Dit is een onderdeel van CenetonIncipits.html. Klik hier voor het hele document.

>



060540 - Joannes Chrysostomus Loots - Pompeius Magnus. 1635




060550 - J. Lorentz (naar het Frans van d’Aubigny) - De Kruiwagens of onzigtbare trap. 1803 ca.




060560 - Cornelis Lorié - Sint Nicolaas, of het gestrafte bijgeloof. 1785




060570 - Cornelis Lorié - Sint Nicolaas, of het gestrafte bijgeloof. 1786




060580 - Cornelis Lorié (naar het Frans van A.L.H. Poinsinet) - Tom Jones. 1785
By dag en nagt,
De jonge Helene,
Men droevig ziet weene,
En stort haar klagt.



060590 - H.W. Lozeman - Garther, of het verwarde huishouden. 1790 ca.
Ik moet somtyds om myne Buuren lagchen, somtyds zou ik om hen schreyen: zulke zotheden te begaan, en die met den naam van voorzigtig, schrander, vooruitziende, en wat niet al meer te dopen.



060600 - Henrick Lubaeus Jr. - Mahomet en Irena, of liefd’ in wreetheydt. 1657
Wie kan nu d’halve Maen van ’t Turcksche Rijck beteug’len?



060610 - J.C. Ludeman (= Franciscus Lievens Kersteman) - Koning Chosmadroes; de afschaffing der koningen, of het jaar zeventien honderd vyf en negentig. 1790 ca.




060620 - Evert Luydens - Hartog van Savoyen in prosa uyt ’t Engels nooyt gedrukt 1700 ca.




060630 - Evert Luydens - List zonder voordeel. 1660




060640 - Evert Luydens - Klucht van de list sonder voordeel. 1670 ca.
Ia wel wat zegjer of Jillis Janssz, wiltse zo aenleggen als’t is geseyt?
Zieje weet wel datter zoo wat moet wezen om te cieren ’t lijf van een moye Meydt.
Versoeckt dat hy een paer Stricken voor mee [sic] koopt, en een ringh die fijn,, is



060650 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Abimelech. 1628




060660 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Amnon. 1617
Adsum, cubile languidum, & moestum larem
Pertaesus & faecunda curarum atria.
Thamara dolorem miscet; ah! nequeo miser;
Thamara furorem inflammat, & me fascino
Occidit; ille risus & forma lepos,
Ille nitor, illa gratia & vernus decor,
Illa aemulantes purpuram & rosas genae,
Oculique vinctaeque aureo mundo comae,
Et quicuid aegro triste cordolium facit.



060670 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Amnon. 1628




060680 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Anastasius sive perfidia fulminata. 1620 ca.




060690 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Bustum Sodomae. 1615




060700 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Bustum Sodomae. 1628




060710 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Carcer Babylonius. 1610




060720 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Carcer Babylonius. 1613
Infida semper Solyma! non unquam semel



060730 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Dives Epulo. 1613
Quod Indus & quod Bactrius picto sinu
Venale portant, Divitesque Ormusij



060740 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Iephthe. 1608




060750 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Iephthe. 1613
O qui potenti cuncta moliris manu,



060760 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Iephthe. 1628




060770 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Sampson. 1628




060780 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Sampson. 1635




060790 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Saul. 1621




060800 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Saul. 1628




060810 - Jacobus Cornelius Lummenaeus a Marca - Sedechias. 1628




060820 - Steven Theunisz. van der Lust - Herstelde hongers-dwangh, of Haerlems langh en strenghe belegeringhe, ende overgaen der selver stadt, door het scherpe swaerdt der ellenden. 1660
Ick kom vol anghst en schrick, met duysent ongelucken,
Het schijnt den Bloedt-hont wil ’t gantsch Neerlant onderdrucken;
Verdrucken niet alleen, maer dempen al haer macht,
Door Moort en Tyranny, en Helsche Vrouwen-kracht,
En pijnlijck sterven en de galghen, vyer en raden,
’t Verwoesten van de Ste’en is by hem een genaden.



060830 - Steven Theunisz. van der Lust - Herstelde hongers-dwangh, of Haerlems lang en strenge beleegeringe, ende het overgaen der selver stadt, door het scherpe zwaard der ellenden. 1706
Ick kom vol angst en schrick, met duysent ongelukken,
Het schynt den Bloed-hont wil ’t gants Neerlant onderdrukken;
Verdrucken niet alleen, maar dempen al haar macht,
Door Moort en Tyranny, en Helsche Vrouwen-kracht,
En pynlyk sterven en de galgen, vyer en raden,
’t Verwoesten van de Ste’en is by hem een genaden;



060840 - Steven Theunisz. van der Lust - Kindermoordt, van Herodus, begaen aende Betleemsche Zuygelingen. 1644




060850 - Steven Theunisz. van der Lust - Kinder-moort van Herodes, begaen aen de Bethlehemsche Suygelinghen; speels-wijs vertoont op Allerkinderen-dagh [...] by de Reden-camer van Liefd’ Boven Al, binnen Haerlem. 1645




060860 - Steven Theunisz. van der Lust - Kinder-moort van Herodes, begaen aen de Bethlehemsche suyghelinghen; speels-wijs vertoont [...] by de reden-kamer van Lied’ [sic!] Boven Al. 1662




060870 - Steven Theunisz. van der Lust - Kinder-moort van Herodes, begaen aen de Bethlehemsche suyghelinghen; speels-wijs vertoont [...] by de reden-kamer van Lied’ [sic!] Boven Al. 1705




060880 - Steven Theunisz. van der Lust - Kindermoord van Herodus, begaan aende Bethlehemsche zuigelingen. 1705




060890 - Steven Theunisz. van der Lust - Ongheblanckette Maria Stuart, coninginne van Schotlandt, en ghewaende coninghin van Engelandt; gedoemt ende gestraft. 1652
Al is de Coninghs Troon besaeyt met Diamanten,



060900 - Steven Theunisz. van der Lust - Petrus tryumph-spel. Gespeelt by de hondert ende twee-en-dertich jarighe reden-kamer, onder ’t woord Liefd’ Boven Al. 1635




060910 - Jacob Lutkeman (naar het Duits van Johann Elias Schlegel) - Canut. 1785a v




060920 - Jacob Lutkeman (naar het Duits van Johann Elias Schlegel) - Canut. 1785b v




060930 - Jacob Lutkeman (naar het Duits van Johann Friedrich von Cronegk) - Codrus, of de grondlegging van het Atheensch gemeenebest. 1785a v
Bedrukte Philaïde! is ’t altoos tyd van treuren?
Moet dan een eindloos wee uw teder hart verscheuren?
’k Vier dus, hoe billyk ze is, myn smart den toom niet; neen.
Prins Medon leeft niet meer: ’t is vruchtloos dat men ween’.
De Goden slaan geen acht op ons zwaarmoedig smeeken:
Geen reeds gestorven Held keert weêr uit ’s afgronds streeken.
Uw liefde is veel te groot, te trouw, te teêr van aart.
Eene al te strenge deugd is zelfs berispenswaard’.



060940 - Jacob Lutkeman (naar het Duits van Johann Friedrich von Cronegk) - Codrus, of de grondlegging van het Atheensch gemeenebest. 1785b v




060950 - Jacob Lutkeman (naar het Frans van Jean François Marmontel) - De Heracliden. 1756a v
D. Mag ik, de woede ontvlucht van Argos en Mycene,
Thans adem haalen in het wydberoemde Athene?
I. ô Ja; wy zyn verstrikt aan ’t doodlykste ongeval.
Zie u beveiligd in Minervaas trotsen wal.
Dees tempel van Jupyn doe uwe vrees vermindren.



060960 - Jacob Lutkeman (naar het Frans van Jean François Marmontel) - De Heracliden. 1756b v




060970 - [Jacob Lutkeman] (naar het Duits van Johann Christian Brandes) - Het verkeerd vertrouwen. 1780
P. Wat meen je... dat ik gek ben? C. Charlotte, help my toch dien onbescheiden man overreên.
P. Je dienaar! Ik laat my zo weinig foppen als een ander. C. Maar, lieve Pips!. P. Neen, neen.
C. Die lompert!. C. Nog slechts agt dagen. P. Gekheid. Ik wil nergens naar hooren.
Myn woord is myn zegel. Morgen middag myn geld, of ’t huis uit. C. Alle hoop is voor ons verlooren.



060980 - [Jacob Lutkeman] (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De wispelturige. 1766
Ei, Mejuffrouw! spreek ’er niet zo van. Wy behoeven elkanders geluk niet te beyden;




060990 - [Jacob Lutkeman] (naar het Duits van Johann Friedrich Krauseneck) - Zama. 1777
Z. Ik zal Elviro hier dan wederom aanschouwen!
Dit uur heeft hy bepaald... en wie zou hem mistrouwen?
Hy is zo vriendelyk, bevallig, zacht van aart
Zyn wreede rampspoed zelf maakt hem beminnenswaard’.



061000 - Jacob Lutkeman (naar het Duits van Johann Friedrich Krauseneck) - Zama. 1779




061010 - Rudolf Lydius - Klugt. 1707
’k Ben door al myn druk en klaagen.
’k Heb myn vryen afgedaen.
Nooit en zag ik blyder daagen,
Als my nu voor handen staan.



061020 - Rudolf Lydius - Princelyke slaaf 1684




061030 - [Rudolf Lydius] - Princelyke slaaf 1707
R. Bezet de pas. D. Naar ’t woud. F. Gy langs de zeekant heên.
S. Dat ’s ’t schriklykst’ monsterder dat ooit de zon bescheen.
R. ’t Beklom, gelyk een schim, de steil-getopte bergen,
Ja ’t scheen de blixem zelvs in snelligheid te tergen.



061040 - Lynceus - De bedrogen landsdief. 1750




061050 - [Philip Fredrik Lynslager / Pieter Johannes Uylenbroek] (naar het Frans van Jacques Marie Boutet de Monvel) - De korte dwaling. 1791
Men houde ook zelfs in deugd de maat:
Te veel is zeker altyd kwaad.
Tys was verknocht door de echtebanden,
En Lysje was de vrouw van Tys:



061060 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Jean François Marmontel / Charles Simon Favart [of: Marie Justine Benoîte Favart - du Ronceray en J.B. Lourdet de Santerre]) - Annette en Lubyn. 1780




061070 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Jean François Marmontel / Charles Simon Favart [of: Marie Justine Benoîte Favart - du Ronceray en J.B. Lourdet de Santerre]) - Annette en Lubyn. 1781




061080 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Jean François Marmontel / Charles Simon Favart [of: Marie Justine Benoîte Favart - du Ronceray en J.B. Lourdet de Santerre]) - Annette en Lubyn. 1790




061090 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Pierre Jean Baptiste Choudard Desforges) - Het dorpfeest. 1788




061100 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Michel Jean Sedaine) - Roosje en Colas. 1783
Ach!



061110 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Louis Anseaume) - De soldaat door dwang. 1782




061120 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Louis Anseaume) - De soldaat door dwang. 1779




061130 - [Philip Fredrik Lynslager] (naar het Engels / Frans van Joseph Addison / Philippe Néricault Destouches) - Het trommelend huisspook, of de echtgenoot waarzegger. 1776
Komt, jongens! laat ons vrolyk weezen! Mevrouw is uit wandelen, en dewyl het zeer schoon weêr is, zal zy niet dan tegen het middagmaal t’huis komen. Juffrouw Magdalena, onze huishoudster, legt een bezoek af by haar petemoei.



061140 - [Philip Fredrik Lynslager] (naar het Frans van Louis Anseaume) - De twee jaagers en het melkmeisje. 1778
’k Ben tot op myn hemd toe nat;
Ôk Slaap des nachts als op een rad,
Blootgesteld aan wind en regen:
’k Ben bevroren en heel styf,



061150 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Louis Anseaume) - De twee jaagers en het melkmeisje. 1783a v




061160 - Philip Fredrik Lynslager (naar Louis Anseaume) - De twee jaagers en het melkmeisje. 1783b v
’k Ben tot op myn hemd toe nat;
Ôk Slaap des nachts als op een rad,
Blootgesteld aan wind en regen:
’k Ben bevroren en heel styf,



061170 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Louis Anseaume) - De twee jaagers en het melkmeisje. 1794
’k Ben tot op myn hemd toe nat;
Ôk Slaap des nachts als op een rad,
Blootgesteld aan wind en regen:
’k Ben bevroren en heel styf,



061180 - [Philip Fredrik Lynslager] - De vlugt van Eneas, of de dood van Dido. 1785
Toe, jongens, brengt het goed naar boord;
Maakt voort,
Eer de een of de ander ons verstoort;
Maakt voort!
Als ’t is gedaan dan kryg je wat. -
Een glaasje met Schiedammer nat.



061190 - Philip Fredrik Lynslager - De vlugt van Eneas, of de dood van Dido. 1788 ca.




061200 - Philip Fredrik Lynslager - De vlugt van Eneas, of de dood van Dido. 1792
Toe, jongens, brengt het goed naar boord;
Maakt voort!
Eer de een of de ander ons verstoort;
Maakt voort!
Als ’t is gedaan dan kryg je wat. -
Een glaasje met Schiedammer nat.



061210 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Louis Sébastien Mercier) - Zoé. 1785
Zy was voor my geboren... Zy behoort my... Natuur schiep voor beiden slechts ééne ziel... Zy heeft my voor haar’ verlosser verkoren; ik beschouw my als haaren echtgenoot!...



061220 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Louis Sébastien Mercier) - Zoé. 1798




061230 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Onbekend) - De zyden schoenen, of de hoogduitsche schoenmaakster. 1779




061240 - Philip Fredrik Lynslager (naar het Frans van Onbekend) - De zyden schoenen, of de hoogduitsche schoenmaakster. 1792
Een gantsche nacht, in drek en stof,
Te danssen, springen,
Is veel te grof;
’t Zyn malle dingen:
Men mat zich of.



061250 - Philip Fredrik Lynslager - De zyden schoenen of de Hoogduitsche schoenmaakster. 1793
De Baron en Jacob komen van het Bal. De eerste heeft over zyn Uniform een Domino, met een overrok bedekt, en de laatstgenoemde heeft een Mantel om en een Lantaarn in de hant.



061260 - M.*** (naar het Frans van Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - Merope. 1776
Groote Vorstin, wilt u dit droef gedacht ontmaeken;
Het onweêr baert nu rust, wilt haere soetheyd smaeken.
Door d’Hemel desen staet den zeeg en vré besit:
Gy hebt syn haet gevoelt, syn weldaên ook geniet.



061270 - M.C.P. - De onschuldige Susanna, of de verdrukte doch zegenpraalende kuisheidt. 1770 ca.
Myn Martha! neen! ’k laat my niet troosten: ’t is gewis
Dat na die Droomen, my een onheil nakende is.
Myn Jojakim wou my zoo wel als gy bewyzen:
Dat ligtgeloovigheidt aan droomen nooit te pryzen
Maar altoos wraakbaar zy,



061280 - M.D.B. (naar het Nederlands van Van Schon Swaartz) - Histoire secrète et anecdotique de l’insurrection Belgique, ou Vander-Noot. 1790




061290 - M.M. (naar het Latijn van Georgius Macropedius) - Aluta. 1566 ca.




061300 - [M.M.] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Clucht van George Dandin. Ghecalculeert naer den hedendaegschen Merediaen. 1662 [= na 1669]
De mensch is met een Wijf elendigh aen-gheslaghen
Soo sy den tytel wil van Adel Juffrouw draghen
En yder een kan sien uyt dees mijn Houwlijckx bant
Wat dat het segghen wil een Wijf uyt Edel-lant.



061310 - M.S.D. - De rampsalige min, treurspel voor Kupido. 1661a v




061320 - M.S.D. - De rampsalige min, treurspel voor Kupido. 1661b v
Ick sag geen blyder dagh als dese oyt geschapen,
Nu ick by u alleen de grootste gunst mag rapen
Volmaeckte Leonoor; die door u aangesicht
Aen-minnig van gelaet Wilhelmo hebt verplicht,



061330 - [M.S.N.] - De rampsalige min. Treurspel voor Kupido. 1661a v
Ick sag geen blyder dag als dese oyt geschapen,
Nu ick by u alleen de grootste gunst mag rapen
Volmaeckte Leonoor; die door u aangesicht
Aen-minnig van gelaet Wilhelmo hebt verplicht,



061340 - M.S.N. - De rampsalige min, treurspel voor Kupido. 1661b v




061350 - [M.S.N.] - De rampsalige min, treurspel voor Cupido. 1661c v
Ick sag geen blyder dag als dese oyt geschapen,
Nu ick by u alleen de grootste gunst mag rapen
Volmaeckte Leonoor; die door u aangesicht
Aen-minnig van gelaet Wilhelmo hebt verplicht,



061360 - [M.S.N.] - Rampsalige min. Treurspel voor Kupido, het tweede deel. 1661a v
K. Gy Heeren wel te pas van Godt den al-verwinnaar
Wensch ick u goeden dag. R. Hoe staat het met de minnaar?
Wat nieuws brengt gy ons mee? K. Nu is het raat besluyt
Geeyndigt voor het Hof, Wilhelmo is’er uyt.



061370 - [M.S.N.] - Rampsalige min, treurspel voor Kupido. Het tweede deel. 1661b v
K. Gy Heeren wel te pas van Godt den al-verwinnaar
Wensch ick u goeden dag. R. Hoe staat het met de minnaar?
Wat nieuws brengt gy ons mee? K. Nu is het raat besluyt
Geeyndigt voor het Hof, Wilhelmo is’er uyt.



061380 - M.V. - De weldenkende en vrij-sprekende rentenier. 1779




061390 - Abraham Maas (naar het Duits van Johann Christian Brandes) - De graaf van Olsbach, of de belooning der deugd. 1778
Schik de uniforme, die daar legt, maar aan een’ kant;
Hy zal ze denkelyk niet meer gebruyken, want....



061400 - [Abraham Maas] (naar het Duits van Th.G. von Hippel) - De man naar de klok. 1792




061410 - Abraham Maas (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De maskerade. 1777
L. Hoe laat is ’t Hendrik? H. ’k Denk het tyd is om te ontbyten.
Wat zyn wy tydig op. Het zou my waarlyk spyten
Zoo’t nog te vroeg was. Wil eens op ’t Horlogie zien.
L. Te vroeg! is ’t mogelyk? hoe drommel kan ’t geschiên?
’t Is na den middag, en vier uuren reeds geslagen.



061420 - [Abraham Maas] - De opening van Apolloos tempel. 1773




061430 - Abraham Maas (naar het Frans van Nic. Bricaire de La Dixmerie) - Saint-Far en Sophia, of de onverwachte wedervinding. 1799




061440 - [Abraham Maas] - Tot middennacht, of list tegen list. 1791




061450 - [Abraham Maas] (naar het Duits van Johann Friedrich von Cronegk) - De wantrouwige. 1794
O: Geen mensch in ’t gansche huis?.. ’t Is echter laat genoeg...
Hier moet hy woonen. F: Ja!.. Wie klopt daar toch zoo vroeg?



061460 - Govert van Maater (naar het Frans van Marie Anne Barbier) - Arria en Petus. 1719
Wat naare droefheid dooft den glans van uw gelaad?
Mevrouw zeg me eens waar deez’ verand’ring uit ontstaat:
Want gistren waart gy nog vernoegd en wel te vreden,
En heden vind ik u met droeve zorg bestreeden:



061470 - Govert van Maater - Het dolhuis der actionisten. 1720 ca. a o




061480 - Govert van Maater - Het dolhuis der actionisten. 1720 ca. b o




061490 - [Govert van Maater] - Het dolhuis der actionisten. 1720 ca. c o
Ha! ha! die Actionisten maaken een drommel van een leven,
Ik mot ’er noch om lachen, wat waren ze daar bezig
met Premien te neemen en te geeven
Op de Zuid en op de West daar was zulk een gedruis en geraas



061500 - Govert van Maater - Het dolhuis der actionisten. 1720a v




061510 - Govert van Maater - Het dolhuis der actionisten. 1720b v




061520 - Govert van Maater - Het dolhuis der actionisten. 1720c v




061530 - Govert van Maater - Het dolhuis der actionisten. 1720d v




061540 - [Govert van Maater] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Don Jan, of de gestrafte vrygeest. 1719
Wel Meester Gusman naar ik hoor is uw Mevrouw
Heel opgetogen en ontsteld, dat wy zo gouw
Zyn opgekroon, ja ’k hoor dat ze ons in alle hoeken
Vervolgt en naajaagt: maar ik vrees dat al haar zoeken
Vergeefsch zal zyn in ’t eind: want tusschen ons gezeid;
Elvire heeft die zaak heel qualyk overleid.



061550 - [Govert van Maater] - Filida. 1720
Driewerf gelukkig, hy, die, ’t Stads gewoel ontweeken,
Te recht geniet ’t vermaak van deeze streeken!



061560 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Adamus. 1552a
O increata in unitate Trinitas,
Et omnium invisibilium et visibilium
Aeterne conditor Deus, quot undique
Premunt me amaritudines, angustiae
Et miseriae; nullus malorum finis est.
Dolor unus alium parturit, quo sit prior
Doloris initium novi, una calamitas
Ad proximam est aliam gradus. Fames, sitis,
Aestus, gelu, morbi mali, curae graves
Sese in dies reciprocant; nullus datur
Securitati vel quieti usquam locus.



061570 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Adamus. 1552b v




061580 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1535
Mecastor improbum est genus hoc hominum; diem
Totum hic sedebo, et nemo erit qui porrigat
Vel crustulum panis vel haustum aquae. Ego quidem
Sto, restito, sedeo, resideo, nemo omnium
Invitat aut salutat, at quasi stupidum
Me truncum habent &, si alloquor, muti silent.
Multo secus Beata, Greta, Bertula
Et Metta convicaneae me tractitant.
Verum improbum id genus, quod urbes incolit.



061590 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1539a
Mecastor improbum est genus hoc hominum, diem
Totum hic sedebo, & nemo erit qui porrigat,
Vel crustulum panis uel haustum aquae, ego quidem
Sto, restito: sedeo, resideo, nemo omnium
Inuitat aut salutat, at quasi stupidum
Me truncum habent, &, si alloquor, muti silent.
Multo secus Beata, Greta, Bertulam
Et Metta conuicaneae me tractitant.
Verùm improbum id genus, quod vrbes incolit,



061600 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1539b




061610 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1543




061620 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1544
Mecastor improbum est genus hoc hominum: diem
Totum hic sedebo, & nemo erit qui porrigat
Vel crustulum panis uel haustum aquae, ego quidem
Sto, restito, sedeo, resideo, nemo omnium
Inuitat aut salutat, at quasi stupidum
Me truncum habent. &, si alloquor, muti silent.
Multo secus Beata, Greta, Bertulam
Et Metta conuicaneae me tractitant.
Verum improbum id genus, quod urbes incolit.



061630 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1552
Me castor improbum est genus hoc hominum: diem
Totum hîc sedebo, & nemo erit qui porrigat
Vel crustulum panis uel haustum aquae, ego quidem
Sto, restito, sedeo, resideo, nemo omnium
Inuitat aut salutat, at quasi stupidum
Me truncum habent, &, si alloquor, muti silent.



061640 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1553
Me castor improbum est genus hoc hominum: diem
Totum hîc sedebo, & nemo erit qui porrigat
Vel crustulum panis uel haustum aquae, ego quidem
Sto, restito, sedeo, resideo, nemo omnium
Inuitat aut salutat, at quasi stupidum
Me truncum habent, & si alloquor, muti silent.



061650 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Aluta. 1558




061660 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Andrisca. 1538a d
In agrum adibo Andrisca frumentarium
Videbo quid me absente uerna sarrijt,
Si ab insitis fruges nouas zizanijs
Purgauerit. Tu satage, ne qua sit mihi
Mora prandii, cum rediero, atque ut singula
Haec uasa disponantur (ut decet) probe.
Profecto matremfamilias nil ita decet,
Ac munditer curare rem domesticam.
Audis ne satis Andrisca quod tibi impero?



061670 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Andrisca. 1538b d
In agrum adibo Andrisca frumentarium,
Videbo quid me absente verna sarrijt,
Si ab insitis fruges nouas zizanijs
Purgauerit: tu satage, ne qua sit mihi
Mora prandii, cum rediero, atque vt singula
Haec vasa disponantur (vt decet) probè,
Profects matremfamiliâs nil ita decet,
Ac munditer curare rem domesticam.
Audis ne satis Andrisca quod tibi impero?



061680 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Andrisca 1540
In agrum



061690 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Andrisca. 1543




061700 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Andrisca. 1545
In agrum adibo Andrisca frumentarium
Videbo quid me absente uerna sarrijt,
Si ab insitis fruges nouas zizanijs
Purgauerit. Tu satage, ne qua sit mihi
Mora prandij, cum rediero, atque ut singula
Haec uasa disponantur (ut decet) probe.
Profectò matrem familias nil ita decet,
Ac munditer curare rem domesticam.
Audis ne satis Andrisca quod tibi impero?



061710 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Andrisca. 1553




061720 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Asotus evangelicus, seu evangelica de filio prodigo parabola. 1537
Boni parentis esse ego arbitror suis
Sic providere liberis, ne quid siet
Quod obsiet naturae, honori aut moribus.
Quandoquidem in hoc non genuit, ut vivant modo,
Sed ut probe vitam atque honeste transigant.
Ob id usque in hanc senectam inexhaustus labor
Haec occupavit artua annis pristinis
Mentemque discruciavit, ah, cura anxia
Animique sollicitudo multo maxima.
Parthos, Syros, Medos, Arabas et Italos,
Delum, Paphum, Pontum Cyprumque et Graeciam,
Per saxa et ignes horridos, per stridulas
Syrtes, mare invium atque itinera devia,
Insomnis, impiger quoque peragravi et his
Temporibus albitudinem accivi ocius.



061730 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Asotus. 1540a d
Boni parentis esse ego arbitror, suis
Sic prouidere liberis, ne quid siet
Quod obsiet naturae, honori aut moribus.
Quandoquidem in hoc non genuit, ut vivant modo,
Sed ut probe vitam atque honeste transigant.
Ob id vsque in hanc senectam inexhaustus labor
Haec occupavit artua annis pristinis.
Mentemque discruciavit ah cura anxia
Animique sollicitudo multo maxima.
Parthos, Syros, Medos, Arabas, & Italos,
Delum, Paphum, Pontum Cyprumque & Graeciam
Per saxa & ignes horridos, per stridulas
Syrtes, mare inuium, atque itinera deuia,
Insomnis, impiger quoque peragraui, & his
Temporibus albitudinem acciui ocyus.



061740 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Asotus. 1540b d




061750 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Asotus. 1541




061760 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Asotus. 1552




061770 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Asotus. 1554




061780 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Bassarus. 1540a d
B.us Prodi uxor. B.a Hem. B.us Memento adire tempori
Forum cupedinarium et mercarier
Capos duos anatesque totidem et anserem
Armumque arietis dexterum. Nam vesperi
Epulari et exporrigere frontem destino.
Scis nempe carnivalia. B.a Atqui paucula
Nostrae familiae sufficere equidem reor,
Quae ex corte nostra facile suppeditavero.
B.us Apage cohortales aves. Nam et optimos
Mihi quosque cum suis uxorculis viros
Accivero. B.a Num pastor aderit? B.us Quid rogas?
Primas erit. Quid absque Bitho Bacchius?
Hunc suaviter (si fors ferat) mulgebimus.



061790 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Bassarus. 1540b d




061800 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Bassarus. 1540c d
B.us Prodi uxor. B.a Hem. B.us Memento adire tempori
Forum cupedinarium, & mercarier
Capos duos, anatesque totidem,&t anserem,
Armumque arietis dexterum. nam uesperi
Epulari et exporrigere frontem destino.
Scis nempe carnivalia. B.a Atqui paucula
Nostrae familiae sufficere equidem reor,
Quae ex corte nostra facile suppeditavero.
B.us Apage cohortales aves. Nam et optimos
Mihi quosque cum suis uxorculis viros
Accivero. B.a Num pastor aderit? B.us Quid rogas?
Primas erit. Quid absque Bitho Bacchius?
Hunc suaviter (si fors ferat) mulgebimus.



061810 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Bassarus. 1541
B.us Prodi uxor. B.a hem. B.us Memento adire tempori.
Ferum cupedinarium, & mercarier
Capos duos, anatesque totidem, & anserem,
Armumque arietis dexterum. Nam uesperi
Epulari & exporrigere frontem destino,
Scis nempe carniualia. B.a Atqui paucula
Nostrae familiae sufficere equidem reor,
Quae ex corte nostra facile suppeditauero.
B.us Apage cohortales aues. nam & optimos
Mihi quosque cum suis uxorculis uiros
Acciuero. B.a num Pastor aderit? B.us quid rogas?
Primas erit. Quid absque Bitho Bacchius?
Hunc suaviter (si fors ferat) mulgebimus.



061820 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Bassarus. 1553




061830 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hecastus. 1540
Nemp



061840 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hecastus. 1539a d
Mi vir, quid evocas me ad aestum et aëra?
Quin intus ea quae erant iubenda, dixeras?
H. Ut delicata, ut tenera facta es, mea rosa!
Quin palla vel calyptra operuit has genas?
E. Etiamne rides? H. Egone? E. Tu nae. Iam iocis
Et ineptiis missis, anime, dic seria.
H. Cura apparari vesperum convivium
Et delicatum et splendidum: sint frixa, sint
Elixa, sint assata, sint liquata, sint
Quaecunque sint in copia. Nam vesperi
Nobis viri primarii cum uxoribus
Laetissime excipiendi, honeste ac blanditer
Tractandi erunt. E. Convivium, mi vir, recens?
Convivae, Hecaste, denuo? Calent adhuc
Verua, calent foci calentque chytropodes;
Et denuo, mi Hecaste, convivae et recens
Convivium? H. Si quid calet, iam ferveat.



061850 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hecastus. 1539b d




061860 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hecastus. 1541




061870 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hecastus. 1549
Nemo omnium mortalium foelicior
Me uiuit usque gentium. quòd nesciam



061880 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hecastus. 1552




061890 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hypomene seu patientia. 1554




061900 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Hypomene seu patientia. 1554
En pius Iobus innocens, timens Deum, et
Expers mali, percussus ulcere pessimo
In sterquilinio sordido putris iacet,
Testaque saniem radit, orbatus suis
Et liberis et praediis, et omnibus
Quibus ante felix floruit solaciis.
Nisi quod amici tres virique nobiles
Solandi eum venere tandem gratia,
Maesti, dolentes, lacrimantes plurimum,
Quos admodum tamen onerosos sentiet,
Sibique probro et scommate adversarier.



061910 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Jesus scholasticus. 1556
M. Cognata, salve plurimum in sancto osculo.
Quam gaudeo in Deo salutari meo,
Quod post tot annos denuo videre te
Merui tuo cum filio et puero meo.
E. O virgo mater incluta domini mei,
Non creduas quanto aniculam hanc me gaudio
Perfuderis, nec creduas quanta hic puer
Nunc gestiet laetitia, ubi dominum suum
Coram videbit, qui in utero exsiluit meo, ut debuit,
Nondum editus prae gaudio praesentiae.
Accede matrem, gnate mi, domini tui et
Coram aspice tibi coaevum Iesuah,
Propter quem in utero gestiebas gaudio.



061920 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Josephus. 1544
Multo omnium vita aulica est miserrima,
Subiecta variis casibus et incommodis.
Iam quasi neci sit destinatus, hostibus
Virum obiicit, iam non secus quam si infimus
Sit militaris cacula, quolibet ejicit.
Non sinit eum umquam vivere ex sententia,
Neque curam habere liberis neque coniugi.
Quam modo (licet mandata regis urgeant)
Tamen relinquere insalutatam domi
Nec debeo, nec audeo, nisi perpeti
Litem, odium, et indignationem mavelim.
Sed eccam eam. Nostram moram redarguet.



061930 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Josephus. 1552




061940 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus. 1574




061950 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1541a d
Uxor mea est paulo ac uelim tenacior.
Domi meae uolui meis cum fratribus
Ientarier, ientaculumque in prandium,
Et prandium in coenam, atque coenam uesperam in
Noctem profundam ducere.



061960 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1541b d




061970 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1542
Uxor mea est paulò ac velim tenacior,
Domi meae volui meis cum fratribus
Ientarier, ientaculúmque in prandium,
Et prandium in coenam, atque coenam vesperam in
Noctem profundam ducere. Ast illa haud scio
Quos quaerat in scirpo (vt ferunt) nodos, meam
Excusat aut post pocula aegritudinem,



061980 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1545




061990 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1550




062000 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1552




062010 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1557
Uxor mea est paulo ac velim tenacior.
Domi meae volui meis cum fratribus
Ientarier, ientaculumque in prandium
Et prandium in cenam atque cenam vesperam in
Noctem profundam ducere. Ast illa haud scio
Quos quaerat in scirpo (ut ferunt) nodos. Meam
Excusat aut post pocula aegritudinem,
Aut crastinum fastidium, suum deinde
Incommodum et fratrum omnium dispendium.



062020 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1574




062030 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Lazarus mendicus. 1589




062040 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Petriscus. 1536
Recta Petrisce ludum adi scholasticum.
Quaedam priusquam abibo huic mandavero,
Atque in macellum postea ablegauero.
P. Quonam pater proficisceris? num vesperi
Rediturus? G. id refert tua prorsus nihil;
Tu recta adi ludum vltro litterarium,
Didascaloque nuntia me iam adfore,
Ad coenam enim mihi hoc die invitandus est.
Caue deprehendam abesse te, cum venero.
P. Non deprehendes, unde oritur haec tibi
De me pater suspectio? G. Pareto, abi.



062050 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Petriscus. 1540




062060 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Petriscus. 1541a v




062070 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Petriscus. 1541b v




062080 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Petriscus. 1553




062090 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles 1535




062100 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles. 1539a
Cum aetatis huius et peracti temporis
Rationem habeo, considero haud me paucula
Paschalia edisse ova; nam rugosa fit
Cutis genaeque flaccidae, canis quoque
Respersa tempora. Quin et ipse filius,
Iam natus annos quindecim, puellulam
Me pernegat. Sed neque parum accelerant mihi
Gravem hanc senectutem graves curae omnium
Rerum domesticarum et immitis iugum
Mariti et ingens liberum curatio,
Quibus locupletandis honestandisque diu
Noctuque pervigilo. Nam ob istuc Dyscolum,
Gnatum meum, qui grandior natu est, scholis
Pridem docendum tradidi; et mirum in modum
Proficeret, id si liceat (heu) per improbam
Didascalorum amentiam, qua tenerior
Pueri cutis diverberatur: et eadem
Est omnibus crudelitas doctoribus,
Quasi sit rigore docendum, haud clementia.



062110 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles. 1539b
Cum aetatis huius & peracti temporis
Rationem habeo, consydero haud me paucula
Paschalia edisse oua, nam rugosa fit
Cutis, genaeque flaccidae, canis quoque
Respersa tempora. quin & ipse filius,
Iam natus annos quindecim, puellulam
Me pernegat. Sed neque parum accelerant mihi
Grauem hanc senectutem graues curae omnium
Rerum domesticarum, & immitis iugum
Mariti, & ingens liberum curatio,
Quibus locupletandis honestandisque diu
Noctuque peruigilo. Nam ob istuc Dyscolum,
Gnatum meum, qui grandior natu est, scholis
Pridem docendum tradidi; et mirum in modum
Proficeret, id si liceat (heu) per improbam
Didascalorum amentiam, qua tenerior
Pueri cutis diuerberatur, & eadem
Est omnibus crudelitas doctoribus.
Quasi sit rigore docendus haud clementia.



062120 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles. 1544
Cum aetatis huius & peracti temporis
Rationem habeo, considero haud me paucula
Pascalia edisse oua, nam rugosa fit
Cutis, genaeque flaccidae, canis quoque
Respersa tempora. quin & ipse filius
Iam natus annos quindecim, puellulam
Me pernegat. Sed neque parum accelerant mihi
Grauem hanc senectutem graues curae omnium
Rerum domesticarum, & immitis iugum
Mariti, & ingens liberûm curatio.
Quibus locupletandis honestandisque diu
Noctuque peruigilo. Nam ob istuc Dyscolum,
Gnatum meum, qui grandior natu est, scholis
Pridem docendum tradidi: et mirum in modum
Proficeret, id si liceat (heu) per improbam
Didascalorum amentiam, qua tenerior
Pueri cutis diverberatur: et eadem
Est omnibus crudelitas doctoribus,
Quasi sit rigore docendus haud clementia.



062130 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles. 1552
Cum aetatis huius & peracti temporis
Rationem habeo, considero haud me paucula
Paschalia edisse oua, nam rugosa fit
Cutis, genaeque flaccidae, canis quoque
Respersa tempora.



062140 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles. 1553




062150 - Georgius Macropedius (Joris van Lancvelt) - Rebelles. 1558




062160 - Adr. van Maerlen - Nieuwjaars wensch van Thomasvaer. 1796




062170 - Lazare Maes - Geboorte Christi. 1770




062180 - Pieter F. Maes - Waere afbeeldinge van stantvastige liefde in Alciades koning van Spagnien en in Celida. 1782




062190 - Pieter F. Maes - Ziet Agnes veynst haer zot, mits men haer niet laet trouwen / Met dien die zij bemint, men dwingt haer tot den ouwen; / Dog door haer dwaezen schyn en ’t Hoverniers geweld / Den Gryzen moet aen zy’, Leander houdt het veld. 1782




062200 - Carolus Malapertius S.J. - Sedecias 1615




062210 - Carolus Malapertius S.J. - Sedecias 1616
Imbellis, excors, gentis opprobrium tuae,
Quousque anhelum proditi ad labem imperî
Gressum fatigas? siste; iam satis est fugae,
Ignauus vt sis. aude, age, superbos retrò



062220 - Carolus Malapertius S.J. - Sedecias 1634a d




062230 - Carolus Malapertius S.J. - Sedecias 1634b d
Imbellis, excors, gentis opprobrium tuae,
Quousque anhelum proditi ad labem imperî
Gressum fatigas? siste; iam satis est fugae,
Ignauus vt sis. aude, age, superbos retrò
Referre vultus; nullus à tergo est metus.



062240 - Philip Malfait de Jonge (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Elektra. 1714




062250 - Philip Malfait de Jonge (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Elektra. 1732




062260 - Philip Malfait de Jonge (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Elektra. 1751
O Nacht! getuige van een ondaad, die ’k moet wreken,
Wiens stilheid ik zo vaak ontruste met myn smeken,
O ongevoelige getuige van myn smart!
’k Zal u geen tranen meêr opoff’ren; neen, myn hart



062270 - Philip Malfait de Jonge (naar het Frans / Spaans van Antoine Jacob Montfleury / Diego & José de Figueroa) - Krispyn kapitein. 1706
L. Wat zegt gy, komt myn Man aan u zyn min betoonen,
Als hoopende, dat gy, met weêrmin hem zult loonen?
I. O ja, noch dagelyks ontdekt hy my zyn min,
Doch na ik merken kan, Mevrouw, beeld hy zich in



062280 - Philip Malfait de Jonge (naar het Frans / Spaans van Antoine Jacob Montfleury / Diego & José de Figueroa) - De juffer kapitein. 1707
Leo. Wat zegt gy, komt myn Man aan u zyn min betoonen,
Als hoopende, dat gy, met weêrmin hem zult loonen?
I. O ja, noch dagelyks ontdekt hy my zyn min,
Doch na ik merken kan, Mevrouw, beeld hy zich in



062290 - Philip Malfait de Jonge (naar het Frans / Spaans van Antoine Jacob Montfleury / Diego & José de Figueroa) - Krispyn kapitein. 1741




062300 - [Philip Malfait de Jonge / N.L.] (naar het Frans van Antoine la Fosse, sieur d’Aubigny) - Manlius Capitolinus. 1711a v
’t Gewicht van zulk een groot geheim is u bewust,
Albinus, en ik stel me op uwe trouw gerust.
Dit tuigd de wraakzucht, die ge in myn gezicht ziet blaken.
Gerechte Goôn! wanneer zal eens dat uur genaken,



062310 - Philip Malfait de Jonge / N.L. (naar het Frans van Antoine la Fosse, sieur d’Aubigny) - Manlius Capitolinus 1711b v




062320 - Karel van Mander - David. 1609 ca.




062330 - Gerrit Manheer - Henriëtte, of de twee brieven. 1787




062340 - Gerrit Manheer - Jansje, of de onverwachte terugkomst. 1782




062350 - Gerrit Manheer - Jansje, of de onverwachte terugkomst. 1793




062360 - Gerrit Manheer - De spelonk van Strozzi, of de ondeugd door zichzelve gestraft. 1800
T. Hier zyn wy ’er eindelyk. S. Myn Heer! Myn Heer! - T. Het is hier alles ruuw, zeer ruuw, doch dit zegt niets... De ware Natuur onderzoeker ontziet noch moeite, noch gevaren. - Onze groote voorgangers hebben nimmer gevreesd en zouden, des noods, in den afgrond zyn nedergedaald, om de groote wonderen der ontsaglyke schepping naar te speuren.



062370 - Johannes Frederiekus Mansvelt - Klucht van de dolle vryagie. 1670




062380 - [Rudolph Marcus] (naar het Frans van Jean Louis Ignace de la Serre) - Farnabazes, of de edelmoedige gunsteling. 1744
S. ’t Blyft alles nog geheim, en niemand is ontwaakt
In Hecatompylos, schoon reeds de dag genaakt.
Hoe komt, ô duistre nacht! my uwe gunst te stade!
A. Ja, ’t nootlot, en de nacht, slaan elk om stryd u gade.



062390 - Rudolph Marcus (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Jugurtha. 1759
Deeze algemeene vreugd, ô Koning! doet ons hoopen
Dat de Africaansche twist eens zal ten einde loopen,
Wyl Scaurus zich bereid, tot staaving van uw recht,
Dat hy, als Afgezant, uw beider lot beslecht’.



062400 - Jan de Marre - Het eeuwgetyde van den Amsterdamschen Schouwburg. 1738a v
Myn Zuster, die de Deugd bestormt,
En ’t menschdom van zyn’ aart misvormt;
Staat ons des Schouwburgs heil te aanschouwen?
Zal hy de zegetekens bouwen?



062410 - [Jan de Marre] - Het eeuwgetyde van den Amsterdamschen Schouwburg. 1738b v
Myn Zuster, die de Deugd bestormt,
En ’t menschdom van zyn’ aart misvormt;
Staat ons des Schouwburgs heil te aanschouwen?
Zal hy de zegetekens bouwen?



062420 - [Jan de Marre] - Het eeuwgetyde van den Amsterdamschen Schouwburg. 1738c v
Myn Zuster, die de Deugd bestormt,
En ’t menschdom van zyn’ aart misvormt;
Staat ons des Schouwburgs heil te aanschouwen?
Zal hy de zegetekens bouwen?



062430 - [Jan de Marre] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Het feest der liefde. 1741




062440 - [Jan de Marre] - Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland. 1736
ô Neen; ’t is vruchteloos: wil my niet meer mishaagen;
Laat my in eenzaamheit dit ongeval beklaagen:
’t Is noodig dat ik eens myn’ levensloop beschouw,
Of ik verdacht kan zyn van wankling in myn trouw,



062450 - Jan de Marre - Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland. 1741
Ga heen; ’t is vruchteloos: wil my niet meer mishagen;
Laat my in eenzaamheid dit ongeval beklagen:
Myn rampspoed eischt dat ik myn levensloop beschouw,
Of ik verdacht kan zyn van wankling in myn trouw,



062460 - Jan de Marre - Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland. 1761a v
Ga heen; ’t is vruchteloos: wil my niet meer mishagen;
Laat my in eenzaamheid dit ongeval beklagen:
Myn rampspoed eischt dat ik myn levensloop beschouw,
Of ik verdacht kan zyn van wankling in myn trouw,



062470 - Jan de Marre - Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland. 1761b v




062480 - [Jan de Marre] - Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland. 1761c v




062490 - [Jan de Marre] - Jacoba van Beieren, gravin van Holland en Zeeland. 1786
Ga heen; ’t is vruchteloos: wil my niet meer mishagen;
Laat my in eenzaamheid dit ongeval beklagen:
Myn rampspoed eischt dat ik myn levensloop beschouw,
Of ik verdacht kan zyn van wankling in myn trouw,



062500 - [Jan de Marre] - Marcus Curtius. 1734
M. Wat drukt uw ziel myn Heer, dat gy steeds vol gedachten,
U zelven pynigt, door zo veel verborge klagten?
A. Ach! vraagt gy, Martius, naar de oorzaak van myn leet?
Daar gy den droeven staat van ’t zuchtend Rome weet,



062510 - Jan de Marre - Marcus Curtius, of de liefde voor ’t vaderland. 1758a v
M. Wat drukt uw ziel myn Heer, dat gy steeds vol gedachten,
U zelven pynigt, door zo veel’ verborge klagten?
A. Ach! vraagt gy, Martius, naar de oorzaak van myn leed?
Daar gy den droeven staat van ’t zuchtend Rome weet,



062520 - Jan de Marre - Marcus Curtius, of de liefde voor ’t vaderland. 1758b v




062530 - Vincent Mathijsz - Welcomsspel ter camer van Vlissingen. 1642
Eer dat het Roomsche Rijck beheerste dien van Gent,



062540 - J. Mattelaer - Prudentia generosa, zegepraelende over den heydenschen Maradanus. 1715




062550 - J. Mattelaer, Kruisbroeders van Kortrijk - Straffe der goddeloose ondancbaerheyt in Ioas Coninck van Ierusalem en Iuda Anno Mundi 3120. 1663




062560 - [Jan Jacob Mauricius] - Het campement. 1742
GM Op! Oorlog! Oorlog! GV Vrede en rust.
GM Op! Wapen! Wapen! GV Vreugd en lust!
GM ’t Geschal van keteltrom, en trommels, en trompetten,
’t Gebulder van kanon, granaaten, en musketten
Ontsteekt in ’s Krygsmans hart ee nieuwen Oorlogsgloed.
GV Het vleidende geluid der zachte hardersfluiten,
En harpen, en simbaal, en vedelen, en luiten
Verquikt het oor, en troost het angstige gemoed.



062570 - [Jan Jacob Mauricius] - Europa verkwikt op ’t gezicht der vrede. 1712
Hoe lang, ontmenschte dwingelanden,
Zal ik uw’ haatelyke banden
Nog moeten draagen tot myn leed?
Houd, houd in ’t einde eens op van wreed
En onverbiddelyk te weezen.



062580 - Jan Jacob Mauricius - Europa verkwikt op ’t gezicht der vrede. 1735




062590 - [Jan Jacob Mauricius] - Het Leidsche studenten leeven. 1717
Maar Dieuwert, zal ik al’ die naare talmeryen,
En die melankolieke praat
Dan eeuwig aan myn’ ooren moeten lyën?
Hy weet niet beter, of zyn zoon is kandidaat.



062600 - [Jan Jacob Mauricius] - Het Leidsche studentenleeven. 1735a v




062610 - Jan Jacob Mauricius - Het Leidsche studentenleeven. 1735b v
Maar Dieuwert, zal ik al’ die naare talmeryën,
En die melankolieke praat
Dan eeuwig aan myn’ ooren moeten lyën?
Hy weet niet beter, of zyn zoon is kandidaat.



062620 - [Jan Jacob Mauricius] - Het Leidsche studentenleeven. 1735c v




062630 - [Jan Jacob Mauricius] - Het Leidsche studenten leeven. 1735d v
Maar Dieuwert, zal ik al’ die naare talmeryën,
En die melankolieke praat
Dan eeuwig aan myn’ ooren moeten lyën?
Hy weet niet beter, of zyn zoon is kandidaat[.]



062640 - [Jan Jacob Mauricius] - Merval, of de menschenvriend. 1794




062650 - [Jan Jacob Mauricius] (naar het Italiaans / Duits van Jacopo Angiolo Nelli) - Pimpinon. 1745
Wie wil my? wie zal my? ik ben een Kamermeisje, ik doe alles. Ik versta my op alles, wat behoort. Ik ben een goeije gulle meid. Ik draag het hart niet hoog, en ben ook niet geldgierig. Ik schik my tot goed en kwaad.
Ik zoek met eere door de waereld te geraaken,
En myn fortuin te maaken.
Zo kryg ik metter tyd een stuivertje te hoop,
En nog een’ man toe, op de koop.



062660 - [Jan Jacob Mauricius] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De promotie van den ingebeelden zieken. 1742a v
Scavantissimi Doctores,
Medicinae Professores,
Die hier te saam vergaderd zyt,
En gy, ô andere Mesjores,



062670 - Jan Jacob Mauricius (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelinq Molière) - De promotie van den ingebeelden zieken. 1742b v




062680 - Jan Jacob Mauricius (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De promotie van den ingebeelden zieken. 1797




062690 - Jan Jacob Mauricius (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Sesostris, koning van Egipte. 1712
Nu hier uw Vyand met den dageraad zal weezen,
Die reeds, gelyk gy ziet, in ’t Oosten is verreezen,
En Amasis, misleid door myne veinzery,
Zyn hartsgeheim alleen heeft toevertrouwd aan my,



062700 - Jan Jacob Mauricius (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Sesostris, koning van Egipte. 1735a v
Nu Amasis hier met den dageraad zal weezen,
Die reeds, gelyk gy ziet, in ’t Oosten is verreezen,
En die tyran, misleid door myne veinzery,
Dit gantsche Hof alleen heeft toevertrouwd aan my,



062710 - [Jan Jacob Mauricius] (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Sesostris, koning van Egipte. 1735b v




062720 - Jan Jacob Mauricius (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Sesostris, koning van Egipte. 1735c v
Nu Amasis hier met den dageraad zal weezen,
Die reeds, gelyk gy ziet, in ’t Oosten is verreezen,
En die tyran, misleid door myne veinzery,
Dit gantsche Hof alleen heeft toevertrouwd aan my,



062730 - [Jan Jacob Mauricius] (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Sesostris, koning van Egipte. 1786
Nu Amasis hier met den dageraad zal weezen,
Die reeds, gelyk gy ziet, in ’t Oosten is verreezen,
En die tyran, misleid door myne veinzery,
Dit gantsche Hof alleen heeft toevertrouwd aan my,
Zo is het tyd, myn Prins, u van die plaats te spreeken,



062740 - Jan Jacob Mauricius - [Zesde toneel van het] Voorspel tot opening van den Hollanschen Schouwburg te Hamburg, ter eere van den Hoogedel. Raad, met de dankzegging na het spel, [...] 1753




062750 - Jan Jacob Mauricius - Voorspel, tot opening van den Hollandschen Schouwburg te Hamburg, ter eere van den hoogedelen en hoogwyzen Raad, met de dankzegging na het spel. 1740a o




062760 - Jan Jacob Mauricius - Voorspel, tot opening van den Hollandschen Schouwburg te Hamburg, ter eere van den hoogedelen en hoogwyzen Raad, met de dankzegging na het spel. 1740b o




062770 - Jan Jacob Mauricius - De vreugde, voorspel, vertoond op den Haagschen Nederduitschen Schouwburg, ter eere der doorluchtigste verjaarfeesten van den 28. Febr. en 8. Maart 1754. 1753




062780 - Jan Jacob Mauricius - De vreugde, voorspel, vertoond op den Haagschen Nederduitschen Schouwburg, ter eere der doorluchtigste verjaarfeesten van den 28. Febr. en 8. Maart 1754. 1754a v




062790 - Jan Jacob Mauricius - De vreugde, voorspel, vertoond op den Haagschen Nederduitschen Schouwburg, ter eere der doorluchtigste verjaarfeesten van den 28. Febr. en 8. Maart 1754. 1754b v




062800 - [Joan. van Meeckeren] (naar het Engels van Onbekend) - De bedroge mening. 1715 ca.
MN. ’t Is na my voorstaat, ruym geleeden zeeven weeken,
Dat gy van Luttelpies uw neef my wilde spreeken,
Die gy my voorsloeg om te trouwen tot myn man,
Vermits hy zulks verdiende om zyn bekwaamheid,



062810 - Joan. van Meeckeren (naar het Spaans van Onbekend) - De doorlugtige dienstboden. 1714
S. Wel, gy hebt eindelyk uw zin, en ’t spel gewonnen;
Voor my, ik wenschte wel om twintig Patakonnen,
Dat g’ om een lepel, zo veel spels niet had gemaakt.
Waar me je Frans betigt, dat hy hem heeft getaakt.



062820 - [Joan. van Meeckeren] (naar het Frans van Lambert Lambert) - De tovery zonder tovery. 1696
An. Wat groot geluk komt gy voor and’rcn te genieten,
Die ’t eenzaam leeven niet mishaagd, of kan verdrieten,
Maar, buiten ’t hoffelyk gewoel, een rust gebeurd,
Die ik heb nimmermeêr in hoovelings bespeurd.
As. Als ik haar derven moest die ’k lang zo teêr beminden,
Zo kost ik in het Hof geen meêr behaagen vinden,
Gelyk ik eertyds had gedaan; ’k verliet, met vreugd,
De dert’le weelden, en de wellust van myn jeugd,
Om hier in deze plaats myn overige daagen,
Wanhoopend weezende, met zuchten en met klaagen,
Te slyten, dat de tyd verzacht heeft en geblust.
My was niets overig gebleeven, dan een lust
Tot weetenschappen, ’k dachtniet langer om ’t beminnen,
Ik wierd naauwkeurig, en van opgetoogen zinnen,
Ja, brande van begeerte, om myn verrukte geest
Te dringen in ’t geheim des hemels; dit ’s geweest
Het eenigste dat my, dus eenzaam, kon bekooren;



062830 - Herm. Meerkamp - Coridon en Silvia, of de getrouwe harder en harderin. 1738
O; Dagh; O; blyde Son, die met Uw gulde stralen,
Van s’Hemels hoogen trans, komt op de Aarde dalen,
Die menschen Vee en Kruyd, ja lles wat ’er leeft
Verkwikt, verheugt, verblyd, en nieuwe lusten geeft



062840 - Herm. Meerkamp - De drie comptoirknegts. 1736
Och;



062850 - Joh. Meerman (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - ’t Huwelyk tegen wil en dank 1764
Ik kome ten eersten weerom. Past wel op ’t Huys, en laat alles in orde zyn.



062860 - A.B. van Meerten - Schilperoort [?] - De tweelingbroeders. 1803 ca.




062870 - [Menkema Sr .] (naar het Frans van Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - Zaïre. 1777
Ik had geenszins verwacht, bevallige Zaïre! u zo haast in deze plaats zo oogschynelyk veranderd te zien; wat streelende hoop, of welke veel belovende uitzigten verkeeren uwe dagen van verdriet in dagen van genoegen?



062880 - J. Menkema Jr. (naar het Frans van François-Antoine Quétant) - De hoefsmit. 1784
’k Zing, in den vroegen morgen,
Verheugd, en bly van zin;
’k Verdryf dus alle zorgen,
Den slaaplust en de min.



062890 - J. Merckaert - De verryssenisse van onsen Saligmaeker Jesus Christus. 1750 ca.




062900 - [Pr. Merkman den Jonge] - Brutus en zijner zoonen treurspel. 1725




062910 - Joos de Mettere - Bekeeringe ende Martelie van den heyligen Dionisius Areopagita 1731 ca.




062920 - Joos de Mettere - Bekering van Maria-Magdalena. 1733 ca.




062930 - Joos de Mettere - Martelie van de H. Vincentius. 1731 ca.




062940 - Dirk Metz - Cecilia. 1697
Wat of mijn Vader meent, dat ik na hem sal hooren?
O neen! dat gaat niet aan: veel eerder ik doorboore,
Sal mijn beheerscher zijn hoe by myn smeeken komen.
Hoe groot hy sy geacht; hoe hoog zijn schatten stijgen.



062950 - Dirk Metz - Dimpna. 1699




062960 - Dirk Metz - Maria Magdelena en Martha. 1702




062970 - Dirk Metz - Rampsalige staat des mensch. 1697




062980 - Dirk Metz - Theodora martelaeresse. 1694




062990 - J.B. de Meulemeester - Komt al naer Caster toe die wilt ons Klucht aenschouwen. 1781




063000 - J. van der Meulen - De verovering der koninghlycke stadt Buda. 1687




063010 - Peter Meulewels - Timon Misanthropos. 1636




063020 - H. van Meurs (naar het Frans van Ch. Collé) - Henry Quatre, of de jagt-party van Hendrik den Vierden. 1790 ca.




063030 - H. van Meurs (naar het Frans van Ch. Collé) - Henry Quatre, of Henrick de Vierde op de jagt. 1784




063040 - Cornelis Meyer (naar het Frans van Antoine Houdart de la Motte) - Edelmoedige liefde van Dom Pedro infant van Portugael, ende Agneta van Castro. 1720 ca.
Myn Soon die volgt my niet: ick sien ’t, hy komt te vresen
Dat hier sijn helde deugd te hoog zal zijn gepresen.
Rodrigue door uw’ hulp betoont gy dat uw’ bloedt
Is aen ons bloedt verknocht, ick prys uw’ kloek gemoet.



063050 - Cornelis Meyer - De gestrafte boosheydt door Carel de Stoute, hertog van Bourgognien, rechtveirdig gepleegt aan synen gouverneur van Zeelandt. 1716 ca.




063060 - Cornelis Meyer - De Gestrafte Boosheyt, door Carel de Stoute ... gepleegt aen synen gouverneur van Zeelandt. 1750 ca.




063070 - [Cornelis Meyer] - Den gheveynsden blindeman. 1716 ca.
R. Neen Jaspar, neen, ô neen: al dat en dient my niet,
Al ben ick blint, ick sien uw valscheyt... J. Wat verdriet
En ongeluck zal my in ’t laest nog overkomen
Door uw mistrouwsaemheyt op my? R. Ja, ja, mijn dromen



063080 - [Cornelis Meyer] (naar het Frans van Antoine Jacob Montfleury) - Den ghewillighen hoorendraegher, ofte schole der jalousy. 1716 ca.
E. Beatrix swygt, want siet, in dit myn droevig leven
Kan niemant wie het zy my troost of bystant geven.
B. Hoe ’t Houw’ijck dat gaet doen uw’ Suster met een Heer
Van aensien in dees stad, bekommert u soo seer,
Dat gy ontroostbaer zijt: gy moet u selfs verblyen,
Om dat uw’ Suster krygt die u wel eer quam vryen.



063090 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Carel VI, keyser van ’t christenryk, ofte nederlaeg van Achmet III, Turkschen sultan, door prins Eugenius van Savoye, [...] 1716 ca.




063100 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Carel VI, keyser van ’t christenryk, ofte nederlaeg van Achmet den III. Turckschen Sultan, door den onverwinnelycken held, Prins Eugenius van Savoyen, opper-veld-oversten de Christenen.. 1717




063110 - Cornelis Meyer - Zegenprael van Carel den VI. keyzer van ’t christen ryk, of: Nederlaeg van Achmet den III., Turschen sultan, door den onverwinnelyken held prins Eugenius van Savoyen, opper-veld-oversten der christenen. 1730 ca.




063120 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Carel VI, keyser van ’t christenryk, ofte nederlaeg van Achmet III, Turkschen sultan, door prins Eugenius van Savoye, [...] 1738
Een saeck van groot gewicht, gy Heeren, is de reên
Waerom van desen dag ik op den Thoon verscheen;
Gy weet wel hoe verplicht wy zijn om onse Landen
Te schraegen voor den val, op dat ’er niets in handen



063130 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Carel den VI. keyser van ’t Christenryk, ofte nederlaeg van Achmet III, Turkschen sultan, door prins Eugenius van Savoye, [...] 1740 ca.
Een saek van groot gewicht, gy Heeren is de reên
Waerom van desen dag ik op den Throon verscheen:
Gy weet wel hoe verplicht wy zyn om onse Landen
Te schraegen voor den val, op dat’er niets in handen
Van ’t ongeloovig volk mag vallen van ons Ryk,



063140 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Carel den VI. keyser van ’t christenryk, ofte nederlaeg van Achmet III. Turkschen sultan, door prins Eugenius van Savoye, [...] 1752




063150 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Karel den VIen. Roomsch Keyser, ofte nederlaegh van Achmet den III. Turckschen sultan, door den onverwinnelycken heldt Prins Eugenius van Savoyen, opper-veld-oversten der christenen, 1720




063160 - [Cornelis Meyer] (naar het Frans van Bellay) - ’t Zegen-praelende geloof, afgebeelt in Thomas Morus 1716 ca.
Al is het dat myn Landt in volle vré komt rusten,
Nog voel ick in mijn leen de min ontroerde lusten,
Waer door mijn treurig hert geslaegen t’allen kant
Ligt in een swaer verdriet te midden in den brandt,



063170 - Cornelis Meyer - Zegen-prael van Carel VI, keyser van ’t christenryk. 1787




063180 - [Jan Meyer] - De Amsteldamsche speelpop. 1748




063190 - [Jan Meyer] - De bedrogen schoolvos, of gelukkige Drie-konings-dag. 1747
Wanneer zal ik Ôt geluk verwerven,
Eer mij de drift der min doet sterven,




063200 - [Jan Meyer] - Gelukkige schaaking, of driedubbele wedervinding. 1746




063210 - [Jan Meyer] - De herstelde trouw, in het eiland Vryendaal. 1748




063220 - [Jan Meyer] - Ibrahim en Isabella. 1746




063230 - [Jan Meyer] - De nieuwmodische kermis, of vryheids marktdag. 1748
Kom hier myn Sysiphus! Gy listige aller spooken!
’t Word tyd dat wy, naar wensch, ons schanden zien gewrooken.
Ziet gy Gedoemde! dan myn zwarte Piktoorts niet
Aan ’t branden, en de wraak alreeds daar in verschiet?



063240 - Jan Meyer - De triompheerende vryheid en godsdienst, of zegepraal der Batavieren, over de heuchelyke geboorte van Z.D.H. den grave van Buren, prinse van Oranje en Nassau, enz. 1748
T. Wel hoe! verjaagd men ons! myn Toeverlaat, Bedrog!
Rampzaal’ge Medgezel! myn Vriend, ach! leeft gy noch?
Moest ons te ontzinde Trouw dan uit het Hof verbannen,
En door de Vryheids-zeef het kaf van ’t kooren wannen;
Nu legt ons beider hoop bedolven in het zand.
B. Zo gaat het; als de geest van ’t langbedwelmd verstand
Eens wakker word; dan kunnen twist, noch toveryën,
Dien echten hemel-telg in ’t minste meer verleijen.



063250 - [Jan Meyer (Nosce te ipsum)] - Arlequin ambassadeur naar het onderaardsche ryk. 1743




063260 - [Jan Meyer (Nosce te ipsum)] - Arlequin, ambassadeur by den koning van het onderaardsche ryk I. 1743




063270 - [Jan Meyer (Nosce te ipsum)] - Arlequin, ambassadeur by den koning van het onderaardsche ryk II, uit het maleyts vertaalt. 1743




063280 - Jan Meyer - Vrolyke byeenkomst, of verhandeling tusschen [...] ter gelegentheid van de verheffing van de Prinse van Oranje en Nassau. 1747
Wel sapperloot, dat ’s eerst een leven! ’t is of gangsch Amsterdam op stelten ryd,



063290 - Jan Meyer - Het twede deel of vervolg der Vrolyke byeenkomst, of verhandeling, tusschen [...] ter gelegentheid van de verheffing van de Prinse van Oranje en Nassau. 1747
Wel sapperloot, dat ’s eerst een leven! ’t is of gangsch Amsterdam op stelten ryd,



063300 - Jan Coenraad Meyer (naar het Duits van Emanuel Schikaneder) - De tooverfluit. 1799a v




063310 - Jan Coenraad Meyer - De toverfluit. 1799b v




063320 - Jan Coenraad Meyer (naar het Duits van Emanuel Schikaneder) - De toverfluit. 1802




063330 - Jan Coenraad Meyer (naar het Duits van Frikke) - De verlooving, of hoe deedt de oom in de comedie. 1799




063340 - Jan Coenraad Meyer (naar het Duits van Frikke) - De verlooving, of hoe deedt de oom in de comedie. 1800
Zo, nu ben ik gereed! Ik zou ook niets meer kunnen doen. (Hij staat op, neemt een boek en wandeld heen en weêr.) Carolina! - Al wederom, Carolina? - Ach! lief, beminnenswaardig schepsel: waarom beheerscht uwen naam, altoos myn gedachte? -



063350 - Jan Coenraad Meyer - ’t Zal laat worden. 1801




063360 - Lodewijk Meyer (naar het Frans van Pierre Corneille) - Ghulde vlies. 1667a v
Doorluchtighste Oorlóghsmaaghdt, en Konstvooghdesse,
Die Steên, en Staaten queekt door stael, en lessen,
O Pallas, verder niet reikte onze reis.
Hier bloeit het Lusthóf van het Rijkspaleis



063370 - Lodewijk Meyer (naar het Frans van Pierre Corneille) - Ghulde vlies. 1667b v
Doorluchtighste Oorlóghsmaaghdt, en konstvooghdesse,
Die steên, en staaten queekt door staal, en lessen,
O Pallas, verder niet reikte onze reis.
Hier bloeit het Lusthóf van het rijkspaleis



063380 - Lodewijk Meyer (naar het Frans van Pierre Corneille) - Ghulde vlies. 1668a v




063390 - Lodewijk Meyer (naar het Frans van Pierre Corneille) - Ghulde vlies. 1668b v




063400 - Lodewijk Meyer (naar het Frans van Pierre Corneille) - Gulde vlies. 1679




063410 - Lodewijk Meyer (naar het Frans van Pierre Corneille) - Gulde vlies. 1684
Doorluchtigste Oorlogsmaegt, en Konstvoogdesse,
Die Steên, en Staten queeckt door staal, en lessen,
O Pallas; verder niet reyckte onse reys.
Hier bloeyt het Lusthof van het Rijckspaleys



063420 - [Lodewijk Meyer] (naar het Frans van Pierre Corneille) - De looghenaar. 1658
’k Heb eindelyk den Rók verwisselt voor den Deeghen,
En van myn’ Vader ’t gheen, daar ik na stondt, verkreeghen;
Dies geef ik al ’t gesnor der Rechten nu den schop,
En schik my, na mijn zin, dus op zijn Krijghsmans op.



063430 - [Lodewijk Meyer] (naar het Frans van Pierre Corneille) - De looghenaar. 1667
’k Heb eindelyk den Rók ghelaaten om den Deeghen,
En van myn’ Vader ’t gheen, daar ik na stondt, verkreeghen;
Dies gheef ik al ’t ghesnor der Rechten nu den schop,
En schik my, na mijn zin, dus op zijn Krijghsmans op.



063440 - [Lodewijk Meyer] (naar het Frans van Pierre Corneille) - De loogenaar. 1699
’k Heb eindelyk den Rók gelaaten om den Degen,
En van myn’ Vader ’t geen, daar ik na stond, verkreegen;
Dies geef ik al ’t gesnor der Rechten nu de schop,
En schik my, na myn zin, dus op zyn Krygsmans op.



063450 - [Lodewijk Meyer] (naar het Frans van Pierre Corneille) - De loogenaar. 1721
’k Heb eindelyk den Rók gelaaten om den Degen,
En van myn’ Vader ’t geen, daar ik na stond, verkreegen;
Dies geef ik al ’t gesnor der Rechten nu de schop,
En schik my, na myn zin, dus op zyn Krygsmans op.



063460 - Lodewijk Meyer - Mathilde oft verloofde kooningsbruidt. 1652 ca.




063470 - Lodewijk Meyer - Verloofde koninksbruid. 1668 ca.




063480 - Lodewijk Meyer - Verloofde koninksbruidt. 1668a o
F. Laat lós, Mêvrouw, laat lós: uw’reeden quetst mijn oor;
Ghy pooght vergheefs...... V. Houw standt, mijn zoon, en gheef ghehoor,
Nócht wraak zo reukeloos den trouwen raadt uws Moeders.
F. Die mijn’ doorluchte kling, ter schennis van Broeders,
Verwaaten aanhitst, met ghevaar van lijf, en eer.



063490 - Lodewijk Meyer - Verloofde koninksbruidt. 1668b o




063500 - Anoniem (naar Lodewijk Meyer c.s. (NVA)) (naar het Nederlands van Lodewijk Meyer c.s. (NVA)) - Närrische Wette. 1699 ca.




063510 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Agrippa, koning van Alba, anders de gewaande Tiberinus. 1669
L. Albina, uwe ramp kan by mijn ramp niet halen.
Ik, ik moet schreien, gy kunt uwe rou bepalen.
A. Gy kent mijn rou niet, zo gy d’uwe grooter acht.
L. Neen, neen; Agrippa, zoo moorddadig omgebracht,
Was wel uw broeder, maar mijn minnaar. Welk verschelen!



063520 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Agrippa, óf de gewaande Tibérinus. 1677 ca.
L. Albina, uwe ramp kan by myn’ ramp niet haalen.
Ik, ik moet schreijen, gy kunt uwe rouw bepaalen.
A. Gy ként myn’ rou niet, zo gy d’uwe grooter acht.
L. Neen, neen; Agrippa, zo moorddadig omgebragt



063530 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Agrippa, of de gewaande Tiberinus. 1678
L. Albina, uwe ramp kan by myn’ ramp niet haalen.
Ik, ik moet schreijen, gy kunt uwe rouw bepaalen.
A. Gy ként myn’ rouw niet, zo gy d’uwe grooter acht.
L. Neen, neen; Agrippa, zo moorddadig omgebragt
Was wél uw’ broeder, maar myn minnaar. Welk verscheelen!



063540 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Agrippa, óf de gewaande Tibérinus. 1678 ca.
L. Albina, uwe ramp kan by myn’ ramp niet haalen.
Ik, ik moet schreijen, gy kunt uwe rouw bepaalen.
A. Gy ként myn’ rouw niet, zo gy d’uwe grooter acht.
L. Neen, neen; Agrippa, zo moorddadig omgebragt



063550 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Agrippa, of de gewaande Tiberinus. 1714
L. Uw ramp, Albina, kan by mynen ramp niet haalen!
Ach laat my schreijen! gy kunt uwe rouw bepaalen.
A. Gy ként myn’ rouw niet, zo gy de uwe grooter acht.
L. Helaas! Agrippa, zo moorddadig omgebragt,



063560 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Philippe Quinault) - Agrippa of de gewaande Tiberinus. 1734a v
L. Uw ramp, Albina, kan by mynen ramp niet haalen!
Ach laat my schreyen! gy kunt uwe rouw bepaalen.
A. Gy ként myn’ rouw niet, zo gy de uwe grooter acht.
L. Helaas! Agrippa, zo moorddadig omgebragt,
Was wel uw broeder, maar myn minnaar. Welk verscheelen!



063570 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar Philippe Quinault) - Agrippa of de gewaande Tiberinus. 1734b v
L. Uw ramp, Albina, kan by mynen ramp niet haalen!
Ach laat my schreyen! gy kunt uwe rouw bepaalen.
A. Gy ként myn’ rouw niet, zo gy de uwe grooter acht.
L. Helaas! Agrippa, zo moorddadig omgebragt,
Was wel uw broeder, maar myn minnaar. Welk verscheelen!



063580 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Desmarres) - De Amsterdamsche dragonnade. 1714
K. Je moet wél op ’t huis passen, Griet, én de deur vast toegeslooten houwen.
G. En de vénsters ook, men Heer, je meugt je ’er gerust op vertrouwen.
K. En jy, pas op de stal; de boer komt daatelyk met hooi,
Maak dat ’er niet rrm bryzeltje van wég raakt.



063590 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Desmarres) - De Amsterdamsche dragonnade. 1715
K. Je moet wél op ’t huis passenm Griet, én de deur vast toegeslooten houwen.
G. En de vénsters ook, men Heer, je meugt je ’er gerust op vertrouwen
K. En jy, pas op de stal; de boer komt daatelyk met hooi,
Maak dat ’er niet een bryzeltje van wég raakt.



063600 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromaché. 1678a o
Ia geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En haare gramschap schynt ten deele alreê verzoet
Dewyl Oréstés hier zyn Pyladés ontmoet.



063610 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromache. 1678b o




063620 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromaché. 1678c o
Ia geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En haare gramschap schynt ten deele alreê verzoet,
Dewyl Oréstés hier zyn Pyladés ontmoet.



063630 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromaché. 1715
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En zyne gramschap schynt ter deele alreeds verzoet,
Nu hier Orestes dus zyn Pyladés ontmoet.



063640 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromache. 1723
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En haare gramschap schynt ter deele alreê verzoet,
Dewyl Orestes hier zyn Pylades ontmoet.



063650 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromaché. 1744a v
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En zyne gramschap schynt ten deele alreeds verzoet,
Nu hier Orestes dus zyn Pylades ontmoet.



063660 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromaché. 1744b v
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En zyne gramschap schynt ten deele alreeds verzoet,
Nu hier Orestes dus zyn Pylades ontmoet.



063670 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromache. 1744c v
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En zyne gramschap schynt ten deele alreeds verzoet,
Nu hier Orestes dus zyn Pylades ontmoet.



063680 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar Jean Baptiste Racine) - Andromache. 1744d v
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En zyne gramschap schynt ten deele alreeds verzoet,
Nu hier Orestes dus zyn Pylades ontmoet.



063690 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Andromache. 1744e v
Ja geen gemeene gunst, ô trouwste myner vrinden,
Geniet ik van ’t geluk, nu ’t my u weêr doet vinden;
En zyne gramschap schynt ten deele alreeds verzoet,
Nu hier Orestes dus zyn Pylades ontmoet.



063700 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] - Voorspel. Mét muzyk, én danssen. Vertoond op de Amsterdamsche Schouwburg, Den 3. van Louwmaand des Jaars 1689. én eenige volgende dagen. 1689
Hoe, Ed’le Dicht-kunst, gaat gy dus myn Burgt, én my
Al zuchtend,’ zonder uw gezigt eens op te slaan, voorby?
Waar toe dit mymeren, myn waarde, die voordeezén
Myn trouwe Voedster waard, tót troost van Oude én Weezen.



063710 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) - De Dichtkunst én de Schouwburg; voorspél, met muzyk én danssen. Den 3de én eenige vólgende dagen in January 1689. vertoond, voor de Ed Gr. Achtb. Heeren Burgermeesteren, én voor de Keurvórst én Keurvórstinne van Brandenburg. 1719
Hoe, Ed’le Dichtkunst, gaat gy dus myn Burgt, én my
Die u zo teêr bemin, al zuchtend’ stil voorby?
Waartoe dit mymeren, myn waarde, die voordeezen
Myn trouwe voedster waart, tót troost van Oude én Weezen.



063720 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dokter tegens dank. 1680a o
F. Houd smoel, óf anders meugje vreezen;
Wie pikken óf hier voogd zél weezen?
Voort, geef me géld, én daer méê wel.
W. Ik wéd, dat ik ’t wél laeten zél:



063730 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dokter tegens dank. 1680b o
F. Houd smoel, of anders meugje vreezen;
Wie pikken óf hier voogd zél weezen?
Voort, geef me géld, én daer méê wel.
W. Ik wéd, dat ik ’t wél laeten zél:
Jy zélt nou nae myn’ pypen danssen,
En wérken gaen. F. Gansch duizend Franschen!
Wat is ’t een lastig tydverdryf,
Gekwéld te weezen mét een wyf!



063740 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, óf de dókter tégens dank. 1680c o
F. Houd smoel, of anders meugje vreezen;
Wie pikken óf hier voogd zél weezen?
Voort, geef me géld, én daer méê wel.
W. Ik wéd, dat ik ’t wél laeten zel:



063750 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dokter tegen dank. 1711a v
F. Hou smoel, óf anders meugje vreezen!
Wie pikken óf hier voogd zél weezen?
Voort, geeft me géld, en daer meê wel.
W. Ik wéd, dat ik ’t wél laeten zél:



063760 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) - Fielebout, of de dokter tegen dank. 1711b v




063770 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, óf de dokter tegens dank. 1712
F. Hou smoel, óf anders meug je vreezen!
Wie pikken óf hier voogd zél weezen?
Voort, geef me géld, en daer meê wél.
W. Ik wéd, dat ik ’t wél laeten zél:



063780 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dókter tégens dank. 1716




063790 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dókter tégens dank. 1752a v
F. Hou smoel, óf anders meugje vreezen!
Wie pikken óf hier voogd zél weezen?
Voort, geeft me géld, en daer meê wel.
W. Ik wéd, dat ik ’t wél laeten zél:



063800 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dókter tégens dank. 1752b v




063810 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Fielebout, of de dokter tegens dank. 1789




063820 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Adrien Thomas Perdou de Subligny) - De gelukte list, óf bedrooge mof. 1689
H. Myn Heer, men heeft weinig dank van Poëeten te raaden,
Zy zyn zoo kwintig, ik durf dat pak niet op my laaden.
W. Onze pligt is, wél te speelen, ’t wél maaken staat aan hén.
E. Je weet wél, dat ik van die eigenzinnige niet bén.



063830 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Adrien Thomas Perdou de Subligny) - De gelukte list, óf bedrooge mof. 1702a v
H. Myn Heer, men heeft weinig dank van Poeëten te raaden,
Zy zyn zo kwintig, ik durf dat pak niet op my laaden.
W. Onze plicht is wél te speelen, Ôt wél maaken staat aan hen.
E. Je weet wél dat ik van die eigenzinnige Rymertjes niet bén.



063840 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Adrien Thomas Perdou de Subligny) - De gelukte list, óf bedrooge mof. 1702b v
H. Myn heer, men heeft weinig dank van Poeëten te raaden,
Zy zyn zo kwintig, ik durf dat pak niet op my laaden.
W. Onze plicht is wél te speelen, Ôt wél maaken staat aan hen.
E. Je weet wél dat ik van die eigenzinnige Rymertjes niet bén.



063850 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Adrien Thomas Perdou de Subligny) - De gelukte list, óf bedrooge mof. 1704a o
H. Myn Heer, men heeft weinig dank van Poëeten te raaden,
Zy zyn zoo kwintig, ik durf dat pak niet op my laaden.
W. Onze pligt is, wél te speelen, ’t wél maaken staat aan hen.
E. Je weet wél dat ik van die eigenzinnige Rymertjes niet bén.



063860 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Adrien Thomas Perdou de Subligny) - De gelukte list, óf bedrooge mof. 1704b o
H. Myn Heer, men heeft weinig dank van Poeëten te raaden,
Zy zyn zoo kwintig, ik durf dat pak niet op my laaden.
W. Onze plicht is wél te speelen, ’t wél maaken staat aan hen.
E. Je weet wél dat ik van die eigenzinnige Rymertjes niet bén.



063870 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Adrien Thomas Perdou de Subligny) - De gelukte list, óf bedrooge mof. 1744
H. Myn Heer, men heeft weinig dank van Poeëten te raaden,
Zy zyn zo kwintig, ik durf dat pak niet op my laaden.
W. Onze plicht is wél te speelen, ’t wél maaken staat aan hen.
E. Je weet wél dat ik van due eigenzinnige Rymertjes niet bén.



063880 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - Het huwelijk van Orondates en Statira. 1670
R. Hezione kom, laat ons sterven. H. Laat ons leeven
Mêvrouw, en ’t ongeluk trots onder d’oogen streeven.
R. Hoe veel Tierannen, in een vloekgespan verknocht,
Doorpijnigen mijn ziel, waar ben ik toegebroght!



063890 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - Het huwelyk van Orondates en Statira. 1678b v
R. Hézioné, kom laat ons stérven. H. Laat ons leeven
Mêvrouw, én ’t ongeluk tróts onder de oogen streeven.
R. Hoe veel’ Tierannen, in een vloekgespan verknócht,
Doorpynigen myn’ ziel! waar bén ik toegebrógt!



063900 - Lodewijk Meyer c.s. (NVA) (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - Het huwelyk van Orondates en Statira. 1715a o
R. Hézioné, kom laat ons stérven. H. Laat ons leeven
Mevrouw, én ’t ongeluk tróts onder de oogen streeven.
R. Hoe veel’tierannen, in een vloekgespan verknócht,
Doorpynigen myn’ ziel! waar bén ik toe gebrógt!



063910 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - Het huwelyk van Orondates en Statira. 1715b o
R. Hézioné kom, laat ons stérven. H. Laat ons leeven
Mevrouw, én ’t ongeluk tróts onder de oogen streeven.
R. Hoe veel’ tierannen, in een vloekgespan verknócht,
Doorpynigen myn’ ziel! waar bén ik toe gebrógt!



063920 - [Lodewijk Meyer c.s. (NVA)] (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - Het huwelyk van Orondates en Statira. 1736a v
R. Hézioné, kom, laat ons stérven.H. Laat ons leeven
Mevrouw, en ’t ongeluk tróts onde