens het getuygnis de Pausanias, en mijn Griexen Dichter Pindarus, was sijn geboorte Stad Malea in Lakonien, hoewel Katullus in sijn Gedichten een ander gevoelen heeft. Sijn Gedaante wort ons van den kluchtigen, doch niet min Geleerden Lucianus beschreven op volgender wijs; dat hy geweest is, een Oud Man, kaal van kruyn, kamuys van Neus, groot en steyl van Oren, vet van Lichaam, uytstekend van buyk, bevend van leden, in ’t geheel kort, leunende gemeenlijk op een stokje, of rijdende op een Esel, meesten tijd dronkken, gelijk Virgil. in sijn VIste. Harder-Sang aanmerkt, hebbende een gevolg van Satyrs, volgens mijn Ovidius in sijn 2de. Boek der Minne-kunst, die met hun allen dan weder Bacchus volgden. Siet Ovid. in sijn 4de. Boek der Herschepping.

        HYMEN

of Hymenaeus, Soon van Bacchus en Venus, wort gehouden voor den God der Bruyloften.

        ARISTAEUS

Een soon van Bacchus en Theramene, of Apollo en Cyrene heeft van de Nymfen sijn Voedsters Oly en Honing leren bereyden. Een beminnaaar van alle Beleeftheyd.
    Van Osiris en sijn Vrouw Isis sal hier geen gewag gemaakt worden, hoewelse van Iupijns Nakomelingen sijn: en behalven dit is haar gelegentheyd, leven en dood hier boven verhaalt, alleen dient hier by gedaan

        ANUBIS

Die een Dienaar (andere meenen, een Soon) van Osiris met een Honde-hoofd, hem in de plaats van Merkurius was.

        HERMANUBIS en HERMES

hielden in de Dry-sprongen der Straaten de Wacht.

        HORUS of HORAPOLLO

Soon van Osiris wort geseyt sonder Ogen geboren te sijn.
    Dit sijn de voornaamste Goden by de Egyptenaars geweest.

        MERKURIUS

is geboren van Iupiter en Maja, Dochter van Atlas, opgevoet op Cyllene, een Berg in Arkadien, waarom hy Cyllenius en Arkadius by de Dichters geheeten wort.
    Eer Ganymedes ten hemel gerooft wierd nam hy al de diensten van Jupiter waar; bracht de verstorve Sielen by de Onderaardsche, en die geen, dewelke in de Eliseesche Velden sweefden, leyde hy weder in ’t licht.
    Hy heeft als Ambassadeur de Vree-verbonden en Stil-stande van Wapens eerst bedacht.
    Wierd gestelt over de Worstelaars, Sangers, Koopluyden, en Dieven.
   
Aan ’t steelen heeft hy sich van Jongs op gewent, wan noch een Kind sijnde ontstal hy Vulkaan sijn Smeed-Gereedschap.
   
Doen hy Kupido op sijn geboorte in ’t worstel-perk vermeestert had, heeft hy Venus, die hem als overwinnaar omarmde, haar Riem onttrokken.
    Na dat hy Iupiter den Scepter ontdragen had, souw hy hem den Blixem ook afhandig gemaakt hebben, waart niet, dat hy de vlam vreesde.
    Doen Apollo de Koeyen van Admetus hoede (waar van hier voor) ontleyde hy hem een. Apollo willende Merkurius over dese Dief- stal straffen, taste na sijn pijlen, maar hy had de volle Koker ook al weg, doch weder Vriend met hem geworden sijnde vereerde hem sijn Harp.
    De Roede by Apollo eerst gebruyklijk, waardoor tusschen de verschillende de Vreede getroffen wierd, gelijk de Slangen om de Roede, door elkander gevlochten getuygen, wert Merkurius noch tegenwoordig, als hem toegestaan.

        Aan BATTUS,

sijn dief-stal siende, beloofde hy de gestoole Koe, kon hy swijgen; om sulx wijs te worden, herschiep hy sich in een ander wesen, quam by Battus en beloofde hem tweemaal so veel als de Koe; hy geltsuchtig beklapte Merkurius, die hem hier over in een Steen-rots verkeerde.
   
Sijn Soon is geweest

        AUTOLYKUS,

gebaart van Chione, Daedalions Dochter, Vader van Laërtes, Groot-vader van Ulysses, dien hy bevruchte, doense van sijn roe in slaap raakte.
    Dese de kunst van stelen van sijn Vader geleert hebbende, wist ’et so meesterlijk in ’t werk te stellen, dat hy uyt een armen Irus eerlang een rijken Kresus wierd; kon een schurfden Esel voor een rad Paard, een fronsselige Bes voor een gladde Bruyd verruylen, dat ’et niemand gewaar wierd.

        PAN

geboren van Merkurius en Penelope vertoont sich met Boxvoeten, hoorens op ’t hoofd en een neerhangende baard, behangt sijn leden met Luypaards- en Hase-vellen (in sulk een schijn bevruchte Merkurius Penelope) en begiftigt met een Fluyt en Staf, is gestelt over de Bergen en Harders.

        ECHO

was sijn Vrouw, by wien hy sijn Dochter

        IRYNX

teelde, die aan Medea het drankje behandigde, waar door sy Iason te haarwaarts trok.
    Hy schepte wonder behagen in de Nymf

        SYRINX

doen dese voor hem vluchte en in Wilt Riet veranderde, nam hy een Riet, en hield het aan de mond, en vond op dese wijs de Fluyt-kunst.
    Andere meenen, dat hy te gelijk met

        SYLVANUS

een Harders-God, wiens geselschap waren de Silenen en Satyrs van Fannus, Koning van de Latijnen, soude geboren sijn.

        Hier moet PALES

de Godin der Harders bygevoegt worden, wiens Jaar-tijden op den eersten van Bloey-maand van de Harders op het Veld gevierd worden, om de siekten en Wolven en andere schadelijkheyd van ’t Vee af te keeren.
    Noch was uyt dit selfde Geslacht,
    Sterkulius of Pirumnus gestelt over de Lantmesting.
    Titanus en Tutelina, om de Akkers te beschermen.
    Seja, over ’t Gesayde.
    Segesta, over de Vruchten.
    Robigus, om ’t Roest te verdrijven.
    Hippona, over de Paarden.
    Bubona, over de Ossen.
    Mellona, over de Honing.
    Ferronia, over de Bosschen.
    Kollina, over de Heuvels.
    Rurina en Satina, over ’t Veld.
    Vallonia, over de Valleyen.
    Pomona, over de Hoven.
    Terminus, over de Land-palen.
Hier wort

        LARA of LARUNDA

van Merkurius bygetelt.
    Doen dese de boelering van Iupiter ontdekt had, heeft haar Merkurius, de Tong uytgesneden hebbende, ten afgrond gesonden, doch onderweeg baarde sy de

        LARES, dat sijn, HUYS-GODEN,

(dese was het Huys en de Haard geheiligt) waar van de eene geseit wort

        EEN GOEDE,

        de ander EEN QUADE GEEST

te wesen.
    Hier volgen, diemen

        PENATES

noemt: door hulp en gunst van dese wort men geboren en leeft. Dese ontfangen de Jonge Kinderen. Sijn mede de Huys-Goden, die over Land, Stad, Huys, Gewas, Menschen en Dieren gestelt sijn.

        AEOLUS

Een God der Winden, Soon van Iupiter en Acesta of Sergesta, Dochter van den Troyschen Hippota.
    Hem sijn verscheyde Kinders gebaardt, onder andere

        HALCYONE

(hoewel andere willen, dat dit een Dochter van Maeolus en Kanabe geweest sy) Vrouw van Ceycis, Koning van Tracien. Doen dese om de redenen van haar Broeders verandering in een Havik, na het Orakel te Delphos trokken (hy by Iupiter, sy by Iuno sich vergelijkende) sijnse beide door schipbreuck omgekomen. Halcyone haar Egaas doode rif siende, sprong al suchtende by hem in de See om hem te kussen, maar wierd met haar Man in een Vogel verandert die noch op See vliegt.

        ATHAMAS

Koning van Theben, geboren van Aeolus troude Nephele, by wien hy Helle en Phryxus teelde. Doen Nephele onder de Bachanten verdwaarlde, geraakte

        INO

de Dochter van Kadmus in haar plaats, die so op sijn Voor-kinders verbittert was, dat hun de Vader, yder een gulden Ram vereert hebbende, vertrekken liet.

        HELLE

raakte behouden te Kolchis, by den Koning Kletes, alwaar hy desen Ram aan Iupiter of Mars opofferde, het vacht, (’t welk Iason namaals roofde) in den Tempel ophangende.
    Athamas, met dolle Furien bestreden, siende Ino met haar kroost hem naderen, en meenende jaar een Leeuwin met jongen te wesen, wierp sijn Soon

        LEARCHUS

met een Steen dood. Ino dit siende, dompelde met haar andere Soon

        MELICERTA

in See, dadelijk verkeert wordende in See-Goden, sy met de naam van Leukothoe of Matuta of Aurora, hy by de Griekken Palaemon, by de latinisten Portumnus, om dat hu de Havens bewaart, geheten.
    De andere Soon van Aeolus was

        MACAREUS

door de schandelijke gemeensaamheyd met sijn Suster befaamt. Doen dese de vrucht by haar Broeder gewonnen met groente en loof bedekt, de Voedster bestellen wouw, wierd Aeolus het selfde door ’t geschrey gewaar, die ’t de Honden voorwierp, haar door een gestroopte dach den dag misgunnende. Macareus van haar gevlucht, wierd Apollos Priester te Delphos.
    De derde Soon vas

        SALMONEUS

Koning van Elis, die op een kopere Brugge, Iupijns Donder en Blixem willende nabootsen, en meenih nu al door ’t Vuur verdorven had, eyndelijk van de Hemelsche Vlam ter neer geslagen wierd.
    De vierde was

        CEPHALUS

getrouwt aan Prokris, Dochter van Erichteus, Koning van Athenen, van Pallas opgevoet.
    De vijfde was

        MISENUS

Hektors Trompetter. Dese Eneas bende volgend, raakte met Triton in kamp gevecht, daar hy sneuvelde. Aeneas liet sijn gebeenderen in Kampanjen begraven in het voorheuveltje na sijn naam.
    Sijn voornaamste ende meest bekende Soon was

        SISYPHUS

listig, en over de Vreemdelingen daar ter plaatse boven mate wreed. Willende op seeker tijd Attika bestelen, wierd van Theseus betrapt, en by de Goden aangeklaagt, die hem tot straf en om ’t bedrog de Hel ghedaan en t’ontdekkekken van haar geheymenissen by sich hielden: in ’t ende, kreeg hy verlof om syn Vrouw te bestraffen, maar keerde nimmer weder, waarom hy ter Hel verdoemt wierd, moetende daar een Steen, die altoos na beneden helt, op de kruyn van den Berg, omwentelen.

        PALLAS of MINERVA

geseyt uyt de herssens van Iupiter met Speer en Wapens by de riviere Triton ontstaan te sijn, behaalt altoos onder de andere Maagden om de aangestelde Speelen d’overhand, met een kloekmoede stantvastigheyd de ontfange wonden verachtende.
    Men eert haar voor de Godin der Krijgers, der Wijsheyd, en der Vrye-Konsten.
    De lof van het vinden en ’t gebruyk der Huysen, Olijven, Fluyten, Sang-konst, Wolwerking en Borduren komt haar alleen toe.

        ARACHNE

van Lydien, Dochter van Idmon, haar in het kunstighste Borduren en Weeven uyttartende, wierd van Pallas verwonnen in een Spin verandert, en tot eeuwig Weven verdoemt.
    Haar Maagdom bewaartse so suyver dat

        TIRESIAS

haar heimelijk in ’t bad siende, met een gedurige blintheyd gestraft wierd, doch heeft hem weder uyt erbarmenis met een voorseggende geest vereert.
    Doen sy den gevleugelden Reus, die haar poogde te onteeren, omgebracht had, verkreegse de naam van Pallas. Sijn Vleugels, Huyd, en Kristalijne-Schild hem ontnomen hebbende, schonck het aan Perseus tegens Medusa.
    Op haar Storm-hoed sat meermaals een Haan, een strijdbare Vogel.
    De Nacht-Uyl is haar boven andere aangenaam en gemeensaam, moogelijk daarom, wijl de Wijsheyd ook in het duyster siet.
    De Kray, om de klapaghtigheidt verachtse.

        Haar beeltenis, PALLADIUM

genoemt, quam te Trojen in een Tempel het dak nog niet vol-bouwt van den hemel nedervallen, so kunstig toegemaakt, datse haar ogen en Speer beweegde. Apolloos Orakel hier over gevraagt, antwoorde, dat de Stad eer niet vergaan souw, eer dit beeld buyten de Muuren gerdragen was. Diomedes en Ulysses de Stad belegerende, begaven sich door Rioelen in den Tempel, namen ’t af, en droegen in haar Leger, en naderhand in den Tempel van Vesta na Romen.
    Nu eyst het vervolg, om van Iupiters Susters en Broeders te handelen, als Neptunus, Pluto, Ceres, en Venus.

        NEPTUNUS

See-God, is van sijn Moeder Rhea heymlijk onder de Schaap-harders opgevoet, in wiens plaats Saturnus de Vader, een Iong Vullen, van Rhea in doeken beswachtelt en hem in de hand gestopt, opgeslokt heeft.
    Hy trouwde door sijn Koppelaar Delphinus (dien hy daarom onder de Starren gebracht heeft) met Amphitrite, Suster van Thetys, Dochter van Nereus en Doris: by sommige wortse Venilia, by andere Salacia genoemt.
    Doen hy en de andere Goden met verraat tegens sijn Broeder Iupiter beticht en overtuygt wierden, most hy met Apollo de Wallen van Troyen opbouwen. Om datse geen loon van den Koning Laomedon ontfingen, stuurdense een gruwlijk See-Monster in de Stad, die een heele See uytspouwende het heele Land onder water bracht, tot eyndelijk Laomedon op ’t Orakels seggen, sijn Dochter

        HESIONE

dit monster ten proy wierp.
    Meermaals wort hy Naakt vertoont, of gekleet met Wilt Wier en See-mos, sittende in een Schelp, of op een Wagen, die van 4. Paarden of somtijds See-kalven, ook Dolphijnen, wort voortgetrokken.
    Het gebruyk der Paarden heeft hy eerst bedacht, ja, doen Minerva de Olijf schiep, schiep hy om strijd van kunst, een Paard: ook een Stier, stellende die tegens de gemaakte Mensch van Vulkanus en het opgebouwt huys van Minerva.
    Dese Dieren sijn hem heylig, ook dese Visschen, die hy onder de Heemel-teekens gebracht heeft.

        AMPHITRITE

maakte hem rijk van Kinders.

        Sijn Soon TRITON

boven Mensch, onder Vis, stelde hy tot sijn Horen-blaser, rijdende op een wagen met See-groene Paarden.
    By de Nymf Lybie teelde hy

        BELUS,

die Vader wierd van

        DANAUS en AEGYPTUS,

geene 50. Dochters, dese 50. Soons voorttelende, waar van verhaalt wort, dat de 50. Dochters van Belus, aan de 50. Soons van Aegyptus ten huwelijk gegeven sijnde, al haar Mans (volgens de raad van haar Vader Danaus) op eene nacht het leven benamen, uytgesondert

        HYPERMNESTRA

die de list ontdekt hebbende, haar Bruydegom

        LINUS

in ’t leven spaarde.Haar Susters om ’t begane feyt ter Hel gedoemt, moeten met een gescheurde Emmer een Water-put droog putten.

        BUSIRIS

ook een Soon van Belus, sijnde een tyrannigen Broeder van Egyptus, is, na dat hy al de vreemdelingen Iupiter opgeoffert had, eyndelijk van Herkules uyt wraak op sijn eygen Autaar geslacht.
    Uyt de Nymf Amymone is

        NAUPLIUS
        de vader van PALAMEDES

geboren.
    By de Nymf Aethra verwekten hy Theseus, van wien in ’t volgende.

        PROTEUS

ook geteelt van Neptunus en Phoenice was ervaren in alle gedaanten aan te nemen, gelijk men van hem getuygt, doen Pomona hem genegen wierd.

        Sijn Soon AESOPUS

t’onvreeden dat Iupiter sijn Dochter Aegina roofde wierd van den Blixem getroffen, en in verscheyde Rivieren verdeelt.
    De Nymf Ancaea baarde hem dien voortreffelijke Dichter en Harpen-speelder

        ARION.

    Dese uyt Italien sijn gewonne goederen na Griekken willende overschepen, wierd ten insichte van het geld door de Boots-luyden met de dood gedreygt. Hy, sijn dood voor ogen siende, versocht eer hy in ’t water geworpen wierd, noch een laats gesang te mogen spelen, het welk hem wierd toegestaan. Een Dolphijn op ’t aanmoedig spel aangelokt, hield sich om de Schuyt. Arion nu uytgesmeten sijde, wierd gebergt op des Dolphijns rugge, die hem veylig in Taenarus aanbracht, alwaar de Koning Periander, nu hy behouden was, de begane misdaden op de Schippers wreekte.

        Ook heeft hy GLAUKUS

geteelt, (niet dien, die de Paarden met mensch-vleys spijsende, self van de Paarden wierd opge-eeten, want die was een Soon van Sisyphus, maar) dien beroemde Duyker, die siende hoe de Visschen een seeker kruyd geproeft hebbende Menschen wierden en sich in de See werpende weer veranderen, proefde dit kruyd meede en dompelde sich in See, daar hy voor een See-God gehouden wierd.
    Het is onseker, of het die andere Glaukus, koning van Egypten of dese geweest is, van wien

        BELLEROPHON

gesproten, die starke Jongeling, dien Sthenobea, Huys-vrouw van Praetus, tot onkuysheyd versoekende, by haar Man beschuldigde als sulx van haar versocht hebbende. Dese om het Huys-recht te misbruyken, reysde met brieven na sijn Schoon-vader Iobas, om dien te dooden. Hier van daan na den slag van Solyma, van daar wierd hy als een overwinnaar na de Chimaera gesonden (dit was een Vuur-spuwend Monster op den Berch Lycien, voerende en Hoofd als een Leeuw, een Buyk als een Geyt, een Staart als een Draak) welk Monsterdier verslagen hebbende poogde hy met syn Paard

        PEGASUS

ten Hemel te vliegen, doch met Jupijns Paarde-wespe gesteeken, storte weder op het Veld Ulejus geheten, sijn Paard Pegasus onder de Starren blijvende.

        Sijn Soon EUPHEMUS

heeft hy geleert, so wel op de baren als op de aarde te gaan.

        PELIAS

van Tyrus, Dochter van den Koning Salmoneus, Broeder van Aeson, wiens Soon Iason Neptunus vreesde, wierd van hem na de belegering van Kolchis gestuurt.

        ASTRAEUS

met sijn Suster

        ALCIPPA

onwetend geboeleert hebbende, doch sulx uyt een Ring van haar ontfangen, bespeurende, storte sich self in een Rivier, na sijn naam, maar naderhand genoemt na Kaikus de Soon van Merkurius.

        De teeling van ORION

by Brylle wort hem ook toegeschreven; hoewel andere drijven dat hy uyt het Water van Iupiter en Merkurius op een Osse-vel gestort voortgekomen is, en daarom Urion genoemt is, na het Latijnsche woord Urina, dat is, Water, Pis.
    Doen dese dry Goden by den armen

        HYREUS

quamen huysvesten, en hy haar sijn enige Koe slachte, versoekende om de gunst van een kind te mogen hebben, onverandert sijn ongehuwde staat, heeft hy op dese wijs sijn wensch verkregen. Orion van sijn Vader ontaart, socht de Plejaden die in den Heemel opgenomen wierden, te onteeren, van daar wende hy sijn gangen na

        AEROPE

Vrouw van Oenopion Chius, maar tot boet wier hem sijn gesicht uytgesteeken, het welk van

        CEDALION

Vulkaans Knecht weder gekregen hebbende, versocht hy Diana meede tot onkuysheyd, onder ’t jagen haar genakende; maar wierd helaas! of van haar pijlen of van een Scorpioen uyt de aarde opkomende doodelijk gewont en sturf. De Goden evenwel namen hem ten Heemel, plaatsen sijn Star aan ’t hoofd van de Stier, sijnde van de 16. Starren een Regenachtig teeken.

        Het Paard PEGASUS

seggen eenige voortgekomen te wesen van Neptunus en Medusa. Andere meenen uyt het bloed van Medusa, ’t welk weg vliegende (als sijnde met vleugels begaaft) den Berg

        HELIKON

met sijn Hoef-yser sloeg, datt ’er een Fonteyn

        HIPPOKRENE

genoemt, uytborrelde, Bellerophon, om tegen de Chimaere te strijden uytgekosen sijnde, heeft by de Fonteyn Pirene dit Paard ondervangen.

        DE HARPYEN

als te weten

        OCYPETE, CELENO en AELLO,

Vogels van het Moeras van Stymphalus tellen ook haar afkomst van Neptunus en de Aarde (andere willen van Thaumas en Elektra) hebbende Oren als Beeren, een Lichaam als een Gier, een Aangesicht als een Ionk-vrouw, op de Rug met Vleugels, Menschen Handen en Voeten, maar schriklijke Klaauwen

        PHINEUS,

om de wreetheyd aan sijn kinders gepleegt, tot een eeuwige honger verdoemt, most gedogen, dat dese Vogels hem de spijs van de Tafel in sijn bywesen wegnamen, tot eyndelijk de Argos-vaarders, beleefdelijk van hem onthaalt, die quamen te dooden.

        PLUTO

Een God der Hel en Broeder van Iupiter (mogelijk om dat hy de manier van doden te begraven eerst bedacht heeft) is gestelt over de Handen: ook over de Schatten die uyt de aarde gegraven worden. Veel meenen dat Plutus van Iason en Ceres geboren is.
    Hy is Blint, wijl hy met sijn rijkdom tegens de quade milder als tegens de goede is.
    Vreesachtig, overmits de Rijkdom niemand gerust maakt.
    Een drigt Sleutels is sijn Wapen
    Sijn Kransen sijn gevlochten van Narcissen, Cypressen en Vrouwe-hayr.
    Hy wort geeert in Pylus.
    By de rivier Korallus heeft hy een gemeen Autaar met Pallas.
De Paarden van sijn Koets sijn al swart; en dry in tal Nykteus, Aethon en Alastor.
    Hier dient het onderaardse rijk van Pluto een weynig geopent, het welk ook Tartarus en Taenarus genoemt wort, want dese voor-heuvel van Lakonien is de Mond van de Hel daar Herkules den

        CERBERUS

of Helhond uytgehaald heeft.
    Men heeft’er etlijke Rivieren

        ACHERON

als de eerste; ontfangt de verstorve Sielen, die de Hel soeken, dewelke van den ouden

        CHARON

in sijn gelapte leere Bood na d’ander oever overgescheept worden.
    Acheron, de Soon van Ceres en d’Aarde geboren in Bithynien wierd ter Hellen gedoemt, om dat hy de Reusen tegen Iupiter strijdende water leverde.
    By de Nymf Gorgyra teelde hy

        SCALAPHUS

die in een Padde veranderde, om dat se Proserpina, de spijs der onderaardsche Goden geproeft hebbende, daar over betichte.

        STYX

Dochter van Acharon, (andere, d’Oceaan) geboren in Arkadia doot de Drinkers met hout en vergiftig water.
    By Pallas of Piras baardese de Hydra of Water-slang.
    By haar Vader Acheron, haar Dochter Viktoria, die menig het leven beneemt.
    Na dat dese met haar Gesusters, Gewelt, Sterkte en Yver, Iupiter tegens de Reusen bystant gedaan had, verkreegse voor haar Moeder Styx dese eer, dat men by haar souw sweeren.

        KOCYTHUS

de Broeder, geboren in Epirus teelde sijn Dochter

        MYNTHE

die van Proserpina in het kruyd Mentha (by ons Munt) verwisselt wierd.

        PHLEGETON

heeft deselve werking met

        LETHE

een Rivier in Afrika, die van de aarde verslonden na de Stad Berenice vloeyt, die hier uyt drinkt, verliest het geheugen der voorgaande saaken

        AVERNUS

geeft sulke een nare stank in Kampanien, dat de overvliegende Vogels barsten.

        ORKUS

een Rivier in Thessalien hoort meede aan ’t rijk van Pluto.

        DE NACHT

(Nox) de alderoudste Godin uyt den Chaos voortgekomen heeft hier haar woonplaats.
    Uyt de Hel (Erebus) heeft sy eerst de

        VLIEGENDE SLAAP

Voortgebracht, doen haar nasaaten,

        MORPHEUS, ICELIUS, (of PHOBETOR)

        en PHANTASUS

die ’t Sluymeren veroorsaken, en sich in alderhande gedaante weeten te hervormen.
    De Slaap heeft twee Poorten, een

        HOORNE,
        en een YVOORE.

Door de Hoorne-poort ontfangewe Ware;
Door de Yvoore-poort Valsche en Ydele Droo-
men
    By de Nacht heeft sy

        MOMUS

geteelt, de welke, schoon hy self niet lofwaardigs verricht, andere niet te min weet te berispen, ja self der Goden werk niet goed keurende.
    De andere Dochter van de Nacht is (Mors) de gevleugelde Dood, swart van wesen, maar met starren onderscheyden.
    Men heeft haar alleen nergens Autaars gesticht, om datse onversoenlijk is.
    Ook heeft sy noch andere Dochters gehad, van de welke gesproken sijn Raserry, Twist, Tweedragt, Haat, Het Nood-lot, en de Schik-Godinnen, synde dry in tal,

        I. ATROPOS

als onveranderlijke;

        2. KLOTHO

als omkeerende en naayende;

        3. LACHESIS

als uyt-delende.
    Dit sijn de Klerkken der Goden, yders leven aanteekenende, stellende het menschelijk geslacht Tijd en Paalen, die het niet vermag over te klimmen.
    Sy worden ons vertoont als drie oude Wijven, die aan de Spinne-rokke sitten, en met het breeken van haar draad, het mensche-leven ook breeken.
    De Hel heeft ook haar Rechters, sijnde dry Soons van Iupiter, Minos en Rhadamanthus by Europa; Aeakus by Aegina.

        MINOS

de eerste; Koningk en Wet-geever der Kretenser; was getrouwt met

        PASIPHAË

die door vermenging met een Stier (Daedalus haar hulp biedende) het verfoeylijk Monster Mino-Taurus geteelt heeft.

        DAEDALUS

van Minos hier over vervolgt sijnde, wierd van de Dochters van Kokalus, Siciliaansch Koning, gehuysvest, van de welke Minos, door vleyende raad van Daedalus, door siedend water, van boven op hem neergegoten, gedoot wierd.

        RHADAMANTUS

een Man van gepreese matigheyd, heeft om het dooden van sijn Broeder, als balling sijn vaderland moeten verlaten.

        AEAKUS

de vader van Peleus is van sulk een aansien geweest, dat het Orakel; ten tijden van der groote droogte, antwoorde, dat Iupiter door sijn afbidden alleenlijk was te versoenen. Aan wie Iupiter ook vergunde; dat hy, na dat de pest de Inwoonders van ’t Eyland ging het leven berooft had, de Mieren daar ter steede in menschen mocht verwisselen, die hy de naam van

        MYRMIDONES

gaf.
    Noch hebben dese dry in ’t midden van een drysprong, daar d’eene weg naar de Hel, en d’andere naa ’t saalige Siele-veld leyt, een vat, waar uyt sy om recht te doen, de namen trekken van die geen, die d’er door ’t lot moeten geoordeeld worden.
    Hier vintmen meede de Uytvoersters der geoordeelde straf, de

        FURYEN

(ook Dirae en Erinnyes geheten) als scherprechtsters

        TISIPHONE, ALEKTO en MEGAERA

Dochters van de Nacht en d’Acharon, dragende slangen voor hayr op ’t hoofd, en met aangesichten de menschelijke gemoeders bespringende.
    Haar woonplaats is in ’t poortaal der Hel, so verbittert op de Godlose, dat een quaatdoender, willende in haar Tempel treeden, met sinneloosheyd gestraft wort. Een voorbeeld vint men in Orestes.
    Wijn op haar     autaar te plengen mishaagt’er: swarte offerhanden sijn haar aangenaam.
Genever- en Ceder-takken en diergelijke droeve kreuyden worden haar aangesteeken.

        CERBERUS

de Dry-hoofdige Hel-hond van Typhon en Echidna geboren, bewaart den ingang, beleeft tegens de inkomende, wreed en onversoenlijk op de uytgaande.
    Behalven dese verçiersels hebben de Oude noch een plaats bedacht, die bevallig en vermaaklijck waar, daar de salige Sielen heen verhuysen, noemende ’t selve Elysium of de Eliseesche Wey, waar van Virgil. in sijn 5. boek van Aeneas.

        CERES

Godin der Vruchten, Suster van Iupiter, Dochter van Saturnus en Rhea, wierd van haar Broeder Neptunus beswangert, en bracht een Kind ter weereld, ’t welck men godloos acht te noemen, doch men gaf dese vrucht de Moeder te gelijk de naam van

        HERA.

Eenige schrijven dat het een Paard sy geweest, om welke schande Ceres sich een wijl tijds verschuylde.
By Jason baardese

        PLUTUS

waar van hier voor.
    Uyt haar en Iupiter wierd

        PROSERPINA

geteelt, dewelke van Pluto, daar niemand aan huwelijken wouw, op den berg Aetna in Sicilien gesien sijnde, doense bloemen plukte, met het geweld geschaakt is: en van haar Moeder namaals te vergeefs met ontsteeke en vlammende toortsen vol droefheyd gesocht wierd.
    Ceres, op haar wagen gevoert, wierd van den Koning Eleusius vriendelijk onthaalt, wiens Soons (Triptolemus genoemt) opvoeding sy gewillig aannam, hem eyndelijk haar Wagen gevende, waarmeede hy, van Slangen voortgetrokken, de weereld door souw rijden, om de menschen het Vrucht-Saayen te leeren, Ovid. in’t 5. boek der Herschepp.
    De Sog, die de eerste kuylen groef om de vruchten te vertreden, wierd na behoren gestraft, want Triptolemus dit gewaar wordende, dacht sich by Ceres aangenamer te maken, indien hy dit Dier, haar eerste vonden so tegenstrevende, haar opofferde. Hy sleepte dan de Sog naa ’t Autaar van Ceres, stak de Landvruchten de Sog door de muyl, te kennen gevende waar omse geslacht wierd.
    Doen Ceres uyt de Nymf Arethusa eerstmaal verstond Proserpinaas schaaking van Iupijn geschiet te sijn, verkreegse van Iupiter, datse, indiense noch niet in de Hel geproeft had, weeder souw mogen op de weereld komen, maar Askalaphus ontdekte, hoese in den Hof van Pluto Granaat-appelen geeeten had.
    Eyndelijk wierd haar noch toegestaan, dat Proserpina de helft van ’t jaar mocht op de wereld wesen.
    Veel hebben gemeent, dat Proserpina derhalven de Maan was.
    Andere hielden haar voor het Saat, waar uyt de Vruchten spruyten.
    Andere hadden andere meningen.
    By de Egyptenaars wierd Ceres, Isis geheten.
    By de Latijnen en Grieken Wet-geefster, om haar gegeven Wetten.
    Veel offerhanden sijn Proserpina ter eeren aangestelt, als behalven andere, wanneer de gedachtenis van haar schaaking met lichtende toortsen geviert werd, maar de bloemen, by welke Proserpina gerooft was, brachtmen hier niet omtrent.
    Na den oogst wierden Ceres de eerstelingen der Vruchten toegewijt.
    Een Sog en Ram wierd haar geslacht.
    Kransen van Mans-bollen en Kooren-âren sachmen aen de deuren van haaren Tempel hangen.
    In haar jaarlijxe offerhande plengdemen haar Melk en nieuwe Mosch.
    Tempels en Wouden waren haar toegeheyligt. Doen Erisichton van Thessalien die besneden had, heeft sy hem met een eeuwigen en onleslijken honger gestraft, maar sijn dochter

        METRA

door gunst van Neptunus in meenig wesen verwisselt, en aan verscheyde om te boeleeren uyt verhuurt sijnde, quam hem eenigsins te hulp.
    Ceres heeft meede den jongen

        ABAS

die haar offerhanden beschimpte, in een Haagdis vol blinkende sterren op de rug, verandert.
    De geboorte van

        HEKATE

wort van sommige Iupiter en Ceres: van sommige Latona toegeschreven.
    Andere stellen haar en Proserpina voor een en de selve.
    Enige meenen haar geteelt te wesen van Iupiter by Asteria. Van wiese sy, s’is verschriklijk van lichaam, hetwelk sich 62 1/2. treeden kan uytrekken.
    Haar Hayren sijn Slangen, gelijk haar voeten.
    Honden sijn in haar gevolg, die haar ook geoffert worden, wes halven men haar Hondeneetster noemt.
    Sy heeft een dry-dubbelt, als namentlijk een Honde- Paarde- en Mensche- hoofd.
    In de drysprongen wierdse geeert.
    Men seyde haar in den Hemel, de Maan; op de aarde, Diana; en onder d’aarde Proserpina te wesen.
    Sy is gestelt over het Toveren.
    Men was oock gewoon haar voor de deuren tegens de Tovenaars uytte beelden, gelijk Merkurius tegens de Dieven.

        VENUS

gesproten uyt de afgesneden Schamelheyd van Saturnus, met het See-schuym vermengt, of in een See-schelp ontfangen, strande eerst aan Cyprus, een Eyland der Stad Pafos.
    Enige geloven, datt’er een Hemelsche Venus geweest sy, geboren van den Vader Caelus, wiens offer met wijn te bestorten geoorlooft waar: en een andere aardsche, dochter van Iupiter en Dione (dochter van Tethys en den Oceaan) die aan Vulkanus door den Echt verknocht sijnde, by Merkurius echter den soeten, gewiekten, pijl en boog dragenden Kupido gebaart heeft; en by Mars eenen

        ANTEROS

dat is, Tegen-liefde, die met Eros, dat is Kupido of Liefde strijt.
    Cicero in sijn derde Boek der Goden-geboorte doet’er noch 2 by de eerste. Een Venus, geboren van Iupiter Vulkaan is ten echt gegeven. De andere Venus, geteelt van Sirus en Sirie of Astarte, welk met den schoonen Adonis getrouwt is.

        KUPIDO

de Minne-God schijnt van verscheyde geboren te sijn.
    Hesiodus dicht uit Chaos en de aarde.
    Cicero uyt Mars en Venus.
    Sappho uyt Caelus en Venus.
    Seneca uyt Vulkanus en Venus.
    Virgilus uyt Venus alleen.
    Ovidius stelt hem twee-voudig; een, die eerlijk, en een, die schandlijk is.
    De Eerlyke, seyt hij, is geboren uyt Iupiter en Venus.
    De schandelijke uyt de Hel (Erebus) en de Nacht (Nox).
    De dichters beelden hem af met een brandende toorts, en dubbelde of verscheyde pijlen; sommige van goud, sommige van lood: met de gulde queekt hy de eerste Liefde; met de loode breekt hy deselve, en scheurt de Gelieven van een.
    In de Stad Lampsakus was Juno Vroet-wijf, doen de lelijke

        PRIAPUS

Uyt Bacchus en Venus geboren wierd.
    Men noemde desen een God der Thuynen.
    Doen hy den eerschender der nymf Loris bekent gemaakt had, begeerde hy een Esel tot sijn offerhande.
    Neptunus bevruchte Venus met

        ERIX

dien ervaren worstelaar. Na dat hy meenig overmeestert had, is hy eyndelijk van syn overwinnaar Herkules, in de Tempel, dien hy syn moeder Venus op den Berg gebouwt had, begraven.

        ADONIS

Soon van Myrrha en Cinera, Koning van Cyprus, van Venus om sijn schoon en bevallijkheyd bemind en geliefkoost wordende, is door den jaloersen Mars van een wild Swijn omgebracht, doch van de medelijdende Goden in een blom na sijn naam verandert.
    By Anchises heeftse

        AENEAS

gebaart, waarvan hier na in ’t volgende.
    De (Uren)

        HORAE

sijn haar voedsters.

        De CHARITES

haar geselinnen.
    De Swanen, Duyven of Mossen, de geylste vogels, trokken haar Yvore Wagen voort.
    Dit sy van de Geslacht-boom der Goden en Godinnen, met hun vergode Nakomelingen, na gelegentheyd der tijd voor tegenwoordig genoeg geseyt.
    Noch sijnder te vinden Goodjes van minder gesach, als
    Bonus Eventus, Ridiculus, Vitunus, die ’t leven beschermt.
    Angenora, Godin der Stilte.
    Laverna, Godin der Dieven.
    Noenia, Godin der Lijken.
    Levana, Godin der Boorlingen.
    Men heeft ook Tempels opgerecht ter gedachtenis van de Deugd en Eer, en haar beyder dochter de Hoogwaardigheyd.
    Ook voor de Vryheyd, Eendragt, Welvaart, Krankheyd en Onweder.
Van dese heb ik met voordacht niet gerept, aangesien geen van hun wijtlopiger uytlegging vereyscht.
    Tot besluyt moet ik

        FLORA

hier by voegen, die de Grieken Chloris noemden. Sy wort gehouden voor de Bloem-Godin.
    Dese is geweest een beruchte en schat-rijke Hoer, dewelke, komende te sterven, den geheelen Roomschen Raad, en al de beschreve Vaderen tot haar Erfgenamen stelde, met voorwaarde, dat haar geboorte-dag door ’t instellen van Speelen jaarlijx souw geviert worden. De uyterste wil van dese een tijd lang voldaan sijnde, vond de Raad eyndelijk geraden, om niet te schijnen uyt Geld-sucht sulk een gemeene Hoer so groote Eer te vergunnen, dat men de saak met een bequame glimp aenstreek en vermomde, gebiedende derhalven, dat men Flora namaals altijd, als een Bloem-Godin souw eeren en vieren.




Continue