Korenbloemen 1672, deel 1, fol. **1v

Aen mijne lieve dry overige
SONEN.

M Annen Broeders; daer ick God voor
danck; die U tot Broeders heeft ge-
schapen, ende onder mijne oogen tot
Mannen laat opwassen; Broeders
in Vreughd van Eendracht, Mannen
in Kracht van Jaren, van Reden ende van geen’
gemeene Wetenschap; Ick en bevele U-lieden dit
Werck niet, maer dit By-werck. Overleeft het
my neffens U-lieden, verdedight my naer my,
tegens die gene die ’t her-doopen moghten.
Ick schaemde my daer over geseten te hebben:
sulcks noyt en is geschiet. Heb ick ’er over ge-
legen, by slape-loose onrust, het kan supina di-
ligentia
heeten. Datter gestolen Uren van wande-
lingh aen gehangen zijn, midden uyt den drangh
van swaere besigheden ten dienste van de Gemee-
ne saeck, ben ick soo verre van t’ontkennen, dat
ick het U-lieden voor een’ Lesse derve aenwijsen,
hoe selfs de Snipperingen van den dieren Tijd
niet verwaerloost moeten werden. Ick ontfange
daer-en-tegen geern de vermaning uyt U-lieden
voordoen, hoi zèloûte tà charísmata tà kreíttona, po-
tuisse has horas minus perdi:
want ick voor winste

Continue

Huygens - Korenbloemen
Voorkeurenpagina Opleiding Nederlands