Dit is een onderdeel van CenetonIncipits.html. Klik hier voor het hele document.

konde hy!
’k wou van dit gepeys zyn vry,
Eylaes! het blyft my beswaere.
Hy minde m’eertyds, en myn onluck daer in leyt.
Maer welck’ is die dan die hy komt voor my te minne?
S’is seker dan wel schoon! Onwyse Herderine,
Vreest gy de smerte niet, die’k heden onderstaen?
Conin kon wiss’len my, uw beurt kan komen-aen.



018480 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean Jacques Rousseau) - Den waersegger van het dorp. 1762




018490 - S.F. Campenhout - De verliefde vryster. 1764 ca.




018500 - F. Henricus Canisius - Prae-nobili, generoso, & amplissimo Domino D. Iacobo de Ryck Toparchae de Claermes, Urbis Lovaniensis Consuli meritissimo, Feliciter finita Bruxellis Lite Vicennali Lovaniensem Communitatem tam cupitâ Victoriâ ad commune gaudium excitanti. Drama inter Lovaniensem Nympham, & duos Genios. 1661




018510 - F. Henricus Canisius - Drama inter Phoebum, et Lovaniensem Eremum, ac Minervam. 1661




018520 - Johannes de Canjoncle (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Brittannicus. 1693a v
Hoe zal, Mevrouw, terwyl dat Nero zich verlust
In zorg’loos slaapen, hier gaan waaren ongerust?
Zal Cezars moeder dus alleen zyn’ deur bewaaken?
Door ’t Hof gaan doolen? ’k bid, ei! wil dit opzet staaken.



018530 - [Johannes de Canjoncle] (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Brittannicus. 1693b v
Hoe zal, Mevrouw, terwyl dat Nero zich verlust
In zorg’loos slaapen, hier gaan waaren ongerust?
Zal Cezars moeder dus alleen zyn’ deur bewaaken?
Door ’t Hof gaan doolen? ’k bid, ei! wil dit opzet staaken.



018540 - Johannes de Canjoncle (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Brittannicus. 1729
Hoe zal, Mevrouw, terwyl dat Nero zich verlust
In zorg’loos slaapen, hier gaan waaren ongerust?



018550 - Johannes de Canjoncle (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Brittannicus. 1764
Hoe! zal Mevrouw, terwyl dat Nero zich verlust
In zorg’loos slaapen, hier gaan waaren ongerust?
Zal Cezars moeder dus alleen zyn’ deur bewaaken?
Door ’t Hof gaan doolen? ’k bid, ei! wil dit opzet staaken.



018560 - Canoning Capucien - De souverynityt opgeheldert door Dullus Sanctus. 1790 ca.




018570 - E.U. Cardozo - Het huwelijk door bedrog. 1732




018580 - Carmelieten van Munsterbilsen - Baasa delens stirpem Jeroboami. 1776




018590 - Carmelieten van Munsterbilsen - Baasa uytroyende het geslacht van Jeroboam. 1776




018600 - Carmelieten van Sint-Winoxbergen - Den kloecken velt-oversten, prince, en rechter der kinderen van Israel Jephte. 1725




018610 - P.D. Caron - Bly-eyndige-kyvagie van Mr. Houtebeen met Els syn wyf. 1657
Ja kostje mijn dat wijs maecken, en soo weer te vreen stellen,
Maer neen soo geck niet; al sou jy mijn noch soo seer quellen?
So segh ick noch, dat jy de Hoer daer om niet in huys riep
Om beld te wisselen: wantje al te yverich naer achter liep;



018620 - P.D. Caron - Bly-eyndige-kyvagie van Mr. Houtebeen met Els syn wyf. 1658




018630 - Casparus Casparius (Caspar Ens) - Auriacus (Latijn). 1599
Stygia palude venio & umbrarum specu
Relicto, ubi superis seoesim habitant dii
Acheruntici, telluris in penetralibus;
Ubi grauibus umbris spissa caligo omnia
Obsessa opacat, nocteque aeterna premit.



018640 - Casparus Casparius (Caspar Ens) - Princeps Auriacus, sive libertas defensa. 1598
Stygia palude venio & umbrarum specu
Relicto, ubi superis seoesim habitant dij
Acheruntici, telluris in penetralibus;
Ubi grauibus umbris spissa caligo omnia
Obsessa opacat, noctèque aeterna premit.



018650 - Jacob Jacobszoon Cassiere - Een Present van Jonste, Vrientschap en Trouwe. 1559




018660 - Jacob Jacobszoon Cassiere - Tshertogenbosch: factie in Antwerpen 1561. 1562




018670 - Jacob Jacobszoon Cassiere - Tshertogenbosch: prologhe in Antwerpen 1561. 1562




018680 - Jacob Jacobszoon Cassiere - Tshertoghenbosch: spel van sinne in Antwerpen 1561. 1562




018690 - Matthys de Casteleyn (naar het Latijn van Publius Ovidius Naso) - Pyramus ende Thisbe. Schoon retorike amoureus bequame Es dit barblijke voor sulcken eersame. 1534 ca.




018700 - Matthys de Casteleyn - Historye van Pyramus ende Thisbe.
Schoon retorijcke amoureus bequame
Is dit baerblijcke voor zulcken eersame. 1573





018710 - Matthys de Casteleyn - Historie van Pyramus en Thisbe. 1612
Wat macher schuylen myn liefste maechskin
Quelt u eenich swaermoedich vlaechskin,
Doet my u klaechskin, als de vroetste:
Al zout my kosten myn magher kraechskin,
Om u zoud’ic noch waghen een waechskin,
En slaen een slaechskin als de ghemoetste!



018720 - Matthys de Casteleyn - Historie van Pyramus ende Thisbe, speel-wijse ghestelt by wijlent Heer Mathys de Casteleyn, priester ende excellent poët 1616
Menich goet exempel verwect
Van amoureusheyt, waerment vertrect
Die gheerne reyne gheneucht hoort,
Twelck hier naer volghen zal perfect,
Van zuyver liefde onbevlect,



018730 - Catharinisten (Aalst) - Sauls val tot David’s klem. 1663




018740 - Catharinisten (Aalst) - Tyrannighe. 1700




018750 - Jacob Cats - Koningklyke herderin Aspasia. 1655 ca.
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maeckt, wat dat ick sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn gheest is op de loop,
Mijn tochten zijn ontstelt, en woelen overhoop.



018760 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1655a v
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maeckt, wat dat ick sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn gheest is op de loop,
Mijn tochten zijn ontstelt, en woelen overhoop.



018770 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1655b v
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maekt wat dat ick sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten sijn ontstelt, en woelen overhoop.



018780 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1658 ca.
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maekt wat dat ik sal beginnen;
Mijn ziele zuyzebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten sijn ontstelt, en woelen overhoop.



018790 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1658a v
Daer heerscht een selsaem spook in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maekt wat dat ik sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten sijn ontstelt, en woelen overhoop.



018800 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1658b v
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseecker maeckt wat dat ick sal beginnen,
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten sijn ontstelt, en woelen overhoop.



018810 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1658c v




018820 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1661
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseecker maeckt wat dat ick sal beginnen,
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten zijn ontstelt en woelen overhoop.



018830 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1665a v
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseecker maeckt wat dat ick sal beginnen,
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten zijn ontstelt en woelen overhoop.



018840 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1665b v
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseecker maeckt wat dat ick sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten zijn ontstelt, en woelen overhoop.



018850 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1665c v




018860 - Jacob Cats - Koningklyke herderin Aspasia. 1667 ca.




018870 - Jacob Cats - Konincklijcke harderin, Aspasia. 1678
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maekt wat dat ick sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn Geest is op de loop,
Mijn tochten sijn ontstelt, en woelen over hoop.



018880 - Jacob Cats - Konincklijke harderin, Aspasia. 1695
Daer heerscht een selsaem spoock in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maekt wat dat ick sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn Geest is op de loop,
Mijn tochten sijn ontstelt, en woelen over hoop.



018890 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1700
Daer heerscht een seldsaem spook in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maackt wat dat ik sal beginnen;
Mijn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Mijn tochten zijn ontstelt, en woelen overhoop.



018900 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1710 ca.




018910 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1712a o




018920 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1712b o




018930 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1726
Daar heerscht een seldsaem spook in mijn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maeckt wat dat ick sal beginnen;
Myn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Myn tochten zijn ontstelt, en woelen overhoop.



018940 - [Jacob Cats] - Koninglyke herderin, Aspasia. 1726 ca.
Daar heerscht een zeldzaam Spook in myn ontroerde zinnen,
Dat my onzeker maakt wat dat ik zal beginnen,
Myn Ziele zuyzebold, myn Geest is op de loop,
Myn tochten zyn ontstelt, en woelen over hoop.



018950 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1741 ca.




018960 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1770 ca.




018970 - Jacob Cats - Aspasia 1787




018980 - Jacob Cats - Koningklyke herderinne, Aspasia. 1793
Daar heerscht een seltsaem spook in myn ontroerde sinnen,
Dat my onseker maeckt wat dat ick sal beginnen;
Myn ziele suysebolt, mijn geest is op de loop,
Myn tochten zijn ontstelt, en woelen overhoop.



018990 - Guilliam Caudron Jr. - Alcamene en Menalippe. 1719




019000 - Guilliam Caudron Jr. - Cesars-val uijt plicht-gunste. 1680




019010 - Guilliam Caudron Jr. - Chosroes. 1711




019020 - Guilliam Caudron Jr. - Chosroes. 1771




019030 - Guilliam Caudron Jr. - Vertoog der hoog-heldelijcke Roomsche daden uijt-gebrocht bij Horatius Cocles, Caius Mutius Schevola ende Manhaftige Clelia op ’t Aelsters lauer tonneel vertoogt door de Catharinisten 5 der Hoijmaend 1688 ende toegewijd door Jor. Cornelis Terlinden, prins; dheer Jan Bap.ta vander Elst, deken; dheer Philips de Craker, prins ende Nicolaes van Hecke, koning. Aande voor Edele Heere Borgemeester, Schepenen, ende raden der stede, ende lande van Aelst. 1688/1800




019040 - Guilliam Caudron Jr. - Julius Caesar. 1770 ca.




019050 - Guilliam Caudron Jr. - Sauls vall tot Davids klemm’. 1682 ca.




019060 - Guilliam Caudron Sr. - David en Saul. 1639/1682




019070 - Guilliam Caudron Sr. - Maximinus en Catharina. 1700 ca.




019080 - Guilliam Caudron Sr. - Nabugodonosor. 1610 ca.




019090 - Guilliam Caudron Sr. (naar het Latijn van J. van Zevecote) - Rosimonda. 1621 ca.




019100 - Ludovicus Cellotius Parisiensis e Societate Iesu - Chosroes. 1634




019110 - Ludovicus Cellotius Parisiensis e Societate Iesu - S. Adrianus martyr tragoedia. 1634




019120 - Ludovicus Cellotius Parisiensis e Societate Iesu - Sapor admonitus tragoedia. 1634




019130 - [Jacob Celosse] - Vreucht-eyndigh spel. Waer in speelwijs vertoont, hoe de konst van Redenrijcke (ten leetwesen aller oprechte konstlievende) van vele in veel plaetsen mis bruyckt wordt: en ten anderen, hoe sy gebruyckt te worden behoort. 1610




019140 - Jacob Celosse - Leidens Orangie Lelie: spel van sinne in Haarlem 1606. 1607
Wat brenght den tyt al met, wat gaet hy al vertooghen
Want dat eerst lagh ter neer, bringht hy weer int verhoogen
Dat men eerst sach verdroogen,, weder lievelick groeyd
Wat overvloedich sproot, wort wel weder gesnoeyd,



019150 - [Jacob Celosse] - Locht, Aerde en Mensche. 1610




019160 - [Jacob Celosse] - ’T vyer en ’t water. 1610




019170 - Civis Academicus - Beaurepaire, de held der Fransche vrijheid. 1795




019180 - Joost Claerbout - Droef-bly-eyndig vertoog op ’t beleg en over-gaen van Middelburg, onder het beleyt van Wilhelmus den eersten, prince van Oranje etc. Gewonnen den 20 Febr. 1574. 1661




019190 - Joost Claerbout - Droef-bly-eyndig vertoog op ’t beleg en over-gaen van Middelburg, onder het beleyt van Wilhelmus den eersten, prince van Oranje etc. Gewonnen den 20 Febr. 1574. 1662
Den grooten Koningh Ph’lips, hoe blincken sijne Croonen!
Hoe steygert sijnen voet op hoogh-verheve Throonen!
Hoe werdt den Prins ontsien van Menschen sonder tal!
Sijn Macht die werdt gheroemt de wereldt over al:



019200 - Joost Claerbout - ’t Beleg en overgaan der stad Middelburg onder het doorluchtige beleid van Willem den eersten, prince van Oranje en Nassouw, enz., enz., enz. 1788
Den grooten Koning Ph’lips, hoe blinken zyne Kroonen!
Hoe stygert zynen voet op hoog-verheve Throonen!
Hoe werd den Prins ontzien van Menschen sonder tal?
Zyn Macht die werdt geroemt de Wereld over al:



019210 - Joost Claerbout - Klucht van ’t kalf. 1662a d
Daer heb ick weer voor de tweede reys een Deurwaerder ekregen,
En soo hy noch eens komt en krijgt geen gelt dat ick sta verlegen,
Soo sel ick wel moeten lijden dat mijn huys in de kaert staet,
Daarom heb ick eweest met mijn Wijfje in beraat,



019220 - Joost Claerbout - Klucht van ’t kalf. 1662b d
Daer heb ick weer voor de tweede reys een Deurwaerder ekregen,
En soo hy noch eens komt en krijgt geen gelt dat ick sta verlegen,
Soo sel ick wel moeten lijden dat mijn huys in de kaert staet,
Daarom heb ick eweest met mijn Wijfje in beraat,



019230 - Joost Claerbout - Oresto, verdruckte onnooselheyt; en de ramp-salige Sibyna. 1662a d
Van dat het Morgen-root komt door Aurora dagen,
Soo ben ik in den Hof, en doen niet dan beklagen
Mijn eindeloos verdriet, ick placht in roos en kruyt,
En ’t geen den ommetreck verciert gelijck een Bruyt,



019240 - Joost Claerbout - Oresto, verdruckte onnooselheyt; en de ramp-salige Sibyna. 1662b d




019250 - Joost Claerbout - Bly-eyndig vertoog of vreede vreugd tusschen Engeland en de Nederlanden. 1654




019260 - Marten Claessens - Leven van den H. Apostel Jacobus. 1766 ca.




019270 - Ezra de Clercq van Jever - Dicht-luim of de klagende Hercules zonder knods. 1699 ca.




019280 - Ezra de Clercq van Jever - Ongelijk gevecht, of de gestrafte laster. 1766
’t Lust m’ in Toneel-dicht hier te schetsen naar het leven
Een woedend oorlog! een zeer ongelyk gevecht!
Beminde Lezer, wil het my en Hans vergeven,
Al is het zonder konst: al is het byster slecht.



019290 - Izaak de Clercq Hz. (naar het Engels van James Thomson) - Eduard en Eleonora. 1787
Verbant myn twyfeling. ’t Blykt, dunkt my, klaar, myn vrinden!
Dat we in dit oord vergeefs den kryg ons onderwinden,
Ontzet van onderstand, van vreemde hulp ontbloot,
Nu ’t gantsche Westen ons verlaat in d’oorlogsnood.



019300 - Izaak de Clercq Hz. (naar het Frans van Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - Meriones, koning van Krete. 1786
De raad, myn vrind, spreekt dan gedurig van de wetten
Alleenlyk om zyn’ dwang te stouter door te zetten!
Vorst Minos, hoe gestreng regeerde alleen en vry,
Maar liet zyn’ nazaat slechts een grootsche slaverny,



019310 - Izaak de Clercq Hz. (naar het Engels van Richard Cumberland) - Saint Valori. 1791
R. Fitz-Allan, vind ik u; dit maakt my recht verblyd.
Hoe Iaat is ’t? F. ’t Is reeds dag, gerekend naar den tyd.
R. Hoe! slaapt de zon dan noch? of heeft het zuiderstormen,
Dat aarde en zee weêr tot een’ bajert dreigt te vormen,
Haar slecht verzorgde lamp, in ’t eind, gantsch uitgedoofd?
Wat toovernacht heeft ons van ’t hemelsch licht beroofd?
’t Is onnaturelyk. F. De wind, die dondrend brulde,
Glendarlocks torens met een naar geloei vervulde,



019320 - Pieter le Clercq (naar het Engels van Joseph Addison) - De trommelslager; of het huisspook. 1748 ca.




019330 - Pieter le Clercq (naar het Engels van Joseph Addison) - De trommelslager; of het huisspook. 1750 ca.




019340 - Pieter le Clercq (naar het Engels van Joseph Addison) - De trommelslager; of het huisspook. 1752




019350 - M.A. de Clerq (naar het Frans van Pujoulx) - Het gevaarelyke der afweezigheid, of de huisselyke avondmaaltyd. 1790
Wat gy ’er ook tegen zeggen moogt, myn lieve Ambrozius, gy zyt de eenigste myner oude dienstboden, welken myne vrouw heeft gehouden: vóór myn vertrek bezat gy myn geheel vertrouwen, en ik geloof dat gy het zelve nog verdient;



019360 - [M.A. de Clerq] (naar het Frans van Louis Sébastien Mercier) - Vanglenne, of de karaktertoets. 1788




019370 - M.A. de Clerq of J. Houtman Thz. (naar het Frans van Louis-François Faur) - Montrose en Amelia. 1786




019380 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Crispyn, Mogol, of de gewaande Turk. 1718
Dit werken duurt te lang: het zou myn maar verdrieten,
Daar lyt den bruy: kedaar, begomme is dat swieten,
Ik werk van daag niet meer, wat scheelt my dat gebruy,
Acht stuyvers kryg ik daags, noit meerder van de luy,



019390 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Doodt van Kajus Julius Caezar, grondlegger der Roomze monarchy. 1727 ca.




019400 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - De dwaze liefde, of rechtvaardige ballingschap. 1727




019410 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) (naar het Spaans van Onbekend) - De gewrooke bloedschande. 1720
Hebt, gy myn Boezemvriend, myn onluk wel verstaen
Hoe Leonore zig te buiten heeft gegaen;
Haar eer geschonden, Goôn! ’t geen ik moest zien en hooren,
Dies spruit myn wraak hier uit, zou ik zo wel gebooren
In luister, eer, en staat, verdraagen zulk een hoon?



019420 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) (naar het Frans van Allier) - Kamma, of spiegel van opregte trouw 1721
Zo is u ’t noodgeval dan eind’lyk moe te plaagen,
Wyl vrede u weêr verschynt, naa menige oorlogsvlaagen,
Elk buigt met diep ontzag voor uwe hoogheid neêr,
Geen Vorst die tegens u voortaan zoekt tegenweer.



019430 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Krispyn bedrieger, en bedrooge actionist. 1720a v




019440 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Krispyn bedrieger, en bedrooge actionist. 1720b v




019450 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Krispyn bedrieger, en bedrooge actionist. 1720c v




019460 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Krispyn bedrieger, en bedrooge actionist. 1720d v




019470 - [Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg)] - Krispyn bedrieger, en bedrooge actionist. 1721
K. Ja, Juliaan, de Rotterdammers,
De Devenaartjes en Schiedammers,
De Hagenaars, en al den brui
Die werden egter groote lui.
En zal ’t tot Uytregt ook zo weezen,
Dan heeft men zeker niet te vreezen;
Kom laaten wy ook met ons tweên
In deeze Compagnie gaan treên.



019480 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Maakt uw reeckening selfs of een ander maaakt se uw te vooren. 1720 ca.




019490 - [Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg)] - Merodack én Silous. 1720
Het magtig Lisié gerukt uyt zyne handen,
Een schrik voor Zusa, aan myn Broeder, de Vyanden
Verstrooit, en t’eenemaal gedreeven op de vlugt,
Geeft nu aan Merodack al vry wat meerder lugt:



019500 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Nederland in gekheit. 1720 ca.
Zal nooit de droefheit die u ’t harte komt te prangen
Vergaan! ô Koningin die ’t Waereldlyk gebiet,
Met uw die Susteren heerst, hoop op het goed verlangen
Van eene gulden eeuw, wiens zege rykdom giet
Uit haare hoorn, welkers schatten
De wyde Waereld van bestaat,



019510 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Nederland in gekheit. 1720a v




019520 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Nederland in gekheit. 1720b v




019530 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Nederland in gekheit. 1720c v




019540 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Nederland in gekheit. 1720d v




019550 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Rampzalige gunsteling. 1720 ca.
Zou ik niet stellen, dat Sejanus aan dat boze
Zou mede pligtig zijn, O Ja mevrouw dien loose
en schendige verrâer, is aen Germanicus
Zoo wel als Piso schelm. ’t nadenken zou men dus



019560 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Salomona Joodse martelaares. 1720
’t Gaat met Jeruzalem, gelyk men ziet ten ende,
De Hemel toont ons reeds eene algemeene Elende;
Dat Voorgezicht dat ons is in de Lucht vertoont,
Meld, dat’er niemand zy van Dwing’landy verschoont.



019570 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - De triompheerende onnozelheit. 1721




019580 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Valerius Severus, den standvastigen Kristen. 1727




019590 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Voorspel op Nederland in gekheit. 1720 ca.
O ja Bedriegery, ’t is tyd de Nederlande
Door uwe konst om ’t geld te brengen gants tot schande,
Zo de Opperhoofden ons hier in niet wederstaan,
Zal ons voornemen eer men ’t denkt van zelfs voortgaan:
Daar toe dient Dwaasheit, schoon zy is uw vyandinne,
Ten dienst van ons beleit vermeest’ren hunne zinnen,



019600 - [Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg)] - Wind negotie, of invendutie papier onder oud goed te koop. 1720a o
K. Hy! Mengo. M. Hier myn Heer. K. Spreek Schelm, hebt gy myn Paard,
Nog niet gezadelt; is myn goed ook wel bewaard
En naar Vianen deze morgen al vertrokken?
M. Voor zeker. K. Het is goed, zeg hebt gy al getrokken
De intrest van ’t Papier ’t geen ik u gisteren gaf?



019610 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Wind-negotie, of invendutie-papier onder oud goed te koop. 1720a v




019620 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Wind-negotie, of invendutie-papier onder oud goed te koop. 1720b v
K. Hy! Mengo. M. Hier myn Heer. K. Spreek Schelm, hebt gy myn Paard,
Nog niet gezadelt; is myn goed ook wel bewaard,
En naar Vianen deze morgen al vertrokken?
M. Voor zeker. K. Het is goed, zeg hebt gy al getrokken
De intrest van ’t Papier ’t geen ik u gisteren gaf?



019630 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Wind-negotie, of invendutie-papier onder oud goed te koop. 1720c v
K. Hy! Mengo. M. Hier myn Heer. K. Spreek Schelm, hebt gy myn Paard,
Nog niet gezadelt; is myn goed ook wel bewaard,
En naar Vianen deze morgen al vertrokken?
M. Voor zeker. K. Het is goed, zeg hebt gy al getrokken
De intrest van ’t Papier ’t geen ik u gisteren gaf?



019640 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - De wind-negotie, of invendutie papier onder oud goed te koop. 1720d v




019650 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) - Wind-negotie, of invendutie-papier onder oud goed te koop. 1726
K. Hy! Mengo. M. Hier myn Heer. K. Spreek Schelm, hebt gy myn Paard,
Nog niet gezadelt; is myn goed ook wel bewaard,
En naar Vianen deze morgen al vertrokken?
M. Voor zeker. K. Het is goed, zeg hebt gy al getrokken
De intrest van ’t Papier ’t geen ik u gisteren gaf?



019660 - Jacob Clijburgh (Kleyburg of Clyburg) (N.M.D.G.) - De bediegelycke prockureur. 1731 = 1721




019670 - Pieter Adriaanse Codde (naar het Spaans of Frans van Lope Félix de Vega Carpio, of Jean Rotrou) - Alfreda. 1641
De Stave van dit Rijck, geswaeyd by mijn Voorzaten,
Uw’ oude Koningen, my wettigh nagelaten
Als naeste ergenaem; zo veel niet van de kroon
Van Brittenland, van Naem, van Scepter en van Throon,



019680 - Pieter Adriaanse Codde (naar het Spaans of Frans van Lope Félix de Vega Carpio, of Jean Rotrou) - Alfreda. 1658




019690 - Pieter Adriaanse Codde (naar het Frans van Jean de La Taille) - De bedrooge schaakers. 1672
H. Ik heb oprecht gebiecht van alle mijn secreten.
B. Ia moêr, ’t was wel hoog tijt, zou ik het immers weten.
H. Ik bender toe geparst om ’t jou te dienen an.
Want ik, schoon of ik wil, ’t niet langer helen kan.



019700 - Pieter Adriaanse Codde - Herdoopers anslagh op Amsterdam. Den x. May: 1535. 1641a v
Daer ’t altoos duyster is, daer de verdoemde zielen
Hun eeuwig woonplaets is, daer Helsche Geesten krielen.
Uyt ’t eyndelooze hol, en heete zwavel poel,
Uyt ’t afgrond van elend, en opper Duyvels stoel,



019710 - Pieter Adriaanse Codde - Herdoopers anslagh op Amsterdam. Den x. May: 1535. 1641b v




019720 - Pieter Adriaanse Codde - ’s Herdoopers aenslag op Amsterdam, den X. Mey, 1535. 1662
Daer ’t altoos duyster is, daer de verdoemde zielen
Hun eeuwig woonplaets is, daer helsche Geesten krielen,
Uyt ’t eyndelooze hol, en heete zwavel poel,
Uyt ’t afgrondt van elend, en opper Duyvels stoel,



019730 - Willem Coertse - De dood van Lodewyk de XVIde, koning van Frankryk en Navarre enz. enz. enz. 1793




019740 - Willem Coertse - De dood van Lodewyk de XVIde, koning van Frankryk en Navarre enz. enz. enz. 1793




019750 - Willem Coertse - De dood van Lodewyk de XVI, koning van Frankryk en Navarre. 1793 ca.




019760 - Willem Coertse (naar het Duits van Johan Rautenstrauch) - De held voor ’t vaderland. 1780 ca.




019770 - Willem Coertse (naar het Duits van Johan Rautenstrauch) - De jurist en de boer. 1778




019780 - [Willem Coertse] - Krispyns mislukte onderneming en belachlyke schaaking van een levendige dooden. 1777




019790 - [Willem Coertse] (naar het Duits van Onbekend) - Marie en Emilie; of de ongelukkige gevolgen van het kaartspel. 1779




019800 - Willem Coertse - Opening van het tooneelminnend genoodschap onder de zinspreuk: De deugd trotseert de nijd. 1776




019810 - Willem Coertse (naar het Engels van Onbekend) - De project smeedende kooplieden, of de belegde comparietie tot opbouw van de in verval zynde koophandel in America, gestoort, en de bedrooge gierigaart. 1777




019820 - [Willem Coertse] (naar het Duits van Onbekend) - De reizenden. 1777
V: Gy leest al zeer vlytig, myn lieve Juffer.
M: Me nmoet al wat mogelyk is, doen, om die lange tyd te verdryven;




019830 - Willem Coertse (naar het Duits van Onbekend) - De reizenden. 1787
Vrouw van Calbach.
Gy leest al zeer vlytig, myn lieve Juffer.
Mevrouw Dremling.
Men moet al wat mogelyk is, doen, om die lange tyd te verdryven; want zints drie dagen was ik in dit elendige Posthuis, alleen zeg ik, dat ik by dit boek myn rekening niet kan vinden, het is de geschiedenis der Philippine Damien, ik zal het wegwerpen, wyl het my de tyd nog langer maakt.



019840 - [Willem Coertse] (naar het Frans van Pierre Carlet de Chamblain de Marivaux) - Het slaaven eiland. 1779 ca.
E. Krispijn? K. Mijnheer! E. Zegt mij? wat zal ons overkomen,
Hier aan dit strand? K. Het scheind wij hebben niets te schroomen,
Dan slechts gebrek aan spijz’, en daar na uitgeteerd
Te sterven. E. Heeft dan ’t lot, mijn vreugd’ in smart verkeerd?
Onz’ Reisgenooten zijn in deezen storm verdronken,
En wij behouden! ach! was mij hun lot geschonken!
Helaas! ’k beklaag hun, doch benij hun staat.



019850 - Willem Coertse (naar het Duits van Aug. Gottlieb Meissner) - Sophonisba. 1778




019860 - Willem Coertse (naar het Duits van Christian Felix Weisse) - Het wyven geklap, of de weederkaatzing. 1779
A. Ach! dat is alderliefst! dus verwacht gy thans uw Bruidegom?
L. Niet anders; ik verwonder my dat hij ’er niet alreede is. Na zyn Brieven zou hy al zeer vroeg hier weezen.
A. Dien goede Heer! Als hy maar geen ongeluk heeft gekreegen.
L. Ik ben daar noch niet ongerust over. by een Reis van vyftien mylen kan men niet na de uren rekenen.



019870 - Jac. Jansz. Colevelt - Droef-eyndend’-spel, tusschen graef Floris, en Gerrit van Velsen. 1628
Ben ick, eylacy! niet d’ellendighst’ aller Vrouwen?
Nu eere-loos ont-eert, die waende wis te trouwen,
Maer ’t vuyl ontuchts bedrijf, heeft ’t lichaem (sonder schaemt)
De Graef gebruycken doen, om also hoogh befaemt



019880 - Jac. Jansz. Colevelt - Hartoginne van Savoyen. 1634
De snel ghevlerckte tijt die door zijn zwacke leden
Omringht des Aerdens cloot, door luyt beruchte reden,
Verspreyt syn volle loop en mondighe gherucht,
Tot dat syn zwangh-baer doen ten vollen is bevrucht.



019890 - A. Collalto (naar het Italiaans van Onbekend) - De Venetiaansche drielingen. 1781




019900 - Collège de S. Jean-Baptiste te Menin - Le faux devot. 1729




019910 - Collège de S. Jean-Baptiste te Menin - Jephté. 1729




019920 - Collegianten te Grandmont - De onnoselheyt verdruckt. 1760




019930 - J.A.K. Collizi (naar het Duits van Johann Jakob Engel) - De dankbare zoon. 1777
Ouwe zot als ik ben! wat belet my dog langer te slapen!
alle myne leden zyn nog slaapdronken.
Maar... (hy geeuwt) slaapen!
een zo schoone dageraad te verliezen!



019940 - Jan Sievertsen Colm / Kolm - Antwoort op de vraghe, uytghegheven by de Brabandsche Reden-rijck camer ’tWit Lavender, Uyt Levender Ionst tot Amsterdam. [...] [Op p (**) 2r]: Twelcom ontfangh, ghespeelt over t’by-een-comen der redenrijcke tonghen, op de eyschende ytghesonden caerte, van ’tWit Levender, den 7. dach Julij, 1613, in Amsterdam. 1613




019950 - [Jan Sievertsen Colm / Kolm] - Battaefsche vrienden-spieghel. 1615
Ist waenweets ijver ijdel schim en schaeu gelijck
De licht verdreven wint, al mijn versturven Rijck
Ist proeff van trouheyts trou, ist lockraen Ziels gheweten,
Waer toe dan hartloos wicht soo veel onnuts versleten?



019960 - [Jan Sievertsen Colm / Kolm] - Malle Jan Tots boerdige vryeri. 1633 ca. a v
Gort segen ons Best wat hebje al spuls met dit kliet
Ghy selter ferweel op boorden, of ick en gaender niet,
Waerom en weet ick de snof niet, ja altijdt staet ghy soo en semelt,
Daer heb ick mijn tongh gebeten boven ant verhemelt
Van de mont mitje rasen, siet dat doet de besucste sackreerde Hans



019970 - [Jan Sievertsen Colm / Kolm] - Malle Jan Tots boerdige vryery. 1633 ca. b v
Gort segen ons Best wat hebje al spuls met dit kliet
Ghy selter ferwiel op boorden, of ick en gaender niet,
Waerom en weet ick de snof niet, ja altijdt staet ghy soo en semelt,
Daer heb ick mijn tongh gebeten boven ant verhemelt
Van de mont mitje rasen, siet dat doet de besuckte sackreerde Hans.



019980 - Jan Sievertsen Colm / Kolm - Malle Jan Tots boertige vryery. 1647
Gort segen ons Best wat hebje al spuls met dit kliet;
Ghy selt ’er ferwiel op boorden, of ick en gaender niet:
Waerom en weet ick de snof niet, ja altijdt staet ghy soo en semelt,
Daer heb ick mijn tongh gebeten boven an ’t verhemelt



019990 - Jan Sievertsen Colm / Kolm - Malle Jan Tots boertige vryery. 1662
Gort segen ons Best wat hebje al spuls met dit kliet;
Gy selt’er ferwiel op boorden, of ick en gaender niet:
Waerom en weet ick de snof niet, ja altijdt staet ghy soo en semelt,
Daer heb ick mijn tongh gebeten boven an ’t verhemelt
Van de mont mitje rasen, siet dat doet de besuckste sackreerde Hans.



020000 - Jan Sievertsen Colm / Kolm - Malle Jan Tots boertige vryery. 1666
Gort segen ons Best wat hebje al spuls met dit kliet;
Ghy selt ’er ferwiel op boorden, of ick en gaender niet:
Waerom en weet ick de snof niet, ja altijdt staet ghy soo en semelt,
Daer heb ick mijn tongh gebeten boven an ’t verhemelt



020010 - Jan Sievertsen Colm / Kolm - Nederlants treurspel. Inhoudende den oorspronck der Nederlandsche beroerten, ’tscheyden der ed’len, ’tsterven der Graven van Egmont, Hoorn, ende der Batenborgers. 1616
Krioelich volck, wat port u moets gestegen parssen,
My voorbood op de schaeu van swaert en harrenassen?
Sinckt goude Sonne, sinckt achter de heuvlen neer;
Sendt middel Hemel tot mijn Conincklijcke eer.



020020 - Jan Sievertsen Colm / Kolm - ’t Welcom-speeltjen. 1624
Noyt heughelijcker stondt hebt ghy Konst-rijcke Son
Ghenieten konnen als u Daephnes glans verwon
Deur reynheyts stralen, g’lijck u harte wert ontsteecken
Om treff’lijc van haer Kamp het volle Lof te spreecken.



020030 - Johannes Amos Comenius - Diogenes redivivus. 1658
Satis ne jam in salvo sum? Credi neminem jam occursurum mihi his in oris, cui plus ego quàm ille mihi, notus sim. Desistam progredi, ne extra
Graeciam delatus in barbaros incidam, quos nec intelligam ipse, nec me illi. Quàm benè mihi est, quod praesentissimam effugi mortem, atroxque illud
supplicium, quod monetae falsariis constitutum est.



020040 - Barent Comman (naar het Frans van Jean François Ducis) - Abufar, of de Arabische woestyn-bewoners. 1803
S. Ach! zuster! uw verhaal perst traanen uit myne oogen!
Des gryzaarts ramp heeft my tot in myn ziel bewogen.
Ja, waren wy geweest aan onze bezigheên,
De klos waar myne hand, eer ik het merkte, ontgleên.
Gelukkig hy, die dus, bezield door medelyden,
De zwakken by kan staan, van ramp hen kan bevryden!
Die in zyn levenskracht onschuldigen verweert,
En de achtbre grysheid steeds, gelyk de Godheid, eert!
O. Heeft myn verhaal zo sterk, myn zuster, u bewogen.
Dan hoop ik, dat wy ook het uwe hooren mogen.
Ja, hoe beklagenswaard’ des gryzaarts rampspoed is,
’t Verlaaten kind verdient geen minder deerenis:
Dus doe ons van dat kind de lotgevallen hooren.



020050 - Barent Comman (naar het Frans van Antoine Jean Bourlin Dumaniant) - De twee neeven, of de Franschen te Seville. 1792
Myn meester blyft lang uit. ’t Is ruim één uur geleden
Dat hy is heêngegaan, om by de komst op heden
Van Don Bertrand te zyn; wyl eigentlyk die heer
De rechte voogd is van Rosaura, die hy weer
Komt haalen. Maar hy dient hier niet aan huis te komen;
Dus heeft Mynheer voor hem een kamer reeds genomen
In ’t Logement de Infante, en my belast aan haar
Niets van Don Bertrands komst te laaten blyken. Maar,
Gants bloed! wat leugens heeft hy my niet voor staan praaten,
Die ik weêr op myn berurt dien heer moet hooren laaten,
Zo hy hier by geval, éér dan myn meester, kwam!



020060 - Barent Comman - De twee neeven, of de Franschen te Seville. 1793
Dat heb ik daar excelent geklaard! Don Bertrand, die hier gekomen is om myn Meester van de voogdy over Rosaura te ontslaan, en haar uittetrouwen, gelooft waarlyk dat zy dood is; nu kan myn goede Heer haar vry, hoe zeer ook tegen haar’ zin, in schyn van zyne dochter naar zyn land brengen; en Bertrand, die als rechter in deeze stad aangesteld is, kan zig vermaaken met den moorder van onzen jongen Heer natespooren - maar wat hoor ik daar?



020070 - Barent Comman (naar het Frans van Louis Sébastien Mercier) - Zoé. 1790
Zy is de myne... Ja... zy wierd voor my geboren...
Natuur schiep ons één ziel... Heeft zy my niet verkoren
Tot haar’ verlosser?... Ja;... ik word haar echtgenoot...
Niets rukt my van haar af... Geen ramp, hoe zwaar, hoe groot,
Al moest ik sterven, kan my Zoé doen verlaaten.



020080 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1651




020090 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1680 ca.




020100 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1683




020110 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1718




020120 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1719




020130 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1724 ca.




020140 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1750 ca.




020150 - Jan de Condé - Den lydenden en stervenden Christus. 1743




020160 - Guilliam Caudron Sr. - Passie Christi. 1721




020170 - Guilliam Caudron Sr. - Het spel vande passie ende het lijden Jeusu Christi vertooght ende ghespeelt op het Aalstersche lauwer tonneel der Cathrinisten binnen Aalst int jaar 1681. 1681




020180 - Frederik Cornelis de Coninck - Op den reghel Bedwongen liefde baert veel onrust’, leet en’ pijn: Maer vry verkoren trouw is heyl en’ medecijn. 1635




020190 - Frederik Cornelis de Coninck - Herdersche ongestadicheyt. 1638




020200 - Frederik Cornelis de Coninck - Op den reghel, de liefde en ’tgeval speelt somwijl met den mensch: // Maer waere trouw en deucht brenght hem noch tot sijn wensch. 1636
C. Volbrenght mijn wil, want u verlossingh en u leuen,
Iae doot staet in ’tgewelt van mijnen lust geschreuen.
B. Eer sal ik steruen Heer: ’ken ben geen licht maeght,
Die om een kleyn ghewin haer eer t’onteeren draeght;



020210 - Frederik Cornelis de Coninck - Liefdens behendicheyt. 1638




020220 - Th. de Coningh - Onderganck van de monarchye der Persen, ende het rampsaligh eynde van Darius, haer-luyder Coningh. 1635




020230 - [Thomas de Coningh] (naar het Frans van Florent Carton Dancourt) - Blindemannetje. 1739
T. Je bint al koddig in je doen, myn Heer: men mag je kwalyk zien of spreken,
Je komt ’s avonds op je Hofsteê en ’s anderen daags voort, dat ’s een kluchtig teeken.



020240 - [Thomas de Coningh] (naar het Frans van Florent Carton Dancourt) - Blindemannetje. 1765
T. Je bint al koddig in je doen, myn Heer: men mag je kwalyk zien of spreken,
Je komt ’s avonds op je Hofsteê en ’s anderen daags voort, dat ’s een kluchtig teeken.
W. Neen, Teunis, ik ga vandaag niet, ik ga maar een half uur van hier,
Om myn Neef de Schout te spreeken over een zaak, daar hy, op uw manier,
My ook dienst in zult konnen doen. T. Hoor, is ’t om iemant een pots te speulen,
Of schoon ik de Schout niet ben, ik ken zo wel kwaad doen als hy, als ze niet met u heulen.



020250 - [Thomas de Coningh] (naar het Frans van Florent Carton Dancourt) - De vakantie. 1707
B. Neen, bylo niet; ik kan my daar niet toe gewennen, gy hebt het goed te zeggen.
G. Maar wat raakt u dat, Meester Barend, kan ik u dat dan met myn reden niet wederleggen?
Dewyl dat gy toch weet dat het nu onwederspreekelyk zo weezen moet
Dat wy saamen een Heer dienen, wat scheeld het ons nu wie hy is, of wat hy doet?




020260 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - De Mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. 1782




020270 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - De Mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. 1781a o




020280 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - De Mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. 1781b o




020290 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - De Mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. 1781c o




020300 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - De Mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. Met vervolg en tweede vervolg of slot. 1782




020310 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - Tweede vervolg of slot op het toneelspel De mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. 1782




020320 - A. Contraduc (Phil. Verbruggen) - Vervolg van De mof meesterknegt, of de vader met zijn zeeven dochters. 1781




020330 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Abrahams Auffgang. 1649 ca.




020340 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Abrahams wtganck. 1575




020350 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Abrahams wtgang. 1583




020360 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Abrahams wtgancg. 1603




020370 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Abrahams uytgangh. 1621




020380 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Abrahams vytganck. 1630




020390 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie vande blinde voor Jericho. 1582
Armoede swaer bedroeft oock den sienden menschen:
En dolende Blintheyt queldt Rijcken nae wenschen.
Wert hy dan niet met dubbelt verdriet bedroeft,
De [= Die] alleen dees twee Jammeren teffens beproeft?



020400 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie van de Blinde voor Jericho. Eerst gedruckt tot Haerlem, door Ant. Ketel, int jaer ons Heeren 1582. 1603




020410 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie van de Blinde voor Jericho. 1630




020420 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Vanden bruydt Christi. 1582
Sal dan, waerde Vader, u goetheyt lancmoedich
ewelicken gram zijn ende ter wraecken spoedich?
zult ghy het ontfermen stadelijck vergeten?
zult ghy van my, u lieft, dan oock niet meer weten?



020430 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Tweede Comedie. Vande Egypsche vroeyvrouwen. 1582
Joseph d’eeuwighe sonne der waerheyt
met zijn Broeders, elf sterren vol claerheyt,
waren naden vleesch al lang gestorven,
als des nietemin crachtich verworven



020440 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie van Jsrael. Vertonende Jsraels zonden, straffinghe, belydinghe, ghebedt, beteringhe ende verlossinghe, uyt het thiende capit. Judicum. 1590
Ach leyder, hoe deerlijck doolt Israel mijn broeder
Zonder enigh herder, zonder eenigh hoeder,
Op zijn eyghen weghen, by hem zelf verkoren.
En niemandt en helpt dit schaapken verloren,



020450 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie van Israel. Vertonende Israels zonden, straffinghe, belydinghe, ghebedt, beteringhe ende verlossinghe [...] 1630




020460 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie van lief en leedt. 1582
Beroert, beweecht, ontstelt in mijn inwendicheyt,
Bemin ic tgene dat mijns herten blendicheyt
van name, gedaente nochte wesen en kent.
Wie hoorde oyt van liefde soo gheheel verblendt?



020470 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Der maeghdekens Schole. 1630




020480 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Comedie vande rijckeman. 1582
Niet en geschieter, seydtmen recht, sonder sake,
So ick u dan met spelen en rijmen vermake
Wie twijfelt of ick en hake, na eenich ent
Daert begeeren nae rent?



020490 - Dirck Volckertsz. Coornhert - T’roerspel vande kettersche werelt, die metten lippen den God des Hemels, maar metter herten t’gheldt; des werelts God; dient ende eert. 1590
Want ick u oyt hebbe verlustight met kluchten,
Met beuselmart, fabels en nieuwe geruchten,
Oock oorbaarlijck geweest ben ick in uwer kisten,
Met lieghen, bedrieghen en hendighe listen:



020500 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Vanden thien maeghden. 1630




020510 - Dirck Volckertsz. Coornhert - Vierschare. 1630




020520 - Denis Coppée - L’execrable assassinat perpetré par les ianissaires en la personne du sultan Osman empereur de Constantinople, avec la mort de ses plus favoris. 1623
Il êt temps que ie m’ouvre à mes plus favorits,
Ie n’ay que trop en moy ces hauts desseines nourrits
Pour nourrir mes douleurs bourrelles de mon ame,
Qui languissante vit sous sa palpable lame,
Depuis le triste iour que dormant i’allay voir
Un songe qui me fait tant de soucis avoir.



020530 - Denis Coppée - Miracle de Nostre Dame de Cambron arrivé en l’an 1326, le 8 avril, représenté en la présente Action, faicte par D. C. à l’honneur de la glorieuse Mère de Diev. 1647




020540 - Denis Coppée - Tragedie de S. Lambert patron de Liège dediée à Son Alteze Serenissime, par Denis Coppee Huitois. 1624




020550 - Denis Coppée - La sanglante bataille d’entre les imperiaux et bohèmes donnee au parc de l’estoille La reddition de Prague et ensemble l’origine du trouble de Boheme. 1624




020560 - Denis Coppée - La tres-saincte et admirable vie de madame saincte Aldegonde patrone de Mavbevge. 1622




020570 - Lucas Cornelijssz - Dat spul van Palmen. 1556 ca.




020580 - J.W. van Cortenberghe (naar het Frans van Charles Antoine Guillaume Pigault le Brun de l’Épinoy) - Claudine van Florian. 1801




020590 - [Anna Corver-van Hattum] (naar het Frans van Françoise d’Issembourg d’Happoncourt de Graffigny) - Cénie. 1760
L. Zou Mericourt my zyn ontsnapt? Ik dagt hem de weg naar dit vertrek te hebben zien neemen.
Neen: ik bedrieg my niet, Mynheer, Mynheer....
M. Hoe! vind ik die beminnelyke Lizette hier?
L. Ja, Mynheer, het is die Lizette, die steeds aan uwe belangens getrouw is gebleeven, en die seedert een uur heeft gewacht, om u een oogenblik te mogen onderhouden.



020600 - Gerrit Corver - Raad als gy kunt. 1799 ca.
Wat is zoter zaak dan het werken! hoe verdriet het my Advocaat te zyn, ô Fortuin! Fortuin! zonder de liefde en de Zanggodinnen zoude ik myn’ staat niet lang draagen; maar by geluk ben ik ’er al te voordeelig door gehandeld om my des te beklagen, zonder ondankbaar te zyn: het is aan myne bekwaamheid in de Poëzy, dat ik de kennis van Mevrouw Douci verschuldigt ben’ ik heb haar’ geest onderdanig gemaakt; ik zal wel haast haar hart verwinnen.



020610 - Marten Corver (naar het Frans van Nicolas-Sébastien Roch de Chamfort) - De jonge Africaansche dogter of juffer. 1770
Tot Carelstad zijt gij dan eindelijk wedergekeerd, dien Vriend die ik beweend heb werd my wedergegeven. Ik beschouw u: en gij verheugd mijn ziel. Maar, wat moet ik oordeelen van dat koel onthaal?



020620 - Marten Corver (naar het Frans van Nicolas-Sébastien Roch de Chamfort) - De jonge indiaane. 1770 ca.
’k Zie



020630 - Marten Corver (naar het Frans van Nicolas-Sébastien Roch de Chamfort) - De jonge indiaane. 1781




020640 - Jan Cos - Rampzalige arghlistigheit. 1663




020650 - Adriaan Cosijns - Maria Stuart. 1690 ca.




020660 - La Coste de Mézière - Le connoisseur 1766




020670 - Samuel Coster - Duytsche Academi, tot Amsterdam gespeelt. 1619
Der Philosophen Vorst seyt dat een groot ghemoet
Niemant en wijckt, veel minder yemant hinder doet.
Och waer die spreuck ghegrift in yeder eens ghedachten,
Wy souden dan zo niet met vuyle leugens trachten
Ons even menschen te verkliecken: maar in plaats
Wanneer de leugentaal en achterklap yet quaats
Begon te kakelen, het sy oock van wat luyden
Behooren wy het quaat, zoo’t quaat is, wel te duyden,



020680 - Samuel Coster - Ghezelschap der goden vergaert op de ghewenste bruyloft van Apollo, vader en voeder van consten en constenaren, met eenighe en eerste Nederduytsche Academie, verzaemt op den eersten dach der Oegst-maent, in’t eerste jaer der stichtinghe. 1618
Wist ghy, Hollantsche Volck, hoe veel geleertheyt dede
Tot vormeling van goede’ en menscheliicke zeden;
Alle bemoeyingen zout ghy u voort ontslaen,
En vaerden maer die Goddeliicke neering aen.



020690 - Samuel Coster - Iphigenia. 1617a v
De zaack die loopt zo vreemt na dat ick daar van oordeel,
Dat ick niet zegghen kan oft scha zou zyn of voordeel.
Ziet eens Myceensche Vorst, ghy zyt alree ten hoof,
(Inzonder by ’t ghemeene volck) in dat gheloof,
Dat ghy schier niet ghelooft aan eenighe der Goden,



020700 - Samuel Coster - Iphigenia. 1617b v




020710 - Samuel Coster - Iphigenia. 1626
De zaeck loopt nu soo vreemt na dat ick daer van oordeel
Dat ick’t niet seggen ken oft schaa sou sijn of voordeel.
Ziet eens Myceensche Vorst, ghy sijt alree ten Hoof,
En by ’t ghemeene volck bysonder in ’t geloof
Dat ghy schier niet gelooft aen eenige der Goden:



020720 - Samuel Coster - Iphigenia. 1630a o




020730 - Samuel Coster - Iphigenia. 1630b o
De saeck loopt nu so vreemd nae dat ick daer van oordeel
Dat ick ’t niet seggen kan oft schaa sou zijn of voordeel:
Siet eens Myceensche Vorst, ghy zijt alree ten Hoof,
En by ’t ghemeene volck bysonder in ’t gheloof
Dat ghy schier niet ghelooft aen eenighe der Goden:



020740 - Samuel Coster - Iphigenia. 1631




020750 - Samuel Coster - Isabella. 1619




020760 - Samuel Coster - Isabella. 1627




020770 - Samuel Coster - Isabella. 1634




020780 - Samuel Coster - Isabella. 1644




020790 - Samuel Coster (naar het Italiaans van Onbekend) - Isabella. 1666




020800 - [Samuel Coster] - Itys. 1615
Twijffel van ’t goed toekomend’ ons belooft,
Maeckt in voorspoet van sinnen ons berooft,
Verleyt soo veer door valsche reen den mensch
Dat hy veel meer, als ’t salich acht syn wensch.



020810 - Samuel Coster - Ithys. 1618
Twijffel van ’t goedt, toekomend’ ons belooft,
Maeckt in voorspoet van sinnen ons berooft,
Verleyt soo veer door valsche re’en den mensch
Dat hy veel meer, als ’t zalich acht zijn wensch.



020820 - Samuel Coster - Ithys. 1619
Twijffel van ’t goedt, toekomend’ ons belooft,
Maeckt in voorspoet van sinnen ons berooft,
Verleyt soo veer door valsche reen den mensch
Dat hy veel meer, als ’t zalich acht syn wensch.



020830 - Samuel Coster - Ithys. 1643
Twijffel van ’t goedt, toekomend’ ons belooft,
Maeckt in voorspoet van zinnen ons berooft,
Verleyt soo veer door valsche re’en den mensch,
Dat hy veel meer, als ’t zalich acht zijn wensch.



020840 - Samuel Coster - Kallefs-val. 1628




020850 - Samuel Coster - Korte verklaringh van de ses eerste vertoningen, gedaen binnen Amsterdam, op de Eeuwige Vrede, door last der E.E. Heeren Burgemeesteren, t’Amsterdam op de markt vertoont, den 5 Junij 1648. 1648 ca.




020860 - Samuel Coster - Korte verklaring vande ses eerste vertoningen, gedaen binnen Amsterdam, op de Eeuwige Vrede, den 5 Junij 1648. 1648a v
Amphion, Koninck van Thaebe, braght door zijne lieflijckheyt, en zachte regeringe de Stadt tot welvaert, liet toe alles wat toelatelijck was, sonder nochtans, dat Konincklijke achtbaarheyd te krenken, zo deede, na tijdts gelentheyd [sic, = gelegentheyd] ook Prins Wellem, op dat allerley slagh van volckeren hier in vrede en vryheyd mochte woonen, handelen, en nevens andere burgers haeren neringe oefenen.



020870 - Samuel Coster - Korte verklaringh van de ses eerste vertoningen, gedaen binnen Amsterdam, op de Eeuwige Vrede, door last der E E Heeren Burgemeesteren, t’Amsterdam op de markt vertoont, zyn den 5 Junij 1648. 1648b v




020880 - Samuel Coster - Korte verklaring van de zes eerste vertooningen, gedaen binnen Amsterdam, op de Eeuwige Vreede. 1649
De eerste Vertooning Beelde uyt Amphion, Konink van Thaebe, braght door zijne lieflijkheydt en zachte regeringe de Stadt tot welvaert;



020890 - Samuel Coster - Korte verklaring van de zes eerste vertooningen, gedaen binnen Amsterdam, op de Eeuwige Vreede. 1649 ca.




020900 - Samuel Coster - Niemant ghenoemt, niemant gheblameert. 1620
Hier ben ick mager-kaack en vaal gheverw’de Spijt,
Die namandt goedt en gundt, maar barst van Haat en Nijt.
Ick stort mijn vuyle gif in de bedurven menschen,
Om datse d’ondergang der vromen zouden wenchen:



020910 - Samuel Coster - Polyxena. 1619




020920 - Samuel Coster - Polyxena. 1630




020930 - Samuel Coster - Polyxena. 1644
Myn Hector! die toch zo geluckigh waar geweest
Als ghy, als ghy die daar u lichaem en u geest
Voor Troyens vrydom hebt geoffert, och! so souden
De Griecken smadig ons voor geen slavinnen houden,



020940 - [Samuel Coster] - Een boertighe clucht, ofte een tafel-spel van twee personagien, te weten, een quacksalver met zijn knecht. 1615
Edel, Onedel, Borghers en Boeren,
Comt al de met ghebreken zijt beswaert,
Hier is de Meester die wonder can uyt voeren,
Deur sijn costelijcke Salf seer wijt vermaert:



020950 - [Samuel Coster] - Spel vande Rijcke-Man. 1615
In den begin Gods macht,
Die ’t alles ken bestieren,
Heeft ’t al wt niet ghewracht,
Sy scheyden dach en nacht,
Water en aerde bracht
Voort alderley gheslacht
Van kruyden en van dieren.



020960 - Samuel Coster - Rycke-man. 1621
In den begin Gods macht,
Die ’t alles ken bestieren,
Heeft ’t al uyt niet ghewracht;



020970 - Samuel Coster - Boere-klvcht, van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen. 1627
T. Keesje, Keesje op as een man, nou wel op mijn vaer.
K. Wel. T. Hoorjet wel. K. Ja alree man, Terstont ben ick klaer.
Nou dan ’kselt wel sien, wijf hy wijf, benje al op,
Alrie ’tgadt uyt, schadt ick, eer den Icker sijn schoenen an het, isse haesop



020980 - Samuel Coster - Boere-klucht, van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen. 1633a v




020990 - Samuel Coster - Boere-klucht, van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen. 1633b v




021000 - Samuel Coster - Boere-klucht, van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen. 1642
Ex. UBL 1090 B 10 : 6 wordt gevolgd door 8 ingeplakte pagina’s met lofdichten en een lied door Samuel Coster.



021010 - Samuel Coster - Boere-klucht, van Teeuwis de boer, en men juffer van Grevelinckhuysen. 1663




021020 - [Samuel Coster] - Spel van Tiisken vander Schilden. 1613
Ghy zijt wonderlijcke garen allegaer daer ’t nau,, is,
En by namen dit jonge goet, en matroos, die te wonder gau,, is:
Ghy slacht de hoenderen, dunckt my, ghy wilt enckel te boom,
Voort, voort, hier of: wel, hoe staet ghy nu dus loom?



021030 - [Samuel Coster] - Spel van Tiisken vander Schilden. 1615
Ghy zijt wonderlicke garen allegaer daer’t nau is,
En by namen dit jonge goet en Matroos, die te wonder gau,, is:
Ghy slacht de Hoenderen, dunckt my, ghy wilt enckel te Boom,
Voort, voort, hier of: wel, hoe staet ghy nu dus loom?



021040 - [Samuel Coster] - Spel van Tiisken vander Schilden. 1642
Ghy zijt wonderlicke garen allegaer daer ’t nau,, is,
En by namen dit jonge goet, en matroos, die te wonder gau,, is:
Ghy slacht de hoenderen, dunckt my, ghy wilt enckel te boom,
Voort, voort, hier of: wel, hoe staet ghy nu dus loom?



021050 - [Samuel Coster] - Verthooninghen, ghedaan by die vande Nederduytsche Academi. Door bevel van de E. Heeren deser Stede Amsterdam: tot onthaal van zyne Koninglijcke Majesteyt van Bohemen. In ’t iaar 1621, den 6 Iunij. 1621
Verkoren



021060 - Samuel Coster - Vertoninghen, tot Amsterdam ghedaan door de Nederduytsche Academie op den inkomste van zijn Excellentie Maurits Prince van Orangien, &c. 1618a o
Onverzocht ende uyt onze vrye wil zijn wy met alle de Burgeryen ghenegen geweest, om zo veel tot eere dezer Stede op de ghewenste komste van ziin Excellentie toe te stellen, als de kortheydt des tijts (die geen twee uren en was) ons toeliet.
Op den drie-en-twintichsten dach in May, naemiddachs ten drie uren, ’t Iaar sesthien hondert ende achtien, hebben die van de Nederduytsche Academie, gehuurt thien steyger-schuyten, op elcken twee mannen tot bestieringe, daer beneffens verzien met personen als volght.



021070 - [Samuel Coster] - Vertoninghen tot Amsterdam ghedaan, op den inkomste van zijn Excellentie, Maurits, prince van Orangien, &c. 1618b o




021080 - Jac. Crabbe d’Jong - Palmire en Claudianus ware liefde, of, val van Galerio. 1661




021090 - Pieter Jacobus Crespyn - Lyden ende dood van Jesus Christus. 1786




021100 - J. van Crimpen - Naspel op Pindus. 1701




021110 - Petrus Jacobus Crispyn - Leven ende dood van den H. Marculphus. 1777




021120 - Pieter Jacob Crispyn - Dood van St. Markoen. 1777 ca.




021130 - Pieter Jacob Crispyn - Godfried van Bouillon. 1770 ca.




021140 - Pieter Jacob Crispyn - Leven en Doot van den Heyligen Anna. 1774 ca.




021150 - Pieter Jacob Crispyn - Leven van den Heyligen Marculphus. 1777 ca.




021160 - Pieter Jacob Crispyn - De nederlaege der Turcken; door de glorieuse waepenen van den segen-praelenden Roomschen Keyser Aquilonius Cesar. 1779




021170 - Pieter Jacob Crispyn - Den rampsaligen ondergank van Solimanus Keyser der Turcken. Als mede het beleg, ende ontset van Constantinopelen; en het veroveren der stadt Niceen en Bythinien. Als ook den oorlog, en het traktaet van vrede in Griecken; met het verlossen van het Heilig Land en stadt Jerusalem uyt de vreede dwingelandye van den vreeden Solimanus, door de gezegende waepens van Godefriedus de Bullion. 1770




021180 - Pieter Jacob Crispyn - Bley-eyndig treur-spel van den triumphanten Roomschen Keyser Aquilonius, den welcken zegen-praelt over de Turcken. 1753




021190 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1536




021200 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1537a
Ut dura res est Dij, servom pro libero
Esse, alieni simul iuris & iniuriae?
Iniquos adeo dominos hoc seclum tulit
Noctes diesque, plus satis usque est, & super,



021210 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1537b
Ut dura res est Dii, servom pro libero
Esse, alieni simul iuris & iniuriae?
Iniquos adeo dominos hoc seclum tulit
Noctes diesque, plus satis usque est, & supèr,



021220 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1537c




021230 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1537d




021240 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1538
Ut dura res est Dii, servom pro libero
Esse, alieni simul iuris & iniuriae?
Iniquos adeo dominos hoc seclum tulit
Noctes diesque, plus satis usque est, & supèr,



021250 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1539




021260 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1540
Ut



021270 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1541




021280 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1542




021290 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1546a d




021300 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1546b d




021310 - Cornelius Crocus - Ioseph. 1547a d
Ut dura res est Dij, servom pro libero
Esse, alieni simul iuris & iniuriae?
Iniquos adeo dominos hoc seclum tulit
Noctes diesque, plus satis usque est, & super,
Quo facto aut dicto est opus, quietus ne sies.



021320 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph 1547b d
Ut dura res est Dij, servom pro libero
Esse, alieni simul iuris & iniuriae?
Iniquos adeo dominos hoc seclum tulit
Noctes diesque, plus satis usque est, & super,



021330 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1548
Ut dura res est Dii, servum pro libero
Esse, alieni simul iuris & iniuriae?
Iniquos adeo dominos hoc saeclum tulit.
Noctes diesque, plus satis usque est, & supèr,



021340 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph, ad Christianae iuventutis institutionem, iuxta locus inventionis, veteremque artem nunc primum et scripta, et edita. 1549




021350 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph, ad Christianae iuventutis institutionem, iuxta locus inventionis, veteremque artem nunc primum et scripta, et edita. 1567




021360 - Cornelius Crocus - Comoedia sacra cui titulus Joseph. 1613




021370 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De belachchelyke hoofsche juffers. 1685a v
Fr. Wat dunkt u van de hoofsche prijen?
Fe. Die trotsheid staat ons niet te lijen.
Fr. Weet, Ferdinand, dat zulk bezoek,
Ik in de hoogste graad vervloek.



021380 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De belachchelyke hoofsche juffers. 1685b v
Fr. Wat dunkt u van de hoofsche prijen?
Fe. Die trotsheid staat ons niet te lijen.
Fr. Weet, Ferdinand, dat zulk bezoek,
Ik in de hoogste graad vervloek.



021390 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De belachchelyke hoofsche juffers 1753a o




021400 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De belachchelyke hoofsche juffers 1753b o




021410 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1685
And’re leeren menschen zingen,
Maar die konst die loopt om broot,
Ik leer beesten klein en groot,
Maar ’t zyn ook geen wondre dingen,



021420 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1717




021430 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1731a v
And’ren leeren menschen zingen,
Maar die konst die loopt om broot,
Ik leer beesten klein en groot,
Maar ’t zyn ook geen wondre dingen,
Want veel beesten hebben geest,
En veel menschen worden beest.



021440 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1731b v




021450 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1731c v
And’ren leeren menschen zingen,
Maar die konst die loopt om broot,
Ik leer beesten klein en groot,
Maar ’t zyn ook geen wondre dingen,



021460 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1747




021470 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Claude la Rose, sieur de Rosimond) - De gewaande advocaat. 1785
And’ren leeren menschen zingen,
Maar die konst die loopt om broot,



021480 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De ingebeelde zieke. 1686a
Kom, kom, die zoo als ik noch hoopt lang Ziek te weezen,
Moet voor geen reekening van de Apoteeker vreezen.
Maar vijf en vijf maakt tien, en tien is twintig net.
Voor een klistery die door dringent was, gezet
De vierentwintigste November ten half achten,



021490 - [Pieter de la Croix] - De ingebeelde zieke. 1686b
Kom, kom, die zoo als ik noch hoopt lang Ziek te weezen,
Moet voor geen reekening van de Apoteeker vreezen.
Maar vijf en vijf maakt tien, en tien is twintig net.
Voor een klistery die door dringent was, gezet
De vierentwintigste November ten half achten,
Om de ingewanden te verkoelen te verzachten.



021500 - Pieter de la Croix - De ingebeelde zieke. 1686c




021510 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De ingebeelde zieke. 1715
Kom, kom, die zoo als ik noch hoop lang Ziek te weezen,
Moet voor geen reekening van de Apoteeker vreezen.
Maar vijf en vijf maakt tien, en tien is twintig net.
Voor een klistery, die doordringent was, gezet
De vierentwintigste November ten half achten,
Om de ingewanden te verkoelen, te verzachten.



021520 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De ingebeelde zieke. 1732
Kom, kom, die zo als ik noch hoop lang Ziek te weezen,
Moet voor geen reekening van de Apotheker vreezen.
Maar vijf en vijf maakt tien, en tien is twintig net.
Voor een klisteery, die doordringend was, gezet
De vierentwintigste November ten half achten,
Om de ingewanden te verkoelen, te verzachten.



021530 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De ingebeelde zieke. 1760
Kom, kom, die zo als ik noch hoop lang ziek te weezen,
Moet voor geen reekening van de Apotheker vreezen.
Maar vyf en vyf maakt tien, en tien is twintig net,
Voor een klisteery die doordringend was, gezet
De vierentwintigste November ten half achten,
Om de ingewanden te verkoelen, te verzachten.



021540 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De ingebeelde zieke. 1786
Kom, kom, die zo als ik noch hoop lang ziek te weezen,
Moet voor geen reekening van de Apotheker vreezen.
Maar vyf en vyf maakt tien, en tien is twintig net,
Voor een klisteery, die doordringend was, gezet
De vierentwintigste November ten half achten,
Om de ingewanden te verkoelen, te verzachten.



021550 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, medicyn. 1685a v
R. Kom volgme Wouter, want myn hert is vol verlangen.
W. Hoe om een dief te zien bewerken en te hangen?
Hy heeft u immers niet ontstoolen zo ik meen?
R. My lust geen dief te zien bewerken, neen o neen:



021560 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, medicyn. 1685b v




021570 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, medicyn. 1715




021580 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, medicyn. 1738a v
R. Kom, volgme Wouter, want myn hart is vol verlangen.
W. Hoe! om een dief te zien bewerken en te hangen?
Hy heeft u immers niet ontstolen, zo ik meen?
R. My lust geen dief te zien bewerken, neen, ô neen!



021590 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, medicyn. 1738b v
R. Kom, volgme Wouter, want myn hart is vol verlangen.
W. Hoe! om een dief te zien bewerken en te hangen?
Hy heeft u immers niet ontstolen, zo ik meen?
R. My lust geen dief te zien bewerken, neen, ô neen!
My lust het schoonste beeld dat immer is gebooren...



021600 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, medicyn. 1784
R. Kom, volgme Wouter, want myn hart is vol verlangen.
W. Hoe! om een dief te zien bewerken en te hangen?
Hy heeft u immers niet ontstolen, zo ik meen?
R. My lust geen dief te zien bewerken, neen, ô neen!



021610 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, muzikant. 1685
Ik ben dat dreigen moê, myn hart is vol verlangen,
Myn vader dreigt ons op te sluiten als gevangen,
Zo wy op zyn bevel niet in het klooster gaan:
En gy weet, Bely, hoe dat onze zaaken staan.



021620 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, muzikant. 1727




021630 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - Krispyn, muzikant. 1739
Ik bendat dreigen moê, myn hart is vol verlangen,
Myn Vader dreigt ons op te sluiten als gevangen,
zo wy op zyn bevel niet in het Klooster gaan:
En gy weet, Bely, hoe dat onze zaaken staan.



021640 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Onbekend) - De meid juffrouw. 1685
J. Ik zeg dat ik het zo versta, daarom zwygme stil.
A.M. Maar Vader. J. Hoor ik je noch. M. Sinjeur! J. Ik zeg dat ik geen tegen praaten hooren wil.
M. Maar Sinjeur, het is jou eenigste Dochter. J. Maar Mary ik ben ’er eenigste Vader,



021650 - Pieter de la Croix (naar het Frans van Onbekend) - De meydt joufvrouw, getranslateerd uyt de werken van Mollière. 1735 ca.




021660 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Onbekend) - De meid juffrouw. 1739
J. Ik zeg dat ik het zo versta, daarom zwygme stil.
A.M. Maar Vader. J. Hoor ik je noch? M. Sinjeur! J. Ik zeg dat ik geen tegenpraaten hooren wil.



021670 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert, naar Tirso de Molina) - De minnenydige van haar selve. 1678a d
F. Nu zal ik ’t echte volk in ’s Graavenhaag verrijken
In aantal. Ph. Of al die Acteon vvel gelijken.
F. Zwijg, Philipijn, of spreek, ’t geen aangenamer luit,
Want rijk, en kuisch, en schoon is mijn verkooren Bruid.



021680 - Pieter de la Croix (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert, naar Tirso de Molina) - De minnenijdige van haar zelve. 1678b d
F. Nu zal ik ’t echte volk in ’s Graavenhaag verrijken
In aantal. Ph. Of al die Acteon vvel gelijken.
F. Zwijg, Philipijn, of spreek, ’t geen aangenamer luit,
Want rijk, en kuisch, en schoon is mijn verkooren Bruid,
P. Ja kuisch, gelijkze zijn, die aan het Hof verkeeren.



021690 - Pieter de la Croix (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert) - De minnenijdige, van haar zelve. 1679




021700 - Pieter de la Croix (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert) - De minnenydige, van haar zelve. 1725




021710 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De schynheilige. Zynde het gevolg van de blyspeelen, genaamt: Het gedwongen huwelyk, en Lubbert Lubbertsz. 1686
Zyn uwe lonken,
Om herten t’ontvonken,
En te doen branden in de minnegloed?
Is uw schoon zingen, om herten te dwingen,
Wrange Amaril, is dat uw hoogste goed?



021720 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - De vermakelyke rouw. 1685
K. Maar waerom of ik Rouw moet draagen?
A. Ha, ha, ik lach om al dat vraagen.
K. Ik ook, ha, ha, jou ouwe vaar,
Uw Oom, uw Moejen alle gaar,



021730 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - De vermakelyke rouw. 1732a v
Kr. Maar waerom of ik Rouw moet draagen?
A. Ha, ha, ik lach om al dat vraagen.
Kr. Ik ook, ha, ha, jou ouwe vaar,
Uw Oom, uw Moeijen alle gaar,




021740 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Le Breton, sieur d’Hauteroche) - De vermakelyke rouw 1732b v
Kr. Maar waarom of ik Rouw moet draagen?
A. Ha, ha, ik lach om al dat vraagen.
K. Ik ook, ha, ha, jou ouwe vaar,
Uw Oom, uw Moejen allegaar,



021750 - [Pieter de la Croix] (naar het Frans van Noël Le Breton, sieur d’Hauteroche) - De vermakelyke rouw. 1781




021760 - Cornelis Crul (naar het Latijn van Desederiderius Erasmus) - Absurda. Dat is, Vremdt bescheedt. 1611
Hou Lencius



021770 - Cornelis Crul (naar het Latijn van Desederiderius Erasmus) - Dronckaert die wonder siet. 1611
Hou, zal ic vallen aenmerckt my doch ditte,
Ic en zie nau waer ic gae oft zitte,
Ic starre



021780 - Cornelis Crul (naar het Latijn van Desederiderius Erasmus) - Exequiae seraphicae, dat is: Minnebroeders uit-vaert. 1611
Wel Theotime van waer



021790 - Cornelis Crul (naar het Latijn van Desederiderius Erasmus) - Funus, dat is: het lijck. 1611
Wel, van waer komt ons Phedrus



021800 - Cornelis Crul (naar het Latijn van Desederiderius Erasmus) - Dialogus van dry personagien. Den meester. Den knecht. Den Coopman, ende synen vrient. Wt colloquie Erasmi ghenaemt Hippoplanus, dat is peertschalc oft roskam. 1611
Hou sachtelijc



021810 - Cornelis Crul - Tafel-spel van een dronkaert die by hemseluen spreect meynende dat hy wonder siet. 1599 ca.
Hou, sal ick vallen aenmerckt my doch ditte
Ick en sie nau waer ick gae oft sitte,
Ick sterre al keeck ick deur de neuele
Godt gheve de straten t’vallen beuele
Sy zijn soo vol putten ende kuylen
Twaer om te vallen twee oft dry buylen
Die droncken ware, ick meyne ter meer becoopt:
Ou siedy niet waer gy henen loopt



021820 - Cornelis Crul (naar het Latijn van Desederiderius Erasmus) - So saen als dit voorseyde tafelspel was volspeelt, begonste die spelieden haer instrumenten, en die sanghers haer lippen te ruren, ende souden melodieuselijck gespeelt hebben, en hadden die twee personagien die dese naevolghende dialogue speelden, tselue niet beledt ghehadt, die in deser manieren begonsten te spreken, als hier naer volght. 1579




021830 - Aquila Cruso - Euribates Pseudomagnus. 1615 ca.
Salutem vobis me afferre plurimam
Jussit Poeta sed argumentum vetuit
Referre (quod tamen expectatur a Prologo)
Nolit enim vos otiosos fore
Spectatores & notâ metâ hujus fabulae
Ultimam personam expectare languide
Interim tamen vos oratos cupit



021840 - Corn. van der Cruyssen - Schakinghe van Iudith, dochter van Keyser Otto den derden. 1642




021850 - [Simon van der Cruyssen] (naar het Frans van Eust. Le Noble) - Ezopus. 1697a v




021860 - Simon van der Cruyssen (naar het Frans van Eust. Le Noble) - Ezopus. 1697b v
C. Gy zult hem trouwen? R. Ja; dit ’s vast by my beslooten.
C. Ezopus? R. Ja; hem zelfs. ’t is een gedaane zaak.
C. En morgen? R. Morgen. C. Dat ik u niet toornig maak;
Ik moet u, Rodope, eens vry myn hart ontblooten.
Zeg my, zo jong, zo schoon, en, als de Meisjens thans,
Beminnende ’t vermaak, meend gy te zyn gebooren,
Naar dat gy hebt gehad zo groot getal Galans,
Voor zulk een Bruidegom, die gy hebt uitverkooren?



021870 - Simon van der Cruyssen (naar Eust. Le Noble) - Ezopus. 1697c v




021880 - Simon van der Cruyssen - Het gouvernement van Sanche Panche, op het eyland Barataria. 1681




021890 - Simon van der Cruyssen - Het gouvernement van Sanche Panche, op het eiland Barataria. 1694




021900 - Simon van der Cruyssen - Het gouvernement van Sanche Panche, op het eiland Barataria. 1709a v




021910 - [Simon van der Cruyssen] - Het gouvernement van Sanche Panche, op het eiland Barataria. 1709b v




021920 - [Simon van der Cruyssen] (naar het Frans van Pierre Corneille) - Otho, met de dood van Galba, keizer van Romen. 1695
Albinus: Myn Heer, uw vrindschap doet my deze stoutheid waagen,’k Misbruikze, en weet heel wel dat ik u zal mishaagen,



021930 - [Simon van der Cruyssen] (naar het Frans van Pierre Corneille) - De waarschynelyke tovery. 1691




021940 - [Simon van der Cruyssen] (naar het Frans van Pierre Corneille) - De waarschynelyke tovery. 1729
Die Toveres



021950 - Petrus Cunaeus - Dido. 1620 ca.




021960 - Joan Christ. Cuno (naar het Italiaans van Pietro Antonio Domenico Buonaventura Metastasio) - Isaak, of de afschaduwing des Heilands. 1765 ca.




021970 - J.W. Curten (naar het Duits van Otto Heinrich von Gemmingen-Hornberg) - De huisvader. 1790




021980 - J.W. Curten (naar het Duits van Otto Heinrich von Gemmingen-Hornberg) - De huisvader. 1794




021990 - Martinus du Cygne S.J. - Codrillos. 1679




022000 - Martinus du Cygne S.J. - Dormientes. 1679




022010 - Martinus du Cygne S.J. - Dos. 1679




022020 - Martinus du Cygne S.J. - Fernandes. 1679




022030 - Martinus du Cygne S.J. - Franciscanus. 1679




022040 - Martinus du Cygne S.J. - Gemma. 1679




022050 - Martinus du Cygne S.J. - Gymnasium. 1679




022060 - Martinus du Cygne S.J. - Lytrum. 1679




022070 - Martinus du Cygne S.J. - Marsupium. 1679




022080 - Martinus du Cygne S.J. - Prandium. 1679




022090 - Martinus du Cygne S.J. - Sepultus. 1679




022100 - Martinus du Cygne S.J. - Villicus. 1679




022110 - D.P.R. - De bekeerde lichtmis, of roskam voor alle bedelaars: die zig gebrekkelyk vertoonen, en niet gebrekkelyk zyn. 1736
Wel magmen zeggen, dat de jonkheid menigmaal na geen goede raad wil hooren.
Maar stopt voor alle zeede, lessen en deugdryke vermaningen har jeukige en eydel tuitende ooren.
Dit heb ik aan myn zelvenbevonden, krek of ’t van daag eerst waar geschied.
Want toen ik achtien jaren oud was, gaf ik de schiedspoel de zak, dat is gezeid, ik werkte niet,



022120 - D.P.R. - Het leven der hedendaagsche snoepers, of goetkoop-wyndrinkers. 1736
Hoor Beekerveeg en Lekkertand myn getrouwe knegts en goede vrinden,
Maak dog niet als ik weder aan de kelder koom, dat ik hier een party klaploopers of dorstige wynsuypers mag vinden:
Ik wil gy zult hen geen droppel tappen of het zal in myn byzyn geschien,
Want al ben ik een Nathals zo mag ik in myn kelder geen klaplopers zien,



022130 - D.V.A. - Christelyke tragedie genaamt den Koopman, ofte het oordeel. Waarin de hoofdstukken der Gereformeerde en der Roomsche religiën, onpartydig en na waarheid worden voor oogen gestelt, [...] 1735 ca.




022140 - D.V.B. - De gewaande Chinaas-vaarder, of ’t onteerde weeutje ge-eerd. 1735
Hoor Elip [= Flip], ik wil gy zult uw tong-werk zo wat snoeren,
En tegens my niet meer dees stoute reden voeren,
Ik zal myn Izabel van dezen avond nog
Doen schaken, weet ik ben een vyand van bedrog.



022150 - D.V.L. - De doorlugte voorbeelden der ouden. 1724




022160 - Jan van Daalen - Klucht van de aerdige Colicoquelle. 1654
Let wel op ’t geen ik zeg, hoorje Colicoquelle?
Houdt daar, neemt deze Brief, en wilt die gaan bestelle,
Je weet wel waar ik meen? gins tot de schoon Waardin.
Wanneer als gy ’er komt, zo vraagt, is Juffrou in?



022170 - Jan van Daalen - D’aardige Colicoquelle. 1668
Let wel op ’t geen ik zeg, hoorje Colicoquelle?
Houdt daar, neemt deze brief, en wilt die gaan bestelle,
Ie weet wel waar ik meen: gins tot de schoone Waardin.
Wanneer als gy ’er komt, zo vraagt, is Iuffrou in?



022180 - Jan van Daalen - D’aardige Colicoquelle. 1669
Let wel op ’t geen ik zeg, hoorje Colicoquelle?
Houdt daar, neemt deze brief, en wilt die gaan bestelle,
Ie weet wel waar ik meen: gins tot de schoone Waardin.
Wanneer als gy ’er komt, zo vraagt, is Iuffrou in?



022190 - Jan van Daalen - Klucht van de jaloursze jonkker. 1654
J. Nou liefste ik ga heen, en kom zoo daatlijk weer,
Het is hier dichte by. Hoor hier eens Haneveer;
Wel heb je het gedaen, ’t geen ik je had bevoolen?
H. Ja Jonkker, weest gerust. K. Waar meug je nou gaen doolen,
Van avond, noch zoo laat? ik bidje blijft maar in.



022200 - Jan van Daalen - Klucht