Dit is een onderdeel van CenetonIncipits.html. Klik hier voor het hele document.

van de ialoursze jonkker. 1657
I. Katryna ik ga heen, en kom zoo daatlijck weer,
Het is hier dichte by. Hoor hier eens Haneveer;
Wel heb je het gedaen, ’t geen ik je had bevoolen?
H. Ja Jonkker weest gerust. K. Waer meug je nou gaen dolen,



022210 - Jan van Daalen - Klucht van de ialoursze jonkker. 1660
I. Nou liefste ik ga heen, en kom zoo daatlijk weer,
Het is hier dichte by. Hoor hier eens Haneveer;
Wel heb je het gedaen, ’t geen ik je had bevoolen?
H. Ja Jonkker weest gerust. K. Waer meug je nou gaen doolen,
Van avond, noch zoo laat? ik bidje blijft maar in.



022220 - Jan van Daalen - De jalourse jonker. 1737
J. Katryna ik ga heen, en kom zoo daatlyk weer,
Het is hier dichte by. Hoor hier eens Haneveer;
Wel heb je het gedaen, ’t geen ik je had bevoolen?
H. Ja Jonker weest gerust. K. Waer meug je nou gaen dolen,



022230 - Jan van Daalen - Klucht van de kale edelman. 1657a v
Nuw ick door groot practijck, gekreegen heb dit kleet,
Soo is de beste raet, die ick ter werelt weet
Dat ick ter wyl ick nu weer ben van grooten aan,,sien
Terstont uyt vrije gae, maer ’t ken geen open baen,,sien,



022240 - Jan van Daalen - Klucht van de kale edelman. 1657b v




022250 - Jan van Daalen - De klucht van de kale edelman. 1679
Als ik door groot practijck, gekregen heb dit kleet,
Soo is de beste raet, die ick ter werelt weet
Dat ik terwijl ik nu weer ben van grooten aan, sien
Terstondt uyt vrije gae, maer ik ken geen openbaen sien,
Helena is te Rijck, en adelijck van bloedt,
En ’t meeste dat mijn quelt, dat is ick heb geen goet



022260 - Jan van Daalen - De kale edelman. 1737
Als ik door groot praktyck, gekregen heb dit kleet,
Soo is de beste raet, die ick ter werelt weet
Dat ik terwyl ik nu weer ben van grooten aan,,sien
Terstondt uit vryen gae, maer ik ken geen openbaen sien,
Helena is te ryk, en adelyk van bloedt,



022270 - Melchior van Daelhem - Willecom aenden prince Ferdinandus. 1614




022280 - Hendr. [of: D.] van Damme - De onverliefde minnaar. 1728




022290 - Isaacus van Damme (naar het Latijn van Titus Maccius Plautus) - Amphitrvo. 1617
Wie derft in stouticheyt sich selfs by my gelijcken?
Wie is die my niet moet in onvertsaechtyet wijcken?
My die soo wel ’t ghebruyck der jongher lieden ken
En hier soo laet des nachts alleen op strate ben.



022300 - Isaacus van Damme (naar het Latijn van Titus Maccius Plautus) - M. Accii Plavti Amphitrvo. Overgheset in de Nederduytsche tale. 1635
De Croon die ’k heb doen slaen, der Goden, om haer raet
Te pleghen op mijn vraegh, ick t’eenemael verlaet.
Ons werck is nu volbracht, en alles is ten ende,
Raedts-plegingh houdt nu op, tot rust wy ons weer wende.



022310 - P.C. van Damme - Iustus en Trugona. Gespeelt op de Rijper kamer De Witte Rose. 1633




022320 - D. Dannoot - Aller wonderheden wonderen schat oft mirakel der mirakelen. 1670




022330 - D. Dannoot - ALLer WonDerheDen, WonDeren sChat, oft mirakel der mirakelen, geschiet in 1370, binnen Brussel. 1720




022340 - D. Dannoot - Davit ende Urias. 1677 ca.




022350 - D. Dannoot - De H. Roomsche kerck triompheert door de wapenen van Leopoldus I, onder t’ belijdt van Maximiliaan Emanuel ende Carel van Lorynen. 1697




022360 - Joannes David - Occasio arrepta neglecta, Huius commoda, illius incommoda 1605




022370 - Joannes David - Poesis tacens, pictura loquens, quibus occasio arrepta neglecta delineatur : formis aeneis Danielis Manassee. 1630




022380 - Jeremias de Decker (naar het Latijn van George Buchanan) - Baptistes of Dooper. 1652




022390 - Jeremias de Decker (naar het Latijn van George Buchanan) - Baptistes of Dooper. 1656
O my verouderde, my afgequijnde Man!
Wat ben ick levens sat! och, moest ghy, moest ghy dan,
Rampsalig nood-geval vermeerderen mijn’ dagen,
Op dat ik saeg met dienst mijn Vaderland geslagen,



022400 - Jeremias de Decker (naar het Latijn van George Buchanan) - Baptistes of Dooper. 1659




022410 - Jeremias de Decker (naar het Latijn van George Buchanan) - Baptistes of Dooper. 1702
O my verouderde, my afgequijnde Man!
Wat ben ik levens sat! och, moest gy, moest gy dan,
Rampsalig nood-geval vermeerderen myn’ dagen,
Op dat ik saeg met dienst mijn Vaderland geslagen,



022420 - Jeremias de Decker (naar het Latijn van George Buchanan) - Baptistes of Dooper. 1726
M. My verouderden, my afgequynden man!
Wat ben ik levens zat! och, moest gy, moest gy dan,
Rampzalig noodgeval vermeerderen myn dagen,
Opdat ik zaeg met dienst myn Vaderland geslagen,



022430 - Demokritophilus (Ars Superat Fortunam) - De inenting. 1768




022440 - [Philippe Néricault Destouches] - Le philosophe marié ou le mari honteux de l’être 1727
Ouy, tout m’attache ici. J’y goûte avec plaisir



022450 - [Jan van Diest] - Een comedia ofte spel van Homulus, daer in bethoont wert, wat loon dat de sonde geeft naem elijck de doot, ende hoe den mensche dan alle creatueren verlaten, alleene zyn deucht staet hem daer bij. 1557 ca.




022460 - Jan van Diest - Een comedia ofte spel van Homulus, daer in betoont werdt, wat loon dat de sonde gheeft, namelijck de doot, ende hoe den mensch van alle creatueren verlaten werdt, alleene sijne deucht staet hem daer by. 1633




022470 - Jan van Diest - Een comedia ofte spel van Homulus, daer in betoont werdt, wat loon dat de sonde gheeft, namelijck de doot, ende hoe den mensch van alle creatueren verlaten werdt, alleene sijne deucht staet hem daer by. 1656
Waer om soude ick niet hebben een vrye moet?
Dewijl my ’t geluc heeft gegeven groot goet,
Ick heb alles genoegh wat mijn hert begeert
Ick geloof dat niemant sy meer gelijcx bescheert,



022480 - [Jan van Diest] - Een comedia ofte spel van Homulus, daer in betoont werdt, wat loon dat de sonde gheeft, namelijck de doot, ende hoe den mensch van alle creatueren verlaten werdt, alleene sijne deucht staet hem daer by. 1661 [1656!]
Waer om soude ick niet hebben een vrye moet?
Dewijl my’t geluc heeft gegeven groot goet,
Ick heb alles genogh wat mijn hert begeert
Ick geloof dat niemant sy meer gelijcx bescheert,



022490 - [Jan van Diest] - Een comedie of spel van Homulus, daer in getoond werdt, wat loon dat de sonde geeft, [...] 1670 ca.
Waerom soude ik niet hebben een vrye moet
Dewyl my ’t geluk heeft gegeven groot goed
Ik heb alles genoeg wat myn herte begeert.
Ik geloof dat niemant zy meer gelyk bescheerd,



022500 - Jan van Diest - Een comedie, ofte spel van Homulus, daer in betoont werdt, wat loon dat de sonde geeft, namelijk de doot, ende hoe den mensche van alle creaturen verlaten werdt, alleene sijne deucht staet hem daer by. 1701
Waerom soude ik niet hebben een vrye moet
Dewijl my ’t geluck heeft gegeven groot goet
Ick heb alles genoegh wat mijn herte begeert.
Ick geloof dat niemant zy meer gelijck bescheert,
Een schoon wijf ende kinder oock groot gesint,
Alles dinck men in mijn huys genoegh vint,



022510 - Jacob van Dijk - De verlossinge van Israel uit Egipte. 1791




022520 - [Johannes van Dijk] (naar het Frans van François Thomas Marie de Baculard d’Arnaud) - Euphemia, of de triomf van den godsdienst. 1769
Hoe! in dit doodbed



022530 - Johannes van Dijk (naar het Frans van François Thomas Marie de Baculard d’Arnaud) - De rampzalige gelieven, of de graaf van Comminge. 1773
In dit bedroefd verblyf geheyligd aan den dood,
Daar steeds myn schuld vermeert,
daar steeds myn leed vergroot,
Sleep ik geduchte God, tot voor uw throon myn branden!



022540 - Johannes van Dijk (naar het Frans van François Thomas Marie de Baculard d’Arnaud) - De rampzalige gelieven, of de graaf van Comminge. 1778
In dit bedroefd verblyf geheyligd aan den dood



022550 - J. van Dinteren - De gelukte vrouwelist, of de bedroge minnaar. 1722
K. Bonjour Marytje. M. Wel Karton, wat komt gy zeggen?
K. Wat ik kom zeggen? ô! dat ’s zo niet uit te leggen,
Wat ik kom zeggen? wel dat weet ik zelver niet.
M. Wat is uw boodschap dan? K. ô! Nog al meêr verdriet!



022560 - Jeugd van Dixmuide - Sulcken leven, sulcken doodt, ofte Nero 1652
Nero eenen afkeer hebbende van Octavia syn Huysvrouw om haer onvruchtbaerheyt, ende onsteecken met onsuyver-liefde tot Sabinam Poppaeam, neemt voor hem de selve te trouwen tegen den danck van Seneca ende Princen.
De misachte Octavia is hier over droevich, en beklaeght de voorgaende Moorden van Claudius haeren Vader en Britannicus haren broeder.



022570 - A. Dobbe - Der drie edelen vrijagie na Dorinde. 1730 ca.




022580 - Raphael Doekers - Idonia dogter van Lotharius, Koning van Vranckryk ende Liederick De Buck, eersten forestier van Vlaenderen. 1801




022590 - Jacob van der Does - Het houwelyck tussen Aeneas ende Lavinia. 1663




022600 - Jacob van der Does - Tragedie, ofte ongeluckige liefde van de koninginne Dido. 1661




022610 - Jacob van der Does - Tragedie ofte ongelukkige liefde van de koninginne Dido, [...] 1662




022620 - Jacob van der Does - Tragedie, ofte ongeluckige liefde van de koninginne Dido. 1663




022630 - Jacob van der Does - Tragedie, ofte ongeluckige liefde van de koninginne Dido. 1674
Onsterffelijcke Goôn! wie kan te recht beklagen
Mijn ongeluck? helaes! ik die voor weynig dagen
In silver blonck en gout, sit nu in ’t rouw-gewaet:
Zoo siet men dat de doot geen mensch voor by en gaet:
Al wat de gulde Son beschijnt met helle stralen
Moet door de tijt vergaen en na den afgrond dalen:



022640 - Jacob van der Does - Tragedie, ofte ongelukkige liefde van de koninginne Dido. 1697
Onsterffelijke Goon! wie kan te recht beklagen
Mijn ongeluk? helaas! ik die voor weinig dagen
In silver blonk en gout, sit nu in ’t rouw-gewaet:
Soo siet men dat de dood geen Mensch voor by en gaet:
Al wat de gulde Son beschijnt met helle stralen,
Moet door de tijd vergaen en na den afgrond dalen:



022650 - Johan vanvan Doesburg (naar het Frans van Pierre Corneille) - Theodore, maegt en martelares 1715




022660 - [Catharina Maria Doll Egges] (naar het Duits van August Friedrich Ferdinand von Kotzebue) - De graaf van Bourgondiën. 1798
H. En de vanen wappren
Hoog in de lucht!
En de zwaarden klettren
Als ’t klaroen ons roept.
P. Dat lied behaagt u?



022670 - [Catharina Maria Doll Egges] (naar het Duits van August Friedrich Ferdinand von Kotzebue) - La Peyrouse. 1798




022680 - Catharina Maria Doll Egges (naar August Friedrich Ferdinand von Kotzebue) - La Peyrouse. 1799 ca.




022690 - [Catharina Maria Doll Egges] (naar het Frans van Onbekend) - De weldadige Zwitzer. 1798
D. Hoe schielyk vervliegt de tyd: het is reeds agt uuren. Om de verveeling te verjaagen, is ’er niets beter dan de arbeid; als men gewerkt heeft schynt de ochtend in een oogenblik vervloogen:... maar het is tyd om op het ontbyt te denken.
J. Wat wilde gy, lieve man!
D. U vraagen waarom wy niet ontbyten? of denkt gy dat ik nog geen kop koffy gewonnen heb?
J. Word niet boos, kind lief! de wasch geeft my zulk een omslag; ik heb het volk eerst bezorgd.
D. Gy hebt zeer wel gedaan, men moet geen vreemden laaten wacnten; maar ook zich zelven niet vergeeten. Wat doet Philibert?
J. Hy is te vyf uuren reeds met Benoit uitgegaan. Zy zyn nog niet weerom.



022700 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar het Frans van Gaspard Abeille) - Argelia, koninginne van Thessalien. Onder de zinspreuk Gloria tribuit doctrina. 1713




022710 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Atys en Sangarida. 1723
Op Frygers, Frygers op. kom gaan wy, het word tyd.



022720 - [Guillaume Toussaint Domis] - De buitensporige waard. 1713
Neen, neen, ik wil ’er niet van hooren,
Het is maar moeite en tyd verlooren,
Gy zult hem trouwen, vatje ’t wel,



022730 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar het Frans van Joseph François Duché de Vancy) - Cephalus en Prokris 1710




022740 - Guillaume Toussaint Domis (naar het Frans van Thomas Corneille) - Don Bertran de Cigarral. 1712




022750 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar het Frans van Onbekend) - Het dronkemans testament, of de uitvaart van meester Andries. 1720
Naar ’t water, naar ’t water, zo gy lust hebt om te drinken.



022760 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar het Frans van Madeleine Angélique Poisson, Dame Gabriel de Gomez) - Habis, of de vernietigde wraakgierigheid. 1718
O ja, gedoog, Vorstin, dat ik by uw geween
Myn tranen meng, en deel in uw rampzaligheên.



022770 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar Jean de la Chapelle) - Telephon, koning van Messene. 1707a v
Ja, nu ik, na veel druk, weêr adem haalen mag,
En u met vreugd aanschouwe op deez’ gewenschten dag,
Na dat ik, vol van vrees, zo lang heb moeten lyden,
Wyl ’t bitter afzyn my zo vinnig kwam bestryden:



022780 - [Guillaume Toussaint Domis] (naar het Frans van Jean de la Chapelle) - Telephon, koning van Messene. 1707b v
Ja, nu ik, na veel druk, weêr adem haalen mag,
En u met vreugd aanschouwe op deez’ gewenschten dag,




022790 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraden van ’t tooneel, waar op de vertooningen in ’t blyeindend treur-spel van ’t Belegh en ontzet van Leyden, vertoont worden. 1670a v
Het voorste van ’t Tooneel beelt aan beyde zijden af, een vermakelijke Lust-hof; in de zelve zietmen verscheyde aangename Prieelen, en ingangen van gaanderyen, met groen bebladerde telgen om en overgevlochten, zodat ze yder tot ingaan schijnen aan te lokken, om zich in des zelfs koele en belommerde schaduwen te ververschen en verlustigen.



022800 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraden van’t tooneel [...] in’t [...] Belegh en ontzet van Leyden. 1670b v




022810 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraden van ’t tooneel, waer op de vertooningen van ’t Belegh en ontzet van Leyden vertoont worden. Met de verklaringen der zelver zinnebeelden. 1682a d
Het voorste van ’t Tooneel beelt aen beyde zyden af, een vermakelijke Lust-hof; in de zelve ziet men verscheyde aengename Prieelen, en ingangen van gaanderyen, met groen bebladerde telgen om en over-gevlochten,



022820 - Tobias van Domselaer - Beschrijving der sieraaden van het tooneel der vertooningen, die voor, in en na ’t spel van de beleegering en ’t ontzet van Leiden, t’ Amsterdam, in de schouwburg vertoont zijn.Beschrijving der sieraaden van het tooneel der vertooningen, die voor, in en na ’t spel van de beleegering en ’t ontzet van Leiden, t’ Amsterdam, in de schouwburg vertoont zijn. 1682b d




022830 - Tobias van Domselaer - Beschrijving der sieraden vertoningen beleg en ontzet van Leiden. 1686




022840 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraden van ’t tooneel, (en de vertooningen) van ’t Belegh en ontzet van Leyden [...] 1706




022850 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraaden van het tooneel, met de verklaaring derzelver zinnebeelden en vertooningen, in het beleg en ontzet van Leyden. 1729 ca.




022860 - [Tobias van Domselaer] - Beschryving der sieraaden van het tooneel, met de verklaaring derzelver zinnebeelden, en vertooningen in het beleg en ontzet van Leyden. 1729a v
Het voorste van ’t Tooneel beelt aen beyde zijden af, een vermakelyke Lusthof; in de zelve zietmen verscheyde aengename Priëlen, en ingangen van gaanderyen, met groen bebladerde telgen van Ligustrum, Kornoelien, Siringen &c. om en overgevlochten, zo datze yder tot ingaan schijnen aan te lokken,



022870 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraaden van het tooneel, met de verklaaring derzelver zinnebeelden en vertooningen, in het Beleg en ontzet van Leiden. 1729b v




022880 - Tobias van Domselaer - Beschryving der sieraaden van het tooneel, met de verklaaring derzelver zinnebeelden en vertooningen, in het beleg en ontzet van Leyden. 1729c v




022890 - Alexander Donatus S.J. - Suevia. 1634
Tenuis ad urbem superat, & lucem labor.
Ast aegra viridi membra declinans thoro
Fessus quiescam. noctis exsolvat quies
Evincta curis pector. O quales agis,
Volubilique pandis è caelo faces
Nox lumine interstincta nigrantem sinum!



022900 - Donysius Petavius Aurelianensis e Societate Iesu - Carthaginienses Tragoedia. 1634




022910 - Donysius Petavius Aurelianensis e Societate Iesu - Sisaras. 1634
Praepes Tonantis famulus, Abramo satae
Custosque Michael gentis huc celsa poli
Submissus arce venio. Consueta labor
Levare fessum gravibus aerumnis genus.



022920 - Donysius Petavius Aurelianensis e Societate Iesu - Dionysii Petavii Aurelianensis e Societate Jesu Usthazanes. 1634




022930 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Bernard Joseph Saurin) - Béverly of de gevolgen der speelzucht. 1781
B. Myn zuster! hy komt nog niet weder.
Wat valt die ongerustheid zwaar!
H. Dit kwaad zyn wy gewoon, myn waarde zuster; maar
Een andre ramp, een smart nog wreeder,
Dreigt ons... Ik zwyg ’t u langer niet.



022940 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Bernard Joseph Saurin) - Beverley, of de gevolgen der speelzucht. 1785




022950 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Bernard Joseph Saurin) - Beverley, of de gevolgen der speelzucht. 1800




022960 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Pierre Laurent Buirette de Belloy) - Gaston en Bayard. 1785




022970 - Jan Gerard Doornik - Gaston en Bayard. 1786




022980 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Pierre Laurent Buirette de Belloy) - Gaston en Bayard. 1788




022990 - Jan Gerard Doornik - De graaf van Sternfeld. 1791




023000 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Pierre Ulric Dubuisson) - De oude vryer. 1791
Dewyl uw oom zich thans byna hersteld bevind,



023010 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Pierre Laurent Buirette de Belloy) - Pedro de wreede, koning van Kastiliën. 1788
De nacht verdwynt allengs: het licht des dageraads
Dringt eindlyk langsaam door tot in dees duistre plaats.



023020 - Jan Gerard Doornik - Pedro de wreede, koning van Kastiliën. 1789




023030 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Marie Joseph Blaise de Chénier) - Timoleon. 1796




023040 - Jan Gerard Doornik (naar het Frans van Louis Anseaume) - Het verloren lam. 1783




023050 - Reynier Dorema de Vries - Het aerdig juffertje. 1758 ca.




023060 - Reynier Dorema de Vries - Aerdige reyse van Mr. Simon, na madamme Vuylendreta. 1740 ca.




023070 - Reynier Dorema de Vries - Calandryn, of de man in baarens nood. 1739




023080 - Reynier Dorema de Vries - Paris en Aenone. 1747




023090 - Reynier Dorema de Vries - De regter van Florentiae. 1740 ca.




023100 - Peter Dorland van Diest - Homulus. 1538




023110 - Peter Dorland van Diest - Spieghel der salicheyt van Elckerlijck. 1495 ca.




023120 - Peter Dorland van Diest - Spieghel der salicheyt van Elckerlijck. 1499 ca.




023130 - Peter Dorland van Diest - Spieghel der salicheyt van Elckerlijck. 1500 ca.




023140 - Peter Dorland van Diest - Den spyeghel der salicheyt van Elckerlijc. Hoe dat elckerlijc mensche wert ghedaecht gode rekeninghe te doen. 1520 ca.




023150 - Peter Dorland van Diest - Den spyeghel der salicheyt van Elckerlijck Hoe dat Elckerlijc mensche wert ghedaecht Gode rekeninghe te doen. 1525 ca.




023160 - Dorlandus - Homulus. 1599 ca.




023170 - Jac. Cornelisz. van Dorsten - Lucidamor en Fluria. 1633




023180 - [B. Douwes] (naar het Frans van Charles Georges Fenouillot de Falbaire de Quingey) - De fabrikeur van Londen. 1775
W. Davidson! ... Hoe veele zorgen en verlegenheden hoopen zich op een,
gedurende één’ enklen dag dat ik afwezig ben!
Ik heb den geheelen nacht niet kunnen rusten...
Davidson is het volk al te maal aan ’t werk?



023190 - Jan Droomers - Idonea, dochter van Lotharius konink van Vrankryk en Liederyk de Buk eersten forestier van Vlaenderen 1696




023200 - Jan Droomers - Idonea, dochter van Lotharius konink van Vrankryk en Liederyk de Buk eersten forestier van Vlaenderen. 1724 ca.




023210 - Jan Droomers - Idonea, dochter van Lotharius, koning van Vrankryk, en Liederik de Buck, eersten forestier van Vlaenderen. 1740 ca.
Hoe is den mensch verblind in ’t geen hy hier betragt!



023220 - Jan Droomers - Idonea, dogter van Lotharius, koning van Vrankryk, en Liederik de Buck, eersten forestier van Vlaenderen. 1800 ca.




023230 - Jan Droomers - Idonea, dochter van Lotharius, koning van Vrankryk, en Liederik de Buck, eersten forestier van Vlaenderen. 1800 ca.




023240 - Jan Droomers - Idonea, dochter van Lotharius, koning van Vrankryk, en Liederik de Buck, eersten forestier van Vlaenderen. 1800 ca.




023250 - Jan Droomers - De langh gewenste vrede-vreught en het heyligh gedencke van ’t H. Bloed J. Christus. 1698




023260 - Coenraet Droste - Achmet. 1708
K. Ick vrees indien ick waght die saeck bekent te maecken,
Dat ick in ongenae sal van de Keyser raecken;
Dat is voor mijns gelijck een voor-boo van de doodt.
F. De tijdt is nogh niet rijp, het uytstel heeft geen noodt.



023270 - Coenraet Droste - Adonias. 1714
Mevrouw, belet my niet om u geluck te wenschen:
Uw Soon heeft nu de gunst des Hemels en der Menschen.
Hy sit op Davids Throon, gelijck hem was belooft,
De Scepter in de handt, de Rijx-Kroon op het hooft;
Daer hy van, aen het Volck, laet syn’ Oraeckels hooren.



023280 - Coenraet Droste - Agiatis. 1707
Schoon my mijn Prins omhelst, schoon ick hem magh aenschouwen,
Nog derf ick nauwelijks mijn sinnen selfs vertrouwen,
Mijn hert gevoelt een vreugdt, die het te boven gaet:
Terwijl Archidamus weer voor mijn oogen staet.



023290 - Coenraet Droste - Althea. 1710
Soo ras de daegeraet sal aen de kim verschynen,
En doen de duysternis door ’t nieuwe ligt verdwynen,
Sal men het schricklijk Swyn, dat Land en Luyden quelt,
Opsoecken in het Bosch, of dryven in het Veldt.



023300 - Coenraet Droste - Aristodemus. 1714
Vriendin stel u gerust, gy moet niet langer schroomen,
Uw Minnaer is op weg, en sal haest weder komen:
Hy weet wel, dat men hier heel seer naer hem verlangt,
Om dat van syn verhael ’s Lands heyl of onheyl hangt.



023310 - Coenraet Droste - Arsinoë. 1707
C. Sosibius versoeckt uw Majesteyt te spreecken.
A. Ick vrees dat de gesant my ’t hooft sal komen breecken,
En my sijn oudt versoeck op nieuws sal stellen voor:
Ick kan hem evenwel niet weygeren gehoor,



023320 - Coenraet Droste - Floris de vyfde van die naem, graaf van Hollandt &c. 1714
Het moet daer nu mee deur, de Jagt is vast gestelt,
De laegen syn geleyt by het Wiltrijcke Velt.
Graef Floris heeft belooft, dat hy sig daer sal vinden,
De Sperwer op de hand, gevolgt van Brack en Winden,
En sal sig leveren aen den bedeckten haet,
Daer myn gemoet en ’t uw lang mee beswangert gaet.



023330 - Coenraet Droste - De Haegsche kermis. 1710
De plaets, daer gy nu staet, heb ik voorheen beslaegen,
Gy moet den Onder-Schout best weten te behaegen;
En hebt hem door gerief, gekregen tot uw vriendt,
Men weet wel hoe men gunst van sneukelaers verdient.



023340 - [Coenraet Droste] - De Haagse kermis, [...] 2e druk vermeerdert met versierselen en tusschespellen op tenten, kramen en kermis spullen. 1712 ca.




023350 - Coenraet Droste - De Haegsche kermis. 1761




023360 - Coenraet Droste - De Haegsche kermis. 1765 ca.




023370 - Coenraet Droste - Mariamne. 1714
Mevrouw, het sal u noyt aen reedenen ontbreecken,
Om troostelijck beregt te konnen tegenspreecken:
Schoon ick bekennen moet, dat gy rampsalig syt,
En van het wreede lot steets veel besoecking lydt:
Soo kan ick evenwel stilswygend niet verdragen,
Dat gy met zugt op zugt, u selven doodt soudt plaegen:



023380 - Coenraet Droste - De minne-nydt. 1712
Vrouw, geeft het u vermaeck, dat gy meygt tegen spreecken,
Om my, met onverstant, geduerig ’t hooft te breecken?
Al wat my wel gevalt, soo ras als gy het merckt,
Bevindt ick, dat gy daer hartneckig tegen werckt.



023390 - Coenraet Droste - De neus-wys. 1709
Neen Juffrouw, gy behoort geen laeger kuyf te draegen,
Dat ick een Vryer was, soo soudt gy my behaegen.
Om twintigh Waeffelen, wedt ick u tegen tien,
Dat Joncker Eelbloet oock, u soo sal liever sien.



023400 - Coenraet Droste - Olympias. 1714
Mevrouw, Cassander vraegt, of hy mag binnen komen?
Men hoeft voor geen gewelt, in Pidnâs Vesting schromen.
Soo gy verseeckering wilt geven van uw woordt;
Dat hy vry keeren mag, als hy sal zyn gehoort.



023410 - Coenraet Droste - Themistocles. 1707
Wat ongenucht, Mevrouw, vertoont sigh in uw weesen:
Waer in ick, soo my dunckt, veranderingh kan leesen.
Hoewel ick niet en weet wat ramp of tegenspoet
De reden wesen kan, van een ontstelt gemoet.



023420 - Coenraet Droste - Theseus. 1714
Wat vreeschelijk geraes! wat moortkryt laet sig hooren,
Dat onverwagt de rust komt van Athene stooren!
De Stadt is niet in brandt; ick werdt geen vlam gewaer;
En alles evenwel verbeeldt een groot gevaer.



023430 - Coenraet Droste - Vrouw Jacoba van Beyeren, gravin van Hollandt &ct. 1710
Ick heb, genadig Heer, uw Leger om gereden:
Door Wagten is de Stadt den Toevoer afgesneden,
Door Benden rontom heen is Gouda soo beset,
Dat Vrouw Jacoba niet kan hopen op ontset.



023440 - Coenraet Droste - De weer-haen. 1714 ca.
Hy. Hoe! Hanebol in Stadt? wat kan u herwaerts jaegen?
Ha. Myn Heer, ik kom alleen naer uw gesontheyt vraegen:
Ick vreesde, dat gy hier in ’t sieck bedt waert geraeckt,
Mits gy daer langer bleeft, als gy hadt staet gemaeckt.



023450 - Guilielmus Druraeus - Alfredus. 1620




023460 - Guilielmus Druraeus - Alfredus. 1628




023470 - Guilielmus Druraeus - Alfredus. 1641




023480 - Guilielmus Druraeus - Mors. 1620




023490 - Guilielmus Druraeus - Mors. 1628




023500 - Guilielmus Druraeus - Mors. 1641




023510 - Guilielmus Druraeus - Reparatus. 1628




023520 - Guilielmus Druraeus - Reparatus. 1641




023530 - Jacobus Duarte - Weerdigen gunsteling. 1685 ca.




023540 - Pieter Dubbels (naar het Frans van Is. de Benserade) - D’hoogmoedige prins, of gelukkige staat-zugt. 1655
Ach! wat swaarmoedigheit heeft u ’t verstant geraakt,
Die u een vyant van u eigen schaduw maakt.
O jonge blom! dat gy de bloessem van u leven
In ak’lige eenzaamheit verslijt door rouw gedreven?



023550 - Pieter Dubbels (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert) - De krooning van Darius. 1651




023560 - Pieter Dubbels (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert) - De krooning van Darius. 1666
De droefheit maak nu voor de blijdschap plaats, en wijk.
De goude vryheit voert de rijkstaf van dit Rijk.
De vrede is op den Troon gezeten. ’k heb die stralen
Van eendracht, liefde, en trou, zien van den hemel dalen.



023570 - Pieter Dubbels (naar het Frans van Philippe Quinault) - Tooneelspel zonder tooneelspel. 1671
De Nacht die giet met volle handt
Haar zoete slaap uyt over ’t landt,
Die rouw verdrijven doet, en vee en menschen ronkken;
De zon, dat groote fakkellicht,



023580 - Pieter Dubbels (naar het Frans van Alain le Métel d’Ouville) - De verraderijen van Arbiran. 1668




023590 - Pieter Dubbels (naar het Frans van Alain le Métel d’Ouville) - De verraderijen van Arbiran. 1671




023600 - Frederik Duim - Alexander en Artemize. 1751




023610 - Frederik Duim - De beraamde moort op Maurits, prins van Oranje. Door de zoonen van Joan van Oldenbarnevelt. Met de strafoeffeninge der mede-plichtigen. 1745
Ik weet geen veil’ger plaats dan deeze, om ons besluit,
Omzichtiglyk beraamt, te nemen, om ’t eens uit
Te voeren, Moeder moog van d’aanslag geenszins weten,
Wy zouden in haar oog zyn roek’loos en vermeten,



023620 - Frederik Duim - De beraamde moort op Maurits, prins van Oranje. Door de zoonen van Joan van Oldenbarnevelt. 1760
Ik weet geen veil’ger plaats dan deeze, om ons besluit,
Omzichtiglyk beraamt, te nemen, om ’t eens uit
Te voeren. Moeder moog van d’aanslag geenszins weten,
Wy zouden in haar oog zyn roek’loos en vermeten,
Als of men onbedacht wou lopen in den doot.



023630 - Frederik Duim - De broedermoort, van Kornelis en Joan de Wit. 1744 ca.
Myn’ Heer, dit ’s de plaats, geschikt voor uw verblyf;
Zoek, in uwe eenzaamheit, Heer Ruwaart tydtverdryf,
Of liever overdenk, en zie in uw gewisse,
Wat gy besloten hebt; of uw geheimenisse,
Eens mogte zyn ontdekt: terwyl zal ik van ’t Hof,
Myn order halen. ’k ga, myn’ Heer, met uw verlof,



023640 - Frederik Duim - De broedermoort, van Kornelis en Joan de Wit. Gedrukt voor den autheur [...] 1744a o
Myn’ Heer, dit ’s de plaats, geschikt voor uw verblyf;
Zoek, in uwe eenzaamheit, Heer Ruwaart tydtverdryf,
Of liever overdenk, en zie in uw gewisse,
Wat gy besloten hebt; of uw geheimenisse,
Eens mogte zyn ontdekt:



023650 - Frederik Duim - De broedermoort, van Kornelis en Joan de Wit. Gedrukt voor den autheur [...] 1744b o




023660 - Frederik Duim - De doodt van Achilles. 1745




023670 - [Frederik Duim] - De gemartelde deugt binnen Thorn. 1728
Rampzalig Thorn! ô stadt! door my met zorg bewaakt;
Hoe heeft myn’ oude ziel, al zwoegende, gehaakt
Om uwe Vryheit, door de Wetten, vast te staven,
Op dat Gewetensdwang geen burgers maakte slaven,



023680 - Frederik Duim - Het hondertjaarige jubilée, wegens het stichten van den Amsterdamsche Schouwburg. 1738
Wie voelt geen yvervuur ontfonken in zyne ad’ren,
Nu ’t groote Jubliée van ’s Schouburgs stant koomt nad’ren?
Gesticht voor hondert jaar’ in vader Gysbrechts Stadt:
Na dat men twee Blazoens in één gesmolten had,
Twee Kamers, die de kunst voortzetten langs hoe styver;



023690 - Frederik Duim - Huig de Groot in ’t hof van Zweeden. 1742
Zyt welkom ed’len Heer in Zweeden; uit het hof
Van Vrankryk; daarge uw ampt bediend hebt met veel lof,
Gy zyt herroepen, wyl haar Majesteit de jaren,
Om zelve ’t Ryksgebied, met volle magt te aanvaren,
Bereikt heeft, en is thans gezeeten op den troon;



023700 - Frederik Duim - Huig de Groot in ’t hof van Zweeden. 1760
Zyt welkom ed’len Heer in Zweeden; uit het hof
Van Vrankryk; daarge uw ampt bediend hebt met veel lof,
Gy zyt herroepen, wyl haar Majesteit de jaren,
Om zelve ’t Ryksgebied, met volle magt te aanvaren,
Bereikt heeft, en is thans gezeeten op den troon;



023710 - Frederik Duim - Huig de Groot te Delft. 1743
Wat dodelyk gerucht vliegt over uit den Noorden!
’t Ontroert de harten, met verbaastheit, door deze Oorden!
Elk staat verzuft, als waar me van een’ Blixem-schicht,
Getroffen uit het hart, verbleekt is ’t aangezicht.



023720 - Frederik Duim - Huig de Groot te Delft. 1760
Wat dodelyk gerucht vliegt over uit den Noorden!
’t Ontroert de harten, met verbaastheit, door deze Oorden!
Elk staat verzuft, als waar me van een’ Blixem-schicht,
Getroffen uit het hart, verbleekt is ’t aangezicht.



023730 - Frederik Duim - Huig de Groot te Rostok. 1742
B. Zyt welkom Heer de Groot te Rostok, onder ’t dak
Van uwe Dienaresse; ik bid neem uw gemak,
Wylge ons verwaardigt hebt tot my in huis te komen.
G. ’k Bedank u vriendelyk; ik hadde voorgenomen,
Niet eer te ruste, dan te Lubek, van myn reis;



023740 - Frederik Duim - Huig de Groot te Rostok. 1760
B. Zyt welkom, Heer de Groot, te Rostok, onder ’t dak,
Van uwe Dienaresse; ik bid, neem uw gemak,
Wylge ons verwaardigt hebt tot my in huis te komen.
G. ’k Bedank u vriendelyk; ik hadde voorgenomen,
Niet eer te ruste, dan te Lubek, van myn reis;



023750 - Frederik Duim - Juba en Silene, of bedwonge minne en wraake. 1744




023760 - Frederik Duim - De kwynende vryheit herstelt, in het eilant Vryekeur. 1749
Neen, de ed’le Vryheit kan het Slaafsche juk niet dragen;
Myn minnelyk Gelaat kan al wat leeft behagen;
Geen sterv’ling leeft’erm ’t zy Onred’lyk, of begaaft
Met eene Red’lykheit, die niet naar Vryheit draaft,




023770 - Frederik Duim - Het leven verwekt in den doode 1745




023780 - Frederik Duim - Menalippe, of de bevechter van zich zelve. 1743
Myn’ Broeder! vinde ik u in ’s vyants legermagt!



023790 - Frederik Duim - Het rechtsgeding van Johan van Oldenbarnevelt, Rombout Hogerbeets, en Huig de Groot. 1745
Hoe is ’t tot Utrecht, zyn de Staaten van het Sticht
Gemoedigt, om het volk te houden in zyn’ plicht?
Na d’Eed aan hen gedaan, en ons, niets te ondernemen,
Dan ’t geen’ het Hof belast? of, willen zy vervremen



023800 - Frederik Duim - Het rechtsgeding van Johan van Oldenbarnevelt, Rombout Hogerbeets, en Huig de Groot. 1760
Hoe is ’t tot Utrecht, zyn de Staaten van het Sticht
Gemoedigt, om het volk te houden in zyn’ plicht?
Na d’Eed aan hen gedaan, en ons, niets te ondernemen,
Dan ’t geen’ het Hof belast? of, willen zy vervremen
Van ons, en doen hun woort, en de Uniet geen gestant?



023810 - Frederik Duim - De Siciliaansche vespers, of, gestrenge wraakoeffeninge, wegens ’t onthalzen van Konradyn, koning der beide Sicilien, en Fredrik, aarts-hertog van Oostenryk. 1743




023820 - Frederik Duim - Vertooningen naa het laatste Bedryf [van De gemartelde deugt binnen Thorn]. 1728
Op de voorgront ziet men het Schavot, op het zelve Rosner, leggende in een kist,



023830 - Frederik Duim - Vertooningen voor ’t eerste Bedryf [van De gemartelde deugt binnen Thorn]. 1728
Op de voorgront ziet men twee Tafels, wederzyds op het Toneel;



023840 - Frederik Duim - De vlugt van Huig de Groot; uit het slot te Loevestein. 1742
R. GEdult! kunt gy gedult, myn waarde, in uwe elende
Noch oef’nen? myn gedult is lang geweest ten ende.
Gy word misleid; men voed u slegts met yd’le hoop;
ô Neen, zy menen ’t niet; beloften zyn goed koop;



023850 - Frederik Duim - De vlugt van Huig de Groot; uit het slot te Loevestein. 1746
Gedult! kunt gy gedult, my waarde, in uwe elende
Noch oef’nen? myn gedult is lang geweest ten ende.
Ge word misleid; men voed u slegts met yd’le hoop;
ô! Neen, ze menen ’t niet; beloften zyn goed koop;



023860 - Frederik Duim - De vlugt van Huig de Groot; uit het slot te Loevestein. 1760
Gedult! kunt gy gedult, my waarde, in uwe elende
Noch oeff’nen? myn gedult is lang geweest ten ende.
Ge word misleid; men voed u slegts met yd’le hoop;
ô! Neen, ze menen ’t niet; beloften zyn goed koop;



023870 - Frederik Duim - Voorspel bij: Kwynende vryheit herstelt, in het eilant Vryekeur. 1749
Ai my! hoe naar staat mynen Hof!
Hy geeft myn ziel tot treuren stof;
Ik mis de geurige Oranje Vruchten,
Die ’t hart vervulden met genichten,



023880 - Frederik Duim (naar het Frans van Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - Zaïre, bekeerde Turkinne. Het Fransche, van den Heere De Voltaire, naar de Duitsche vertalinge, niet gevolgt om redenen in het Berecht gemelt. Hier nevens de Ontmaskerden Amstelophilus; naar de vertalinge van den naamlozen Schryver, en Philomusus. Met eenige aanmerkingen op het befaamde eeuwgetyde. 1738 ca.
C. Mevrouw, ’t behaage u op dees plaats den Vorst te wachten;
Hy zal aanstonds hier zyn, ik ga myn’ plicht betrachten,
Naar zyn begeerte. Z. ô Vreugd’! hoe helder straalt gy uit
Myne oogen, ’k veins niet meêr; Zaïre is thans de Bruid



023890 - G. Andr. Duircants (Duyrkants) - Klvcht, van licht-hartighe Ioosje. 1632 ca.
Men seyt van loeren Piet maer dats de slach van loeren
Al was het Meysjen arch, so konse de stricken en snoeren
Soo niet vast maken of ic wist, met loosheyt en met list
De Vrou, de meyt, het an te praten dat je niet anders wist




023900 - G. Andr. Duircants (Duyrkants) - Sistiliaen. 1628
Ambassade, vertreckt een weynigh inde sael,
Tot dat ick wederom u inde Raed hier hael.



023910 - G. Andr. Duircants (Duyrkants) - Violense. 1632
Ist soo? ach! jae ’t, dat ’t voordeel ’tgheen ick meene,
Mijn teghen strijt, en valt mijn dwars dus voor de scheenen,
Bedwingher, kleyne Godt, noyt quam in mijn ghedacht
U starckte, noch ’t ghebiedt dat ghy ghebiedt met macht.



023920 - Gerrit van Dulken - Don Diego. 1713
Sal ik dan nog in ’t end, na zo veel druk en rouw,
’t Geluk genieten van te zyn myn Prins zyn vrouw.
Ach liefde, wat verteert gy deze ziel van binnen!
Nog valt de pyn my ligt zo ’k Don Diego winne
Mag door opregte trouw. Maar ag! wat voel ik pyn,
Wyl zo veel trouwloosheid by ’s minnaars eeden zyn.



023930 - Gerrit van Dulken - De meid, kaptein, schutter en tamboer. 1714
Die heb ik weer gekraakt, terwyl ik in de kelder
Wat schommelde, ’k zag eerst of ’t veylig was en helder,



023940 - Gerrit van Dulken - De meid, kaptein, schutter en tamboer. 1718
Die heb ik weer gekraakt, terwyl ik in de kelder
Wat schommelde, ’k zag eerst of ’t veylig was en helder,



023950 - Gerrit van Dulken - De meid, kaptein, schutter en tamboer. 1735a o




023960 - Gerrit van Dulken - De meid, kaptein, schutter en tamboer. 1735b o




023970 - K. van Dulkenraad (naar het Frans van Adr.-Mich.-Hyac. Blin de Sainmore) - Joachim of de zegepralende ouderliefde. 1778




023980 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t bedrooge betrouwen. 1653
Laat af, mijn Izabel, wilt nu de deur niet sluiten,
Zoo dikmaals tot myn ramp ontsloten; laat, hier buiten,
Uw vader eerst, mijn kind, kloekmoedig sterven; zoo
Ghy my het leven wilt bevryden van een snoô
En eerelooze doodt. laat my, ô Izabelle



023990 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t bedrooge betrouwen. 1661




024000 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t Bedrooge betrouwen. 1663
Laat los mijn Izabel, wilt nu de deur niet sluiten,
Zo dikmaals tot myn ramp ontsloten, laat, hier buiten,
Uw vader eerst, mijn kind, kloekmoedig sterven; zoo
Ghy my het leven wilt bevryden van een snoô
En eerelooze doodt.



024010 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t bedrooge betrouwen. 1669




024020 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t bedrooge betrouwen. 1679




024030 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t bedrooge betrouwen. 1685




024040 - Joan Dullaert (naar het Spaans van Diego Ximénez de Enciso) - Alexander de Medicis, of ’t bedrooge betrouwen. 1713
Laet los mijn Izabel, wilt nu de deur niet sluiten,
Soo dickmaals tot mijn ramp ontsloten, laat, hier buiten,
Uw Vader eerst, mijn Kint, kloekmoedig sterven; soo
Gy my het leven wilt bevrijden van een snoô
En eereloose doodt.



024050 - Joan Dullaert (naar het Frans van Raymond Poisson) - Flavio en Juliette, of de getemde dartelheid. 1679




024060 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Ifigenie in Aulis. 1679
Ag. ’t Is Agamemnon, ’t is u Vorst, waak op, wilt hooren,
Kent gy zijn stem niet die komt klinkken in uw ooren?
Ar. Zijt gy het zelve Heer! wat oorzaak of u mag
Dus herwaarts drijven, lang voor ’t krieken van den dag?



024070 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Ifigenie in Aulis. 1682
Ag. ’t Is Agamemnon, ’t is uw Vorst, waak op, wilt hooren,
Kent gy zijn stem niet die komt klinkken in uw ooren?
Ar. Zijt gy het zelve Heer! wat oorzaak of u mag
Dus herwarts drijven, lang voor ’t krieken van den dag?



024080 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Ifigenie in Aulis. 1697a v
Ag. ’t Is Agamemnon, ’t is u Vorst, waak op, wilt hooren,
Kent ghy sijn stem niet die komt klinkken in uw Ooren?
Ar. Zijt gy het selve Heer! wat oorsaak of u mag



024090 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Ifigenie in Aulis. 1697b v




024100 - Joan Dullaert - Jan van Leiden en Barent Knipperdolling, of oproer binnen Munster. 1660
R. Vetrekt, maakt u van hier, gy boos en zondig zaat,
Eer ’s hemels gramschap u verdelght en neder slaat.
J. Zoo broeders, dat gaat wel, dit is om zege strijden;
Dus moet men ’t heilloos zaat, rontom aan alle zijden,
Verdellegen tot stof. elk wapen zich met moet.



024110 - Joan Dullaert - Jan van Leiden, en Barent Knipperdolling, of oproer binnen Munster. 1662




024120 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampzalige majesteyt. 1652
Rampzaalge Jacobs zoon, wiens vetgezalfde hairen
In een driedubble Kroon onlangs besloten waren,
Toen ghy de last des Rijx, met goddelijk ontzag,
Op uwe schoudren droegt en ’t volk bestierden; ach,
Hoe zijtge nu verneêrt? verlaten Britze Koningk,
Gevangen en veracht, gestooten uit uw woonink,
Daar in ghy eertijts zat en praalde als een’ August.



024130 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1653




024140 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1660




024150 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1662




024160 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1663




024170 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1669




024180 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1676
Rampzaelge Jacobs soon, wiens vetgezalfde hayren,
In een driedubble Kroon onlangs besloten waren,
Toen ghy de last des Rijx, met goddelijck ontsagh,
Op uwe schoudren droeg, en ’t volk bestierden; ach,
Hoe zijtge nu verneêrt? verlaten Britze Koningh,
Gevangen en veracht, gestooten uit uw wooningh,
Daer in ghy eertijdts sat en praelde als een’ August.



024190 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1678




024200 - Joan Dullaert - Karel Stuart, of rampsalige majesteyt. 1706




024210 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Mitridates, koningk van Pontus. 1679
Arbaat, men heeft ons trouw verhaalt, in deeze nood,
Dat Roome zegepraalt om Mitridates dood.
De Roomers hebben by d’Eufraat hem aangegreepen;
En, na een lang gevegt, zijn heele heir verspreid,



024220 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1670 ca.
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruyt?
’t Is goet, men sal dan sien wie van ons, met dien buyt
Zal deurgaan, dat geluk zijn medemaat beletten,
Met hem, door slimme list, de voeten dwars te zetten,



024230 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1672 ca.
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruyt?
’t Is goet, men sal dan sien wie van ons, met dien buyt
Zal deurgaan, dat geluk zijn medemaat beletten,
Met hem, door slimme list, de voeten dwars te zetten.



024240 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1672a v
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruit?
’t Is goet, men sal dan zien wie van ons, met dien buit,
Zal deurgaan, dat geluk zijn medemaat beletten,
Met hem, door slimme lust, de voeten dwars te zettem.



024250 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1672b v
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruit?
’t Is goet, men zal dan zien wie van ons, met dien buit



024260 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontydigen loskop. 1692
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruit?
’t Is goet, men zal dan zien wie van ons, met dien buit,
Zal deurgaan, dat geluk zyn medemaat beletten,
Met hem, door slimme list, de voeten dwars te zetten.



024270 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1700 ca.
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruyt?
’t Is goet, men sal dan sien wie van ons, met dien buyt
Zal deurgaan, dat geluk zijn medemaat beletten,
Met hem door slimme list, de voeten dwars te zetten,



024280 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1728 ca.
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruyt?
’t Is goet, men sal dan sien wie van ons, met dien buyt
Zal deurgaan, dat geluk zijn medemaat beletten,
Met hem, door slimme list, de voeten dwars te setten,



024290 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1732
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruit?
’t Is goet, men zal dan zien wie van ons, met dien buit
Zal deurgaan, dat geluk zyn medemaat beletten,
Met hem, door slimme list, de voeten dwars te zetten.



024300 - Joan Dullaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Oratyn en Maskariljas, of den ontijdigen loskop. 1767
Leander, moeten wy dan twisten om de Bruit?
’t Is goet, men zal dan zien wie van ons, met dien buit
Zal deurgaan, dat geluk zyn medemaat beletten,
Met hem, door slimme list, de voeten dwars te zetten.



024310 - Joan Dullaert (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - De regeerkunst, of wyze leermeester. 1667




024320 - Joan Dullaert - De stantvastige princes, of bedrooge stiefmoeder. 1669
’t Is waar Princes, ’t is waar, dat Lucidamor trachten,
Klelie, in valschen schijn van vrientschap, te verkrachten.
Hy hadt d’onnoosle maacht niet ver van Faunus hol,
Door vleyery, geleidt; de min maakt minnaars dol;
Want nauwlijx was Klelie in ’t gras by hem gezeeten,
Of dees verwaten schelm heeft, op een tijt, vergeeten
De plicht en eere en trouw die een van edel bloedt
Deurluchte maagden draagt, ô Hemel, hoe verwoet
Kan liefde, zonder toom, een jongelingk doen vliegen,
Dat hy zich zelfs bedrieght om andre te bedriegen.



024330 - Johan Jacob Dusterhoop - Amor en Psyche. By gelegenheid van het zeer gelukkig huwelyk haarer koninglyke hoogheid de princes Frederica Sophia Wilhelmina van Pruissen met Wilhelm den Vyfden, prins van Oranje en Nassau, erfstadhouder der vereenigde Nederlanden, geëxecuteerd. 1767




024340 - Johan Jacob Dusterhoop (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - Belisarius. 1769
C. Zie daar! eindelyk zyn wy op dit verraadersch Slot aangekoomen; ik heb wel meer moeijelyke Jagten bygewoont, maar ik ben van al myn leven nooit zo afgemat geweest.
T. Noch ik mede niet; dat verzeker ik u.
C. Welk eene gekheid, lieve Tiberius, heeft toch Justinianus bevangen, zo oud een Rompslomp, als dit, in een nieuw Lusthuis te hervormen; en wel zo verre van deszelfs Hofhouding, en zo dicht bij de Bulgaaren gelegen, die zeer dikwyls, naar men zegt, in dit gedeelte van Thracie koomen stroopen?



024350 - [Joannes Duyf] - De nederlaag van Xerxes, koning van Persie. 1717a v
Myn vrind nu heeft ons Heir zich eind’lyk neer geslagen
In ’t hart van Griekenland; hoe zal de waereld wagen,



024360 - [Joannes Duyf] - De nederlaag van Xerxes, koning van Persie. 1717b v




024370 - Jacob Duym - Belegheringhe der Stadt Antwerpen, by den Prince van Parma uyt crachte van sijne conincklijcke Majesteyt van Hispaignen, in den jaere 1584. Mitsgaders, het droevich overgaen der selver Stadt. 1606
Myn God



024380 - Jacob Duym - Benovde belegheringe der stad Leyden, uyt bevel des machtighen Conincx van Hispaingnen, in den jaere 1574. haer aen-ghedaen. Ende het wonderbaerlijck ontset daer op den derden dagh Octobris 1574 ghevolght. 1606
Nae s’Conincx bevel goet,



024390 - Jacob Duym - Benoude belegheringe, der stad Leyden. 1631
Nae s’ Conincx bevel goet, en des Commandeurs last,
Soo dient nu dese Stad in grooter eyl verrast,
O Leyden, Leyden stout, ghy sult nu moeten proeven
T’geen u aenstaenden is, ghy mocht u wel bedroeven:



024400 - Jacob Duym - Belegerin [sic] der stadt Leyden, door den conincx van Spangien in den jare 1574, ende het wonderbaerlijck ontset op den derden dagh van October 1574. 1634




024410 - Jacob Duym - Een bewys dat beter is eenen goeden crijgh, dan eenen gheveynsden Peys. Midsgaders t’gene ghebeurt is inden jaere 1600. 1606
B. Singnoor Soldados, vvaer blijft ghy nu?
W. Padro, que queris vestra merche?
B. VVy moghen ons vvel cleeden met rou,
Singnoor Soldados, vvaer blijft ghy nu?



024420 - Jacob Duym - De cloeck-moedighe ende stoute daet, van het innemen des casteels van Breda en verlossinghe der Stad. Onder het beleyd van den Hoogh-Gheboren Prins Graeff Mauritz van Nassau, etc. 1606
Hoe ongheliick gaet het nu in den Crijch te vverck,
d’een land vvord daer met rijck gevveldich, en seer sterc
En d’ander vvord heel arm, en al die daer in vvoonen,
Recht vvort in d’een gebruyct, men siet t’plat land verschoonen



024430 - Jacob Duym (naar het Latijn van Valerius Maximus) - De lieffde. 1599 ca.
Ick heb hier een lastwel teghen mijnen danck.
Tmoet nochtans volbracht



024440 - Jacob Duym (naar het Latijn van Daniel Heinsius) - Het moordadich stuck van Baltasar Gerards, begaen aen den doorluchtighen Prince van Oraingnen. 1584. 1606
De goede



024450 - Jacob Duym - Een Nassavshce (sic) Perseus, verlosser van Andromeda, ofte de Nederlantsche Maeght. 1606
Al die gheen die de dienst van Iupiter nu soecken,



024460 - Jacob Duym - Den spieghel der eerbaerheyt. 1600
V.b. Gaen



024470 - Jacob Duym - Den spieghel der getrouwicheyt. 1600
Och wat



024480 - Jacob Duym (naar Valerius Maximus) - Den spieghel der liefden. 1600
Ick heb



024490 - Jacob Duym (naar Valerius Maximus) - Den spieghel der rechtvoordering. 1600
O.w. Hou broer wilt ghy, ’thoeft niet lichten?
G.v. Seker neef het, is my te cranck,
Ick wil my claer, recht uyt bichten.
O.w. Hou broer wilt ghy, ’thooft niet lichten?
G.v. Ick en can my, schier niet richten,
Nachtans sal ick, niet toeven lanck.



024500 - Jacob Duym (naar Hieronymus) - Den spieghel der reynicheyt, ghenomen uyt den Oudt-vader Hieronymo. 1600
VVat een schoon beelt, vvat een/ suyver bloeme verheven,
Ia d’allerschoonste die/ nu ter vverelt mach leven,
Hebben myn ooghen hier/ op desen dach ghespeurt,
Sy is voorvvaer vvel vvaert/ dat ’thert om haer vvat treurt,



024510 - Jacob Duym (naar het Latijn van Lucius Annaeus Seneca) - Den spieghel des hoochmoets, wesende Troiades, eensdeels uyt Homero, ende eensdeels uyt Vergilio ghenomen, ende in de ghedaente van een tragedie ghestelt door I. Duym. 1600
Hoe qualijck zijn de sulck, hier op dees werelt bedacht,
Die betrouwende haer, op de over groote macht,
Het wereltsche gheluck, al te veel gheloof gheven,
En heerschende in haer, schoone hoven hoog gheacht,
Voor seer haestige gheen, veranderingen beven,
Noch en vreesen gheensins, de Goden hooch verheven,



024520 - I. Dwinglo - Der gheholpen weesen schvldige dancksegginge. Spelende prologe, dienende opt navolgende spel, [...] Der geholpen weesen schuldighe danksegginge, met een vermaninge aen alle staten van menschen tot vorder liefde. Ghespeelt binnen Schiedam, opten eerste januarij 1604 bij de Roode Roosen. 1604




024530 - I. Dwinglo - Volghen noch andere wercken, die voor en nae de loterye getoont sijn door rhethorices conste, die den gheest verschoont fijn. Om de ghetrouwe handelinge der treckers te ontdecken claerlick is voor de loterye dees prologe ghespeelt openbaerlick. 1604




024540 - I. Dwinglo - Schiedam: spel van sinne in Haarlem 1606. 1607
Tot eer en prys des naems van onsen Heer der Heeren,
(daer toe al ’smenschen doen behoort te zyn gericht)
Tot lof dijens hogen Godts, die eerstmael heeft gesticht
van aerd’ den mensch, om hem te dienen en te eeren:



024550 - E. (naar het Frans van René C. Guilbert de Pixérécourt) - Rosa; of, de hermitagie aan de beek. 1802




024560 - E.D.S.M. (naar het Spaans van Lope Félix de Vega Carpio) - Spaensche comedie, de mislukte liefde, en trouw van Rugero prins van Navarren. 1674
G. Ach hemel! hemel help! help eedelie! help vrinden!
vervaarlijk ongediert! Lisardo lost de winden.
roep volck. L. Hers eedelieden! spoeit, breng bus; geef stael, en spriet.
Het gelt den Graef, help! help! G. Men doet met tieren niet.



024570 - E.G. (naar het Frans van Naland de Fatonville) - Arlequins Fransche bedryven, van de keyser in de maan. Vertoont op het Italiaansche theater, door de Commedianten des Konings tot Parys. 1699




024580 - E.W.G.B. - De gebooren Hollander of geforceerde Henri Quatre met zijn nieuw uitgevondene Engelsche rarekiek, geplaatst in het perk van St. James, vertoonende op de Engelsche oorlogskermis een meenigte staaltjes van Engelsche schelm-stukken gepleegt aan den vroomen Hollanders. Toegeweid aan de heeren Arnoldus Rutgerus Lambertus Koopmans en Petrus Statius. 1699 ca.




024590 - E.W.G.B. - De klagende roofzucht of de beledigde onschuld. 1781




024600 - M. Eberlein (naar het Duits van Stölz) - De gestrafte advokaet. 1792




024610 - Gaubier de Barrault (Sulpice Edme) - La fausse coquette. 1761




024620 - Constantinus van der Eecke - Bellerophon. 1755




024630 - Constantinus van der Eecke - Bellerophon. [...] Nae ’s mans eygen handschrift. [uitgeg. door J. de Man]. 1784
Wel, Stenobaea, hoe! waer zult g’u toe vervoeren,
Zult gy uws Konings Hof met zulk een schand bevloeren?
Is Raetus, uw Gemael, zoo verr’ uyt uwen zin,
Dat gy een ander zult opdraegen uwen min,
En zelf het voedsel zyn om d’egte trouw te schenden?



024640 - Constantinus van der Eecke - Bellerophon. 1800 ca.
Wel, Stenobaea, hoe! waer zult g’u toe vervoeren,
Zult gy uws Konings Hof met zulk een schand bevloeren?
Is Praetus, uw Gemael, zoo verr’ uyt uwen zin,
Dat gy een ander zult opdraegen uwen min,
En zelf het voedsel zyn om d’egte trouw te schenden?



024650 - J. van den Eeckhout - Echtbreuk door liefde. 1700 ca.




024660 - [Jacques (Jacobus) van Eekhout] - Wonderlycke bekeeringhe ende kloeckmoedighe martelie van den seer Edelen en H. Martelaer Adrianus door den heydenschen Keyser Maximiliaen groot vervolgher der Christenen. In druck gegeven door Livinus Verkruysse, in ’t jaer 1743. 1743 ca.
Terwijl in het verstant der Goden heeft gelegen
Het goet bestier myn’s selfs, terwijl ik heb gedregen
Door hunne goede gunst de Croon op ’t hooft, en ook
Den Rijk-stok in de hand, noyt sag ik vremder spook



024670 - Jan Eellertsz - Menich Mensch en Onversadelijcke Begeerte. 1597




024680 - Govert van der Eembd (naar het Italiaans / Frans van Giovanni Baptista Guarini) - Den getrouwen herder uyt Arcadien. 1618




024690 - Govert van der Eembd - Haerlemse belegheringh. 1619




024700 - Govert van der Eembd - Nootdorp: spel van sinnen in Vlaardingen 1616. 1617




024710 - Govert van der Eembd - Sophonisba. 1621




024720 - Jac. van Egmont - De timmerman door liefde. 1753




024730 - Jac. van Egmont - De timmerman door liefde. 1758




024740 - Johannes van Ekels - De schoenlapper, of het geleende geweer. 1800 ca.




024750 - Willem den Elger (naar het Frans van Philippe Quinault) - De dood van Cyrus. 1716
O. Ja ’t oogwit van uw wensch, kan my alleen bekoren,
Myn heer... Maar hoe wat brengt ons hier ’t geval te voren?
’t Behoort de koningin; dit deftige cieraad
Bewyst ons dit genoeg: C. Kom Odatirsus laat
Ons t’op’nen,



024760 - Willem den Elger (naar het Frans van Philippe Quinault) - De doot van Cyrus. 1717
O. Ja ’t oogwit van uw’ wensch kan my alleen bekoren,
Myn heer... Maar hoe! wat brengt ons hier ’t geval te voren?
’t Behoort de Koningin; dit deftige sieraat
Bewyst ons dit genoeg. C. Kom, Odatirsus, laat
Ons ’t opnen: door de min, die myne ziel doet blaken,
Treft my ook alles wat de Koningin kan raken.



024770 - Willem den Elger (naar het Frans van Philippe Quinault) - De doot van Cyrus. 1724




024780 - Willem den Elger (naar het Frans van Marie Catherine Hortense de Villedieu Desjardins) - Manlius. 1699




024790 - Willem den Elger (naar het Frans van Thomas Corneille) - Pyrrhus, koning van Epieren. 1698
Kamilla, ja ’t is waar deez’ groote Huw’lijks banden,
Doen ons geleên verdriet, met een den Oorlog stranden,
En de ed’le Pyrrhus door het geeven zijnes hands
Verzeekert my op nieuw van de oppermagt des Lands;



024800 - [Willem den Elger] (naar het Frans van Jean François Regnard) - Wagt me voor dat laantje. 1698
K. Nou Wobbigje, weez’ wel te vreên.
W. Ik wil niet, ’k zel ’er teuge gaen.



024810 - Willem den Elger (naar het Frans van Jean François Regnard) - Wagt me voor dat laantje. 1708




024820 - Willem den Elger (naar het Frans van Jean François Regnard) - Wagt me voor dat laantje. 1712 ca.




024830 - Willem den Elger (naar het Frans van Jean François Regnard) - Wagt me voor dat laantje. 1735a v




024840 - Willem den Elger (naar het Frans van Jean François Regnard) - Wagt me voor dat laantje. 1735b v




024850 - Jacob Elias Michielz (naar het Frans van Nicolas Boindin en Antoine Houdart de la Motte) - Jonker Windbuyl, of de driedubbele minnaar. Kluchtspel, gevolgt naer het Fransche van den heer Dancourt [door A.P.S. [= J. Elias]]. 1730 ca.




024860 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Nicolas Boindin en Antoine Houdart de la Motte) - Jonker Windbuyl, of de driedubbele minnaer. 1730a v
Is ’t waer Krispyn, mag ik geloof slaen aen uw reden?
Is dan uw Heer, om met Lucille in d’echt te treden,
Alreeds op weg, en zal hy hier noch zyn van daeg?
Had niemand magt om hem te houden in den Haeg?



024870 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Nicolas Boindin en Antoine Houdart de la Motte) - Jonker Windbuyl, of de driedubbele minnaer. 1730b v
Is ’t waer



024880 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Nicolas Boindin en Antoine Houdart de la Motte) - Jonker Windbuil, of de driedubbele minnaer. 1786




024890 - Jacob Elias Michielz (naar het Spaans van Onbekend) - De onverwagte wedervinding. 1716




024900 - Jacob Elias Michielz (naar het Frans van Joseph de La Font) - De schipbreuk, of de lykstaetsie van Krispyn. Kluchtspel. Gevolgd naer het Fransche van den heer De la Font [door A.P.S.]. 1730 ca.




024910 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Joseph de La Font) - De schipbreuk, of de lykstaetsie van Krispyn. 1730a v
M. Ja tel zo veel gy wild: gy zult het dus bevinden.
Acht dagen is ’t geleên dat wy door felle winden
Gesmeeten wierden op dit Eyland. E. Wreed verdriet!
Na gansche acht dagen tyds is al myn hoop te niet.



024920 - Jacob Elias Michielz (naar het Frans van Joseph de La Font) - De schipbreuk, of de lykstaetsie van Krispyn. 1730b v
M. Ja tel zo veel gy wild: gy zult het dus bevinden.
Acht dagen is ’t geleên dat wy door felle winden
Gesmeeten wierden op dit Eyland. E. Wreed verdriet!



024930 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Joseph de La Font) - De schipbreuk of de lykstaatsie van Krispyn. 1784
Ja tel zo veel gy wild: gy zult het dus bevinden.
Acht dagen is ’t geleên dat wy door felle winden
Gesmeeten wierden op dit Eiland. | Wreed verdriet!
Na gansche acht dagen tyds is al myn hoop te niet.



024940 - [Jacob Elias Michielz] - De spookende boer. 1715a v
Ik zeg as noch, het best’ zel weezen
Dat ik weêr spoek ’elyk veur deezen,
En dat ik met ien groot gedruis



024950 - [Jacob Elias Michielz] - De spookende boer. 1715b v




024960 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Thomas Corneille) - De starrekyker by geval. 1721
Ik heb u wel voorzet dat al die ongenuchten,
Dat droevig klaagen, en dat onophoudlyk zuchten,
En alles wat de liefde u verder deet bestaan,
De trotse Livia nooit aan het hart zou gaan;



024970 - [Jacob Elias Michielz] (naar het Frans van Marc Antoine Le Grand) - Het verliefde huysgezin. 1730a v
’k Ben eyndelyk alleen, en kan in veyligheyd
Eens overleggen hoe het werk dient aengeleyd
Om heer Oktaef te ontslaen van alle smart en zorgen.
Ik houd hem met zyn knecht sint gist’ren hier verborgen:



024980 - Jacob Elias Michielz (naar het Frans van Marc Antoine Le Grand) - Het verliefde huysgezin. 1730b v
’k Ben eyndelyk alleen, en kan in veyligheyd
Eens overleggen hoe het werk dient aengeleyd
Om heer Oktaef te ontslaen van alle smart en zorgen.
Ik houd hem met zyn knecht sint gist’ren hier verborgen:



024990 - Michiel Elias (naar het Frans van Pierre Corneille) - Attila, koning der Hunnen. 1685a v
A. De Vorsten komen niet; ’t schynt zy myn last vergeeten.
’t Verdriet my langer hier te wachten; doet hen weeten
Dat zy niet toeven, maar hun spoeden herwaarts aan.
O. Heer Koning, waarom wilt gy u met hen beraân?



025000 - Michiel Elias - Attila, koning der Hunnen. 1685b v




025010 - [Michiel Elias] (naar het Frans van Pierre Corneille) - Attila, koning der Hunnen. 1743
A. De Vorsten komen niet; ’t schynt zy myn last vergeeten.
’t Verdriet my langer hier te wachten; doet hen weeten
Dat zy niet toeven, maar hen spoeden herwaarts aan.
O. Heer Koning, waarom wilt gy u met hen beraân?
Waarom hen kennis van uw huwelyk gegeeven?



025020 - [Michiel Elias] - De bekeerde dronkaard. 1691a v
Weest geschikt als een Dóchter, en gehoorzaam me als een Kind.
Jonkheer Lodewyk, die u veel meêr als zyn zelf bemind,
Heeft klinkende deugd, en kan je na je merite maintineeren.
Hy zal je op zyn handen draagen,en, als een Afgod, eeren.



025030 - Michiel Elias - De bekeerde dronkaard. 1691b v
Weest geschikt als een Dóchter, en gehoorzaam me als een Kind.
Jonkheer Lodewyk, die u veel meêr als zyn zelf bemind,
Heeft klinkende deugd, en kan je na je merite maintineeren.
Hy zal je op zyn handen draagen,en, als een Afgod, eeren.



025040 - [Michiel Elias] - De ontvoogde vrouw. 1688
N. Och! och! ik kan ’t niet meêr verdraagen,
Myn lieve Man, houw op.
J. Zyn jou gezond, myn lieve wyf, die slaagen
Zyn jou gezond, myn lieve wyf,



025050 - [Michiel Elias] - De ontvoogde vrouw. 1693
N. Och! och! ik kan ’t niet meer verdraagen,
Myn lieve Man, houw op. J. die slaagen
Zyn jou gezont, myn lieve wyf,
Wat is’t een nobel tydverdryf,
Zomtyds zyn vrouwtjes rug te meeten.



025060 - [Michiel Elias] - De ontvoogde vrouw. 1730
N. OCh! och! ik kan ’t niet meer verdraagen,
Myn lieve Man, hou op.
J. Die slaagen Zyn jou gezont, myn lieve wyf.
Wat is ’t nobel tydverdryf,



025070 - Willem Elias alias Vrancx - Ronsefael. 1548




025080 - Willem Elias alias Vrancx - Een esbatement van Tielebuys, die een jaer te vroech gheboren is ende wert herdraghen p. Willem Elias. 1548




025090 - Willem Elias alias Vrancx - Een esbatement van Tielebuys die een jaer te vroech gheboren is ende wert herdraghen p. Willem Elias. 1548




025100 - Joan. Elincx - Tooneel der on-gebreydelde liefde. Vertoonende met zege-prael van een blyd’ eynde-spel naer druck geluck, in jaer-tellende vaersen gestelt. Verthoont door de tuchtige const-liefhebbers der redenrycke gulde van St. Jan, geseyt de Peoene op den 22 februarii 1688. 1688




025110 - [Ellerus] (naar het Frans van Thomas Corneille) - De dood van Hannibal. 1693
Denk niet, myn Heer, dat my de Kroon zo kan verblinden,
Dat gy my schuldig aan ondankbaarheid zult vinden,
Dat my uw goedheid, en uw’ gunst vergeeten is,
En welk belang gy naamt in myn gevangenis,



025120 - [Ellerus] - De medevrysters. 1689a v
Waar ben ik? en wie droes heeft me op deez’ plaats gebragt?
Ik ben half dood van kou, en heel beslikt, ’t is nacht;
Vervloekt zy eeuwiglyk die hoop van mest en steenen!
’t Is of myn lendenen gebrooken zyn. waar heenen
Zal ik nu gaan; dewyl ’t zo donker is? naar wien?



025130 - [Ellerus] - De medevrysters. 1689b v
Waar ben ik? en wie droes heeft me op deez’ plaats gebragt?
Ik ben half dood van kou, en heel beslikt, ’t is nacht;
Vervloekt zy eeuwiglyk die hoop van mest en steenen!
’t Is of myn lendenen gebrooken zyn. waar heenen
Zal ik nu gaan; dewyl ’t zo donker is? naar wien?



025140 - Jan van Elsland - Dronke Brechtje. 1715 ca.
Rampzalig werk! ’k scheur myn lever;
(Ligt hoeden af, daar spreekt een Weever)
Wat beesten ploegen ooit zo zuur
Dan Weevers? ’k heb daar wel een uur
Staan zuivren en kwaâ draaden knoopen,



025150 - Jan van Elsland - Dronke Brechtje. 1764
Rampzalig Werk! ik scheur myn leever
(Ligt hoeden af, daar spreekt een Weever:)
Wat beesten ploegen ooit zo zuur,
Dan Weevers? ’k heb daar wel een uur



025160 - Jan van Elsland - Dronke Jaap de boer, op het concert. 1720 ca.
Stae, Jaepje, stae.... Hoe ofme de kop zo conkeleweerlik, mag leggen maelen,
As ien strongt in ien Pispot? stae zek.. of de pikken motme haelen.
Ik heb in lang zo veul niet esoopen, as van deuzen dag:
Vier mingeltjes Breemer, in ik, gaen saemes, kan ikje zeggen, inne nag
(5) Heb ik dorst; dat keumt van al dat Liskereeren, dat krieuwelen in woelen.




025170 - Jan van Elsland - Dronke Jaap de boer, op het concert. 1725 ca.




025180 - Jan van Elsland - Dronke Jaap de boer, op het concert. 1730 ca.




025190 - Jan van Elsland - Dronke Jaap de boer, op het concert. 1731




025200 - Jan van Elsland - Morgenspraak tusschen Jaap en Kees, over den val van Faëton. 1731 ca.




025210 - J.V. Landsle [= Jan van Elsland] - Het lotery leeven. 1710




025220 - Laurens van Elsland - Jan onder de deecken. 1693
Kom hier eens Trijn, wat hoor ick seggen,
dat gij bij andre durft gaan leggen?
nu ick out ben? en afgeslooft
en van mijn groene tijt berooft!



025230 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Joseph de La Font) - De Amerikaan. 1733
L. Is alles vaardig? S. Ja, myn Heer, gy kunt vertrekken,
Wanneer gy wilt. L ’k Meen hier de tyd niet uit te rekken.
De afwezenheid verwekt me een’ smartelyke pyn.
’k Wil morgen voor den dag noch uit Marsseille zyn.



025240 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Joseph de La Font) - De Amerikaan. 1756




025250 - Hendrik van Elvervelt - Arlekyn, edelman by geval. 1765 ca.
Sintfelten wat bedroefder tyën!
Daar valt geen Beursje meer te snyën.



025260 - Hendrik van Elvervelt - Arlekyn, edelman by geval. 1768
Sintfelten wat bedroefder tyën!
Daar valt geen beursje meer te snyën.
Al loopt men door het heele land,
Men vind ’er niets meer voor de hand.



025270 - Hendrik van Elvervelt - Arlequin Tamerlan. 1737a v




025280 - Hendrik van Elvervelt - Arlequin Tamerlan. 1737b v




025290 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De bedrogen officier. 1761a v
A. Hoe laat is ’t, Britto? B. ’t Zal haast tyd zyn, na gedachten,
Dat wy uw Meesteres aan ’t venster moeten wachtren.
A. ’k Wou dat de Jood, die haar so stipt gevangen houdt,
Zelf in Turkye zat gevangen! B. ’t Is wat stout
Gesproken, Heer, en niet geöorloofd aan de menschen,
Dat ze, om een bagatel, elkanderen verwenschen.



025300 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De bedrogen officier. 1761b v




025310 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De bedrogen officier. 1761c v




025320 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De bedrogen officier. 1779




025330 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - De bedrogen officier. 1789
A. Hoe laat is ’t, Britto? B. ’t Zal haast tyd zyn, na gedachten,
Dat wy uw Meesteres aan ’t venster moeten wachtren.
A. ’k Wou dat de Jood, die haar so stipt gevangen houdt,



025340 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Cicero en Catilina. 1775
Laat af van langer voor myn dreigend lot te vreezen;
’t Vergrooten van ’t gevaar doet my te stouter weezen;
Het nadren van den slag, die uw bekomm’ring voed,
Ver van vermindering, verdubbelt mynen moed.



025350 - Hendrik van Elvervelt (naar het Duits van Johann Jakob Engel) - De dankbaare zoon. 1777
Hey, hey! waartoe dient al dat geeuwen en dat gaepen?
’k Had immers, als ik wou, nog langer konnen slaepen.
Myn leên zyn nof zo zwaer als lood, en evenwel,
Wanneer ik langer slaep, ben ik niet op myn stel.



025360 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Jean François Regnard) - Democritus, of de verliefde filosoof. 1742a v
’k Verwensch den dag die my ’t verstand dus wist te ontschaken,
Dat ik me een Lyfknecht der Filosofie liet maken!
’t Is haast twee jaaren dat ik hier kwam, tot myn leed;
Koud eeten, warmen drank, kwaê nachtrust, slecht gekleedt,



025370 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Jean François Regnard) - Democritus, of de verliefde filosoof. 1742b v




025380 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Joseph de La Font) - De drie gebroeders medeminnaars. 1734a v
Dat ’s nomro één; en dat is nomro twee; de leste
Is nomro drie, en naar ’t my toeschynt ook de beste.
Drie beurzen vol met Goud! gewis men mag hem voor
Gelukkig achten die thans woond by Philidoor:



025390 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Joseph de La Font) - De drie gebroeders medeminnaars 1734b v
Dat ’s nomro één; en dat is nomro twee; de leste
Is nomro drie, en naar ’t my toeschynt ook de beste.
Drie beurzen vol met Goud! gewis men mag hem voor
Gelukkig achten die thans woond by Philidoor:



025400 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Joseph de La Font) - De drie gebroeders medeminnaars. 1734c v




025410 - Hendrik van Elvervelt - De drie gebroeders medeminnaars. 1755




025420 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Joseph de La Font) - De drie gebroeders medeminnaars. 1784




025430 - Hendrik van Elvervelt - Het eiland van verwarring. 1765
Waar blyfje, Joost, kom voort, je moet van dezen morgen
Het geld nog by den Heer van Nettenburg bezorgen;
Ik heb ’er gisteren, zo waar niet om gedacht,
En hy heeft zekerlyk al na de poen gewacht.
Ik zal ’er tien percent, wyl ’t Maandgeld is, van trekken,
En tien percent, ô bloed! dat is niet om te gekken.



025440 - Hendrik van Elvervelt - Het eiland van verwarring. 1765 ca.
Joost, maakje vaardig, want je moet van dezen morgen
Het geld nog by den Heer van Nettenburg bezorgen;
Ik heb ’er gisteren, zo waar niet om gedacht,
En hy heeft zekerlyk al na de poen gewacht.
Ik zal ’er tien percent aan interest van trekken,
En tien percent, ô bloed! dat is bylo geen te gekken.



025450 - Hendrik van Elvervelt - Het eiland van verwarring. 1780




025460 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans? van Onbekend) - De gewaande heidin, of de bedrogen gelukzoeker. 1746a v




025470 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans? van Onbekend) - De gewaande heidin, of de bedrogen gelukzoeker. 1746b v




025480 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Philippe Néricault Destouches) - De glorieus, of de vernederde hoogmoed. 1738
Lizette komt noch niet: waar of zy toch mag blyven?
Ik vrees dat zy den spot met my wat zoekt te dryven,
Wyl zy my hier bescheidde, en blyft ’er zelf van daan.
Kom, kom, vertrekken wy...maar neen, daar komt ze al aan.



025490 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Philippe Néricault Destouches) - De glorieus, of de vernederde hoogmoed. 1757a v
P. Lizette komt noch niet: waar of zy toch mag blyven?
Ik vrees dat zy met my den spot wat zoekt te dryven,
Wyl zy my hier bescheidde, en blyft ’er zelf van daan.
Kom, kom, vertrekken wy...maar neen, daar komt ze al aan.



025500 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Philippe Néricault Destouches) - De glorieus, of de vernederde hoogmoed. 1757b v




025510 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Jean François de la Harpe) - De Graaf van Warwick. 1765
Hoe, daar u ’t wreede Lot vervolgt met ongenucht,
Daar uw Gemaal, onttroond, in bange boeiëns zucht,
In ’t kort, daar ge Eduard, door uwe nederlaagen
Gelukkig, tot uw spyt, Lankasters Kroon ziet draagen;
Toont Margaretha nog, in haar’ bedroefden staat,
Zo veel vernoegen en gerustheid in ’t gelaat?



025520 - Hendrik van Elvervelt - Guaskar en Rosamira. 1765 ca.
G. Almagro, waarde vriend, ik moet het leven missen,
Als ik myn Rosamier niet kryg. A. Dat kan ik gissen,
ô Popajansche Prins! jouw heete minnegloed
Zal jou doen sterven, schoon je nog wat leven moet.



025530 - [Hendrik van Elvervelt] - Guaskar en Rosamira. 1766 ca.
G. Almagro, waarde vriend, ik moet het leven missen,
Als ik myn Rosamier niet kryg. A. Dat kan ik gissen,
ô Popajansche Prins! jouw heete minnegloed
Zal jou doen sterven, schoon je nog wat leven moet.



025540 - Hendrik van Elvervelt - Guaskar en Rosamira. 1766 ca.




025550 - Hendrik van Elvervelt - Guaskar en Rosamira. 1768
G. Almagro, waarde vriend, ik moet het leven missen,
Als ik myn Rosamier niet kryg. A. Dat kan ik gissen,
ô Popajansche Prins! jouw heete minnegloed
Zal jou doen sterven, schoon je nog wat leeven moet.



025560 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - Henrik en Pernille. 1758




025570 - Hendrik van Elvervelt (naar het Deens van Ludvig Holberg) - Henrik en Pernille. 1771
Ha, ha, ha, ha! wie had daar ooit op durven hoopen,
Dat dees myn aanslag zo gelukkig af zou loopen?



025580 - Hendrik van Elvervelt - De herberg. 1765 ca.
Te. Al praatje als Brugman, ik wel doen.
Tr. Het past geen Hospes; ’t is geen fatzoen.
Te. Je weet ’er niet af en jy hebt abuis.
Ik pas op myn dingen, pas jy op ’t huis.



025590 - Hendrik van Elvervelt - De herberg. 1768
Te. Al praatje als Brugman, ik wil het doen.
Tr. Het past geen’ Hospes, ’t is geen fatzoen.
Te. Je weet ’er niet af en jy hebt abuis.
Ik pas op myn dingen, pas jy op ’t huis.



025600 - Hendrik van Elvervelt - Jan Rokes, of de gewaande Drie Koningen. 1765 ca.
Wy komen hier uit de Ooster Landen,
Vermoeit van honger en van dorst;
En zouden wel de Star verpanden,
Om eens te laaven onze Borst.
Want schoon ons deeze Star verlichtte,
Wy hadden spys en drank van doen,
Vermits de honger ons verpligtte,
Te loopen zonder kous of schoen.



025610 - Hendrik van Elvervelt - Jan Rokes, of de gewaande Drie Koningen. 1768
Wy komen hier uit de Oosterlanden,
Vermoeid van honger en van dorst;
En zouden wel de Star verpanden,
Om eens te laaven onze borst.
Want schoon ons deeze Star verlichtte,
Wy hadden spys en drank van doen,
Vermits de honger ons verpligtte,
Te loopen zonder kous of schoen.



025620 - Hendrik van Elvervelt - Krispyn vry-metselaar. 1772
Waar of Krispyn vertoeft? de klucht moet haast beginnen,
Waar door Clitander een beminde Bruid zal winnen.
Het werk is wel beleid. Hy meent dat Heer Mondoor,
Lucilles Oom, volstrekt hem tegen is, en voor



025630 - Hendrik van Elvervelt - De mislukte onderneming. 1747a v
JO. Wel Jaepik leef je nog? ik miende waerlyk dat je
Voor langen tyd de geest al had ’egeven, vatje;
Om dat men nou zo lang niet van je heit gehoort.
JA. Ligt hadje ’t wel ’ewenscht; maer ’t zou je rechtevoort



025640 - Hendrik van Elvervelt - De mislukte onderneming. 1747b v




025650 - Hendrik van Elvervelt (naar het Nederlands van Jan Baptist van Fornenbergh) - De ontwapende schildwagt. 1765 ca.
Nu Joris, tracht wel op te passen,
En laat u door geen list verrassen;
Leander loert op myn Lucil,
Die ik hem nimmer geven wil:



025660 - Hendrik van Elvervelt (naar het Nederlands van Jan Baptist van Fornenbergh) - De ontwapende schildwacht. 1768
Nu Joris! tracht wel op te passen,
En laat u door geen list verrassen;
Leander loert op myn Lucill’,
Die ik hem nimmer geven wil;



025670 - Hendrik van Elvervelt (naar het Duits van Gottlieb Konrad Pfeffel) - Philemon en Baucis. 1750 ca.




025680 - Hendrik van Elvervelt - De slaapende boer. 1765 ca.
P. Och kind, het is vergeefs dat wy ’er staat op maaken,



025690 - Hendrik van Elvervelt - De slaapende boer. 1768 ca.
P. Och kind, het is vergeefs dat wy ’er staat op maaken:
Jou vaêrtje slaapt vast, en zal zo schielyk niet ontwaaken.
A. Het schynt evenwel, Moeder, of hy zich roert, en wakker worden zal.
P. Och neen, dat ’s in den droom, en beurt wel meer, maar ’t is niemendal.



025700 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Denis Diderot) - De vader des huisgezins. 1773
Ce. Wat scheelt ’er aan? Myn Oom schynt ergens voor te vreezen.
Co. Niets, niets, myn Nicht; gy moet maar op uw hoede weezen.
Maar ’t licht gaat uit. Wilt gy eens schellen, Heer, myn
Nicht Kan niet meer zien, zo min als ik.



025710 - Hendrik van Elvervelt (naar het Frans van Denis Diderot) - De vader des huisgezins. 1775