Dit is een onderdeel van FocquenbrochWerken1723.html. Klik hier voor het hele document.

tyd veinzen, en (zyn Princelyke grootheid begeerende te behouden) zeide hy, noch eerst zyn dochter te willen spreken, en haar gemoet te willen ondertasten, weshalven hy geboot dat zy alleen met Wilhelmus, by hem zoude geleid worden. Inkomende wierp zy zich heel ootmoedelyk voor zyn voeten neder, hem den boort van zyn tabbaart kussende, en met betraande oogen om vergiffenis smekende.
    Dit gezicht, en deze daat ontroerde den Keizer zodanig, dat indien Adelasia, haar oogen (die zy gedurig op de aarde gevest hielt) op zyn wezen geslagen hadde, zy zyn teêr gevoeligheid genoegzaam zoude gemerkt hebben. Doch hy echter zyn Keizerlyke deftigheid behoudende, en haar een weinig opheffende, zeide haar; dat hy gereet was haar alles te vergeven, en haar in staat van zyn dochter te houden, met alle behoorelyke grootheden, indien zy Alerame wilde verlaten, en geen vergiffenis voor hem vorderen; nademaal hy zeide, voorgenomen te heb- [fol. Ff5v, p. 458] ben, zyn rechtveerdige gramschap aan hem te willen koelen, hem voor eeuwig uit zyn hof, en uit het gantsche Keizerlyk gebied verbannende.
    Adelasia hier op in traanen uitbarstende, als of zy haar eigen doodvonnis kwam te hooren, gaf hem stantvastelyk tot antwoordt; dat, hebbende den Hemel haar door het wettig huwelyk aan Alerame verbonden, zy liever met hem veracht, en verstooten wilde leven, of ongelukkig sterven, dan zonder hem aan de Prachtige grootheid van haar Vaderlyk Hof deel te hebben.
    By zich zelfs prees den Keizer deze voorzichtigen Antwoordt, doch met een geveinsde antwoordt, haar met eenige dreigementen bejegenende, waar door hy in haar noch meer stantvasticheid ontdekte, begon hy haar het gevangen-huis voor oogen te stellen: en aan zyn Lyf-wacht een teken doende, geboodt hy hem deze in hechtenis te nemen; maar Wilhelmus, de handt aan ’t Gevest van zyn Degen slaande, en zich tot den Keizer keerende, seide hem met een onversaagde stem; dat zyn Moeder vry geboren was, en dat hy met verlof van zyn Majesteit gereet was het Hart te doorboren aan die geene, die de stoutheid zou derven nemen, van haar de minste overlast in haar Persoon of vryheid te doen; nademaal hy t’eenemaal bereidt was in haar bescherming, zyn leven, doch niet zonder wraak, te verliezen.
    Dit seide hy met zo levendigen yver, en met zo edelmoedigen gedaante, dat het langer aan den Keizer (die daar het grootste genoegen des werelts in schepte) niet mogelyk was, de teederheid van zyn Ziel te verbergen, door het zien van zo grooten stantvasticheidt, liefde, en getrouwicheidt; zo dat hy zyn Keizerlyke grootsheid afleggende, van zyn Troon oprees, om zyn Dochter, en haar zoon te omhelsen; en Alerame met al de andere zoonen mede tot zich hebbende doen leiden, omarmde, en kuste hy hun altesamen op de minnelykste manier des weerelts, zich nauwlyks kunnende verzaden, zo by den eenen als den anderen.
[fol. Ff6r, p. 459]
    Het gantsche hofgezin stond geheel ontsteld van verbaastheid, door de majesteit des Keizers dus vernedert te zien in het omhelzen van deze twee Koolbranders, en in de kussen van deze qualyk gekleede Jongens; maar zo dra ruchtbaar wierd, wat voor perzoonen deze waren: zo wierd terstont niet alleen het Hof, maar ook de naast gelegen Steden, en aangrenzende provincien, met deze vreemde nieuwicheden vervuldt; met verwondering van een ieder, over zo een nooit gehoorde verandering, zo stantvastich een liefde, en onverbrekelyke getrouheid.
    Met der haast wierden de twee verrezene Minnaars, met haar op nieuwsherboorne zoonen, verzien van kleederen en andere verçierselen, over een komende met de grootheid van hun staadt; en van al de aanzienelykste Heeren zo van het Hof, als van het leger, met groote blydschap verwellekomt.
    Toen was het, dat men in Savona, eenige weeken niet dan feesten, tournoyen, en andere gewoone tekenen van vrolykheid in zwang zag gaan; en dat men daar van Genoa en van andere omleggende steden de grootsten Adel na toe zag vloeien, niet zo zeer om deel te hebben aan de vreugde van de stad, als om te komen zien Alerame en Adelasia, wonderlyke voorbeelden van de wonderlykheden dezes weerelds, en de stantvastigheid der liefde.
    Den Keizer korts hier na (alreets de oneenigheden van Rome geslist, en de verschillen der Italiaansche Princen bevredigt hebbende) vertrok zich weder in Duitsland, latende Alerame met zyn beminde Adelasia, vreedige beheersers van Savona, en de omleggende landen; het toneel van haar voorgangen ongelukken tot een troon van alle wenschelyke vreugde, en voorspoet. Met zeven Marquisaatschappen wiert Alerame hier boven van den Keizer begiftigt; die na zyn dood van zyn zeven zonen geërft wierden; wordende Wilhelmus hun eerst geboorne, Marquis van Montferat, en de zes andere, die van Ceva, van Por Zione, van Bosro, Salvesso, van Karretto, en van Ancisa.
[fol. Ff6v, p. 460]
    Zynde het leven van hun allen na die tyd zo gelukkig als doorluchtig geweest; ieder van hun erfgenamen nalatende, die noch op deze uur tot eêr van Italien, en tot verçiersels van de weereld verstrekken.
        Einde van ’t Tweede en laatste Deel van FOCQUEN-
                        BROCHS Thalia, of Geurige Zanggodin.



[fol. Ff7r, p. 461]

DE

SCHOUBURG IN DE ROU

over ’t afsterven van

HERMAN BRINKHUIZEN,

Vermaard Tooneelspeelder.

WAar zyn nu myn heldetoonen,
    Waar is nu myn Poëzy?
Waar zyn nu Apolloos zoonen,
    En der Treurspeldichtren ry?
(5) Polus, Polus is gesturven!
    En de gansche Helikon
Is voor eeuwig nu bedurven,
    Door het daalen van die zon.
Schreit nu kristalyne stroomen,
    (10) Dichters, wyl door deze slag
U een parel is ontnomen,
    Schoonder dan ooit Grieken zag.
Ach, de ziel der treurjuweelen
    Mist voor eeuwig nu het licht,
(15) Die door zyn bekoorlyk speelen
    Grieken geeft aan ’t Y gesticht.
Barst met my als eertyds Romen
    Om de dood van Titus uit,
Gy die ooit aan Amstels zoomen
    (20) Sloegt Melpomenes geluit,
Roept: had nooit die zon gescheenen,
    Of was nooit haar glans gedooft.
Ach, myn HERMAN is verdweenen,
    En van ’s weerelds licht berooft,
(25) Roept de Schouburg, krabt haar wangen,
    Rukt haar staatcitabbert af,
Nokt, en blyft aan ’t lichchaam hangen.
    Hoort! hoe klaagtze: zal het graf
[fol. Ff7v, p. 462]
Dan uw dierbaar asch bewaaren,
    (30) Dat geheiligt overschot,
My veel waarder dan de snaaren
    Van Apollo, bitter lot!
Wie zal nu myn lof vergrooten,
    En myn hoofd, zo fier gehuld,
(35) Doen tot aan de sterren stooten?
    Met geen klatergoud vervuld,
Maar met diamantestraalen.
    Onbeseflyk ongeluk,
Met geen tongen te bepaalen,
    (40) Aller ongevollen druk!
’k Dorst de weereld zelf braveeren
    Als gy bromde op myn Tooneel.
’k Zag Augustus triomfeeren,
    Zo volmaakt van deel tot deel,
(45) Of hy scheen in u herbooren.
    Ik kon Porus groot gemoed
Uit uw mond en lippen hooren.
    ’k Zag de zorg voor ’s Konings bloed
In uw edle ziel herleven,
    (50) Als ge als een Siccheus spraakt.
’k Zag myn marmre posten beven,
    Als ge in heilig vuur ontstaakt.
Om Herodes na te speelen,
    Als hy razendt en verleid,
(55) Om zyn doodwond, niet te heelen,
    Heete en droeve traanen schreid.
Hy scheen ’t aardryk uit zyn pannen
    Zelfs te lichten met zyn hand,
Om met hem ale aardstierannen
    (60) Een onblusselyken brand
Voor zyn gruwlen te bereien,
    Om zo Mariamnes dood
Met geen traanen te beschreien,
    Maar met bloed, als hy vergoot.
(65) ’k Zag de glorie lang bestryen,
    Die myn naam van u ontfong,
[fol. Ff8r, p. 463]
Door verwaande Roofharpyen;
    Schoon hy tot de wolken drong.
Roept nu, Iö! lastertongen,
    (70) Roept nu, Iö! hy is heen;
Als de Romer heeft gezongen,
    Voor de koets van Gallieên
’k Zal een krans van heldepalmen.
    Vlechten tot zyn roem en eer,
(75) En zyn lof voor eeuwig galmen,
    Schoon hy.. maar mit zweem zy neêr.
Vlecht nu lauwren en cipressen,
    Treurspeldichters, om zyn hooft,
Door een vuur, niet uit te lessen,
    (80) Nu hy is van ’t licht berooft.
Zo lang Amstels zeekasteelen
    Dondren op den Oceaan,
Zullen nooit uw trotse speelen
    Zo volmaakt ten reie gaan,
(85) Als hy die wist uit te voeren
    Door zyn gadeloos verstand;
Eer gewoon de ziel t’ontroeren
    Door zyn oogen, mond en hand.
Schryft ter eeuwiger memorie
    (90) Deze letters op zyn zerk:
Hier rust aller dichtren glorie,
    In dit nau bepaalde perk.

Overleden den 14 Septem-
    ber, 1695.
            A. BÓGAERT.



[fol. Ff8v, p. 464: blanco]

<"#Thalia">Continue

Tekstkritiek:

Deel 1
fol. *3r, vs. 16: praatjes paait, er staat: praat
fol. *3v, vs. 44: getoont, er staat: getroont,
fol. *3v, vs. 60: aangevuld uit de edities van 1696 en 1766
fol. *4v: neit er staat: niet
fol. *4v: vaak en er staat: vaaken
fol. *7v: vermaarde er staat: vermaade
p. 3, vs. 62: biên, er staat: bi n,
p. 3, vs. 91: raaken, er staat: raaken.
p. 20, vs. 718: En zo er staat: En zo
p. 21, vs. 754: verbiên zo er staat: aerbiên
p. 24, vs. 847: al er staat: zal
p. 27, vs. 963: regen, er staat: regen.
p. 34, vs. 1246: groot geruchter staat: gerucht gerucht
p. 33, vs. 1231: myn er staat: my
p. 35, vs. 1277: dan er staat: van
p. 39, vs. 1403: en er staat: een
p. 48, vs. 1748: zwoeren er staat: zwoer
p. 48, vs. 1776: toonde er staat: tonde
p. 51, vs. 1894: naer er staat: haer
p. 52, vs. 1929: Wat er staat: Want
p. 53, vs. 1951: vechten, er staat: vluchten,
p. 53, vs. 1952: nacht. er staat: nacht
p. 54, vs. 1991: laadkruit er staat: landkruit
p. 56, vs. 2062: voor er staat: door
p. 56, vs. 2067: verplet er staat: verspelt
p. 56, vs. 2068: op nieus er staat: nieus
p. 56, vs. 2069: die juist er staat: juist
p. 57, vs. 2097: wou er staat: won
p. 57, vs. 2105: daarom, om er staat: daarom
p. 58, vs. 2141: ter neder er staat: daar deder
p. 59, vs. 2194: haar er staat: hem
p. 61, vs. 2254: voor er staat: vol
p. 63, vs. 49: In er staat: Ik
p. 86, vs. 309: geëxstinguiert, er staat: geëxstinguient,
p. 146, vs. 16: lieve er staat: lieye
p. 146, vs. 24: kind. er staat: kind
p. 147, vs. 45: opgeslagen, er staat: opgeslagen.
p. 147, vs. 55: roojen), er staat: roojen,
p. 197: graven er staat: vragen
p. 220, vs. 51: pappgajen) er staat: pappgajen(
p. 220, vs. 72: lynekruit er staat: lynebruit
p. 221, vs. 102: stem) er staat: stem;
p. 222, vs. 125: hier er staat: Hier
p. 222, vs. 136: gewiegt. er staat: gewiegt
p. 222, vs. 137: gy er staat: hy
p. 222, vs. 145: wolken, er staat: wolken?
p. 222, vs. 180: gemak? er staat: mak?
p. 223, vs. 207: vetbegraasde er staat: vetbesgraasde
p. 225, vs. 24: geest, er staat: geest.
p. 227, vs. 89: breid er staat: breik
p. 227, vs. 95: vrucht er staat: vruch
p. 298, vs. 76: Menalisch er staat: Melalisch
p. 300, vs. 148: Dafnis er staat dafnis
p. 300, vs. 152: Dafnis er staat dafnis
p. 300, vs. 154: ’t er staat ,
p. 300, vs. 164: ’t huis, er staat van ’t huis,
p. 301, vs. 162: Zo er staat Za
p. 301, vs. 171: Vaak er staat Van
p. 317, vs. 13: soldaten, er staat soladten,
p. 318, vs. 64: met er staat het
p. 320, vs. 134: schau er staat schan
p. 322, vs. 173: uit er staat op
p. 322, vs. 174: ongedult er staat ongedult.
p. 322, vs. 175: noch er staat Noch
p. 322, vs. 178: zyn er staat om
p. 322, vs. 189: noch wel er staat noch
p. 323, vs. 19: duin er staat duin.
p. 323, vs. 21: in de editie-1709b staat Parnas weêrhielt u niet met zyn gesplitste toppen,
p. 329, vs. 36: stem. er staat stem
p. 343: gom er staat: gout
p. 345: steeds er staat: deests
p. 346: deerlyk er staat: deerlykt
p. 346: dreigt er staat: drieigt
p. 349: en het lazarushabyt er staat: en het gevaar van ’t leven.
p. 349: Reisgewaad er staat: Reisgewaad?
p. 350: IZABELLE, er staat: IZAABELLE,
p. 351: ongelyk er staat: ongelyk.
p. 356: te schendig er staat: en schendig
p. 360: slechts er staat: slecht
p. 402: JORISVAAR er staat: JORISAAR.
p. 407: een er staat: en
p. 416, vs. 1824: Ik er staat: In
p. 437: bedrogen, er staat: bedrogen.
p. 438: zy er staat: gy
p. 439: er er staat: eer
p. 447, vs. 274: men er staat: my
p. 456, vs. 474: voorstel er staat: voorspel
p. 459, vs. 529: Myn er staat: Hyn
p. 459, vs. 530: Vergezelschapt er staat: Vergezelschap
p. 459, vs. 532: hebt er staat: heb [ed.-1663: dat ghy niet hebt uw beloft verlooren]
p. 462, vs. 26: toegerust) er staat: toegerust
p. 464, vs. 103: (’k er staat: ’k
p. 464, vs. 112: zy er staat: hy
p. 467, vs. 203: vergaapen, er staat: vergaapen.
p. 473, vs. 438: wrekken er staat: wreken
p. 475, vs. 505: Dies er staat: Dees
p. 476, vs. 527: zy er staat: zyn
p. 476, vs. 535: en er staat: een
p. 476, vs. 554: Een er staat: En
p. 478, vs. 615: schatten er staat: schattten
p. 478, vs. 627: niet toe doet er staat: niet doet
p. 479, vs. 637: Ven er staat: En van
p. 484, vs. 836: geval. er staat: beval.
p. 488, vs. 954: Om er staat: Op
p. 488, vs. 957: zy er staat: gy
p. 489, vs. 1001: Maar er staat: Haar
p. 491, vs. 1077: leven? er staat: lezen?
p. 493, vs. 1126: Wat er staat: Want
p. 494, vs. 1171: dienen, er staat: deinen,
p. 494, vs. 1176: kwaalyk er staat: kwaaliy
p. 495, vs. 1210: En er staat: Een
p. 499, vs. 1331: wil er staat: wie
p. 499, vs. 1210: gedwongen er staat: gedwongeu
p. 500, vs. 1360: zien er staat: zyn
p. 500, vs. 1363: of er staat: op
p. 509, vs. 1679: al er staat: als
p. 509, vs. 1688: diensten er staat: dienslen
p. 512, voor vs. 1765: DERTIENDE er staat: VEERTIENDE
p. 519, vs. 29: Oenone er staat: Onone

Deel 2
p. 12, vs. 21: Voila, er staat: Viola,
p. 64, vs. 176: Verrezen. er staat: verrezen.
p. 76, vs. 62: foftseen er staat: fostse en
p. 77, vs. 150: toegevoegd naar de editie van 1669.
p. 85, vs.287: vexiert, er staat: vexiert.
p. 92, vs. 397: gepromiviert; er staat: gepromivieert;
p. 94, vs. 432: heeft, er staat: heeft.
p. 100, vs. 47: wensch er staat: weusch
p. 106, vs. 34: Een er staat: En
p. 110, vs. 8: gragigheid er staat: gragighied
p. 114, vs. 6: wyl er staat: wy
p. 118, vs. 46: veinzeryen; er staat: veinzeryen)
p. 190, vs. 17: ’k er staat: ’t
p. 208, vs. 11 en vs. 13 zijn in de druk verwisseld
p. 208, vs. 13 gekruifde er staat: gekruisde
p. 238, vs. 6 sans er staat: sane
p. 238, vs. 17 que er staat: quae
p. 224, vs. 92 Op er staat: Gy
p. 244, vs. 38 par er staat: pas
p. 253, vs. 14 toûjours er staat: loûjours
p. 255, vs. 6 vous er staat: yous
p. 257, vs. 3 surpassez er staat: sur passez
p. 257, vs. 5 honore; er staat: bonore;
p. 259, vs. 24 Pour en gaigner er staat: Four engaigner
p. 260, vs. 45 Parmy er staat: Par my
p. 262, na vs. 40 frango. er staat: frangé.
p. 262, vs. 2 comme er staat: come
p. 263, vs. 8 Depuis er staat: Dequis
p. 263, vs. 12 par er staat: pas
p. 263, vs. 20 pour er staat: pouy
p. 268, vs. 105 beeft er staat: heeft
p. 270, vs. 190 klucht, er staat: klucht. [niet in ex. UBGent]
p. 274, vs. 336 My er staat: Met
p. 275, vs. 374 liegt er staat: licht
p. 295, vs. 112 waarheid er staat: waarhied
p. 296, vs. 137 te er staat: de
p. 333, vs. 9: als er staat: al
p. 343, vs. 6: Zo er staat: Zov
p. 397: afschilderen, er staat: afschilde, ren,
p. 399: galop er staat: galp
p. 401: onaangenaam er staat: aangenaam
p. 403: fyn, er staat: zyn,
p. 405: vitien (by er staat: (vitien by
p. 405: plaidoyen te er staat: plaidoyenten
p. 405: discretie er staat: discertie
p. 410: als dan er staat: dan
p. 410: vervoert er staat: verovert
p. 413: en u er staat: en
p. 414: volgde, er staat: volge,
p. 417: quod er staat: quad
p. 417: Spaansche er staat: Spannsche
p. 417: specie er staat: specio
p. 418: zynde er staat: ziende
p. 418: egaal er staat: engaal
p. 421: Deliciis er staat: Dilitus
p. 423: violon er staat: violen
p. 427: opinie) er staat: opinie;
p. 428: dat er staat: dan
p. 428: zyn) er staat: zyn,
p. 429: openende er staat: openen
p. 430: stak) er staat: stak,
p. 435: afbeeldzel er staat: afbeeldzeel
p. 436: te loopen, er staat: tel oopen,
p. 437: waardig was. er staat: waardig.
p. 439: niet er staat: net
p. 441: van een er staat: van
p. 455: noemende, er staat: noemde,