Dit is een onderdeel van CenetonIncipits.html. Klik hier voor het hele document.

is te vies:
In Braband zayn de liêns gemaynlyk exkies
In kleeding en in dracht, dus op de Spaensche mode,
Als klaeyne Koningskens of sienelayke Goden.



015060 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Spaanschen Brabander Jerolimo, Zo als dezelve op den Amsteldamschen Schouwburg vertoont word. 1729




015070 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1619
Ghelijck een Vogel is tot vlieghen uytverkoren,
Soo schijnt den armen mensch tot ongheluck geboren,
Dat heb ick wel versocht, en dat ick nu versoeck,
Dat lees ick alle daagh in mijnder herten Boeck.
Ick mijmer waer ick gaa, want in dit eensaem leven
Soo moet ick mijn, helaes! nu taal en antwoort gheven.
O lust te seer ghesocht door ’t vluchtich soet behaghen!
Soo ben ick leyder nu ach in een eeuwich klaghen.



015080 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1620




015090 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1622
Ghelijck een Voghel is tot vlieghen uytverkoren,
Soo schijnt den armen mensch tot ongeluck geboren,
Dat heb ick wel versocht; en dat ick nu versoeck,
Dat lees ick alle daach in mijnder herten Boeck.
Ick mymer waer ick gaa, want in dit eensaam leven,
So moet ick mijn helaas! nu taal en antwoort gheven.
O lust te seer ghesocht door ’tvluchtich soet behaghen,
So ben ick leyder nu, ach! in een eeuwich klaghen.



015100 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1633
Ghelijck een Vogel is tot vlieghen uytverkoren,
Soo schijnt den armen mensch tot ongeluck geboren,
Dat heb ick wel versocht; en dat ick nu versoeck,
Dat lees ick alle daagh in mijnder herten Boeck.
Ick mymer waer ick ga, want in dit eensaem leven
Soo moet ick mijn, helaes! nu taal en antwoort gheven.
O lust te seer ghesocht door ’t vluchtich soet behaghen!
Soo ben ick leyder nu ach! in een eeuwich klaghen.



015110 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1638
Ghelijck



015120 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1644
Ghelijck een Vogel is tot vlieghen uytverkoren,
Soo schijnt den armen mensch tot ongheluck geboren,
Dat heb ick wel versocht, en dat ick nu versoeck,
Dat lees ick alle daagh in mijnder herten Boeck.
Ick mijmer waer ick gaa, want in dit eensaem leven
Soo moet ick mijn, helaes! nu taal en antwoort gheven.
O lust te seer ghesocht door ’t vluchtich soet behaghen!
Soo ben ick leyder nu ach in een eeuwich klaghen.



015130 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1645




015140 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Stommen ridder. 1678




015150 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1619
Slordicheyt en is geen heylicheyt, dat seyden mijn zalighe besje.
Al bin ick een kleyn veugheltjen, seydese, ’k heb weer een kleyn nesje.
Hoort hier, Symentje Neef, seyse, onthoudt van* my deuse leer:
Wilje wel doen kijnt, seyse, so zet jou teer nae jou neer,
Wangt watmen bespaart vaar, seyse, dat is altoos eerst ewonnen.
Jou Beste-vaar en ick, seyse, hebben ’t met niet begonnen,
Maar wy en bancketeerden soo niet, seyse, as de luy.



015160 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1620a v




015170 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1620b v
Slordicheyt en is geen heylicheydt, dat seyden mijn salighe besie.
Al bin ick een cleyn veugheltjen seydese, ’k heb weer een kleyn nesie.
Hoort hier, Symentie Neef, seyse, onthoudt van my deuse leer:
Wilie wel doen kijnt, seyse, soo zet jou teer nae jou neer,
Wangt watmen bespaart vaar, seyse, is altoos eerst ewonnen.
Jou Beste-vaer en ick, seyse, hebben ’t met niet begonnen,



015180 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1622a d
Sl



015190 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1622b d




015200 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1622c d




015210 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Amsterdams praatjen tusschen Symen sonder soetigheyd, en Teuntjen (alias) Roert mij niet. 1623
Slordicheyt en is geen heylicheydt, dat seyden mijn salige besje.
Al bin ick een cleyn veugeltjen seydese, ’k heb weer een kleyn nesje.
Hoort hier, Symentje Neef, seyse, onthoudt van my deuse leer:
Wilje wel doen kijnt, seyse, soo zet jou teer nae jou neer,
Wangt watmen bespaart vaar, seyse, is altoos eerst ewonnen.
Jou Beste-vaer en ick, seyse, hebben ’t met niet begonnen,



015220 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1629
Slordicheyt en is gheen heylicheydt, dat seyden mijn salighe Besje.
Al bin ick een kleyn Veugheltjen seydese, ’k heb weer een kleyn nesje.
Hoort hier, Symentje Neef, seydse, onthoudt van my deuse leer:
Wilje wel doen Kijnt, seydse, zoo zet jou teer nae jou neer,
Wangt watmen bespaert vaer, seyse, dat is altoos eerst ewonnen.
Jou Beste-vaer en ick, seyse, hebben ’t met niet begonnen,



015230 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1637
Slordicheyt



015240 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1642




015250 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Klucht, van Symen sonder soeticheyt. 1644
Slordicheyt en is geen heylicheyt, dat seyden mijn zalighe besje.
Al bin ick een kleyn veugheltjen, seydese, ’k heb weer een kleyn nesje.
Hoort hier, Symentje Neef, seyse, onthoudt van* my deuse leer:
Wilje wel doen kijnt, seyse, so zet jou teer nae jou neer,
Wangt watmen bespaart vaar, seyse, dat is altoos eerst ewonnen.
Jou Beste-vaar en ick, seyse, hebben ’t met niet begonnen,



015260 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Symen sonder soeticheyt. 1678
Slordicheydt en is geen heylicheydt, dat seyden mijn salige besje.
Al ben ick een kleyn Veugeltjen seydese, ’k heb weer een kleyn nesje.
Hoort hier Symentje Neef, seydse, onthoudt van my deuse leer:
Wilje wel doen kijnt, seydtse, soo set jou teer nae jou neer,
Wangt watmen bespaart vaer, seyse, dat is altoos eerst ewonnen.
Jou Beste-vaer en ick, seyse, hebben ’t met niet begonnen,



015270 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1619
Een Kruyck gaat soo langh te water tot datse barst.
Men treckt een Boogh soo lang tot datse stucken knarst.
De Steel-kunst doet zyn Meester de dood vaak verwerven.
Maar ’t komt by ’t huylen vande Honden niet dat de Kalven sterven.
Een van dese Heyens, die de luy goeder-gheluck seggen,
Die saghmen eens in myn hangd, en die wistmen uyt te leggen,
Dat ick om myn achtiende Jaar, van wegen eenige straf,
An een dwars-hout, door een hennipe venster, sou klimmen in myn graf.



015280 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1620
Een Kruyck gaat soo langh te water tot datse barst.
Men treckt een Boogh soo lang tot datse stucken knarst.
De Steel-kunst doet zyn Meester de dood vaak verwerven.
Maar ’t komt by ’t huylen vande Honden niet dat de Kalven sterven.
Een van dese Heyens, die de luy goeder-gheluck seggen,
Die saghmen eens in myn hangd, en die wistmen uyt te leggen,
Dat ick om mijn achtiende Jaar, van wegen eenige straf,
An een dwars-hout, door een hennipe venster, sou klimmen in myn graf.



015290 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1622a d
Een



015300 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1622b d
Een Kruyck gaat soo langh te water tot datse barst.
Men treckt een Boogh soo lang tot datse stucken knarst.
De Steelkunst doet zyn Meester de dood vaak verwerven.
Maar ’t komt by ’t huylen vande Honden niet dat de Kalven sterven.
Een van dese Heyens, die de luy goeder-gheluck seggen,
Die saghmen eens in myn hangd, en die wistmen uyt te leggen,
Dat ick om myn achtiende Jaar, van wegen eenige straf,
An een dwars-hout, door een hennipe venster, sou klimmen in myn graf.



015310 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1622c v




015320 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1622d v




015330 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1622e v
Een Kruyck gaat soo langh te water tot datse barst.
Men treckt een Boog so lang tot datse stucken knarst.
De Steelkunst doet zyn Meester de dood vaak verwerven.
Maar ’t komt by’t huylen vande Honden niet dat de Kalven sterven.
Een van dese Heyens, die de luy goeder-gheluck segghen,
Die saghmen eens in myn hangd, en die wistmen uyt te leggen,
Dat ick om myn achtiende Jaar, van wegen eenige straf,
An een dwars-hout, door een hennipe venster, sou klimmen in myn graf.



015340 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1638
Een kruyck



015350 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1642




015360 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1644
Een Kruyck gaat soo lang te water tot datse barst.
Men treckt een boogh soo lang tot datse stucken knarst.
De Steel-kunst doet sijn Meester de doodt vaeck verwerven.
Maar ’t komt by ’t huylen van de Honden niet dat de Kalven sterven.
Een van dese Heyens, die de luy goeder-geluck segghen,
Die sagh men eens in myn hangd, en die wist men uyt te legghen,
Dat ick om myn achtiende Jaer, van wegen eenige straf,
An een dwars-hout, door een hennipe venster, sou klimmen in myn graf.



015370 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1646
Een kruyck gaat soo lang te water tot datse barst.
Men treckt een boogh soo langh tot datse stucken knarst.
De steel-kunst doet sijn Meester de doot vaeck verwerven,
Maar ’t komt by ’t huylen van de Honden niet dat de Kalven sterven.
Een van dese Heyens, die de luy goeder-geluck seggen,
Die saghmen eens in mijn hangd, en die wistmen uyt te leggen,
Dat ick om myn achtiende Jaer, van wegen eenighe straf,
An een dwars-hout, door een hennipe-venster, sou klimmen in myn graf:



015380 - Gerbrand Adriaensz. Bredero - Van de koe. 1678




015390 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Jan Jansz. Starter - Angeniet. 1623
Ach Klaremont mijn vrou! mijn dunckt dat onse dagen
Allengsjens ons ontgaan, en voorts ten grave jaghen:
Helaas! de grijse Tijdt die loopt veel snelder hier
Dan ’t swalpend’ water van de ruyschende Rivier,
Dat stroomende met kracht komt schuymend afgedreven:
Doch gheen dingh is so vlugh als ’s menschen vluchtigh leven!



015400 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Jan Jansz. Starter - Angeniet. 1629
Ach Klaremont mijn vrou! mijn dunckt dat onse dagen
Allengsjens ons ontgaan, en voorts ten grave jagen:
Helaas! de grijse Tijt die loopt veel snelder hier
Dan ’t swalpend’ water van de ruyschende Rivier,
Dat stroomende met kracht komt schuymend af gedreven:
Doch gheen dingh is so vlugh als ’s menschen vluchtigh leven!



015410 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Jan Jansz. Starter - Angeniet. 1638
Ach Klaremont mijn vrou! mijn dunckt dat onse dagen
Allengsjens ons ontgaan, en voorts ten grave jaghen:
Helaas! de grijse Tijdt die loopt veel snelder hier
Dan ’t swalpend’ water van de ruyschende Rivier,
Dat stroomende met kracht komt schuymend af gedreven:
Doch gheen dingh is so vlugh als ’s menschen vluchtigh leven!



015420 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Jan Jansz. Starter - Angeniet. 1644
Ach Klaremont mijn vrou! mijn dunckt dat onse dagen
Allengsjens ons ontgaan, en voorts ten grave jaghen:
Helaas! de grijse Tijdt die loopt veel snelder hier
Dan ’t swalpend’ water van de ruyschende Rivier,
Dat stroomende met kracht komt schuymend af gedreven:
Doch gheen dingh is so vlugh als ’s menschen vluchtigh leven!



015430 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Jan Jansz. Starter - Angeniet. 1678
Ach Klaremont mijn vrou! mijn dunckt dat onse dagen
Allengsjens ons ontgaen, en voort ten grave jagen:
Helaas! de grijse Tijdt die loopt veel snelder hier,
Dan ’t zwalpend’ water van de ruyschende Rivier,
Dat stroomende met kracht komt schuymend af gedreven:
Doch geen dingh is so vlugh als ’s menschen vluchtigh leven!



015440 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Matth. van Velden - Spel, op ’t oud liedt Het daget uyt den Oosten. 1638
Myn Maeghdekens wandelt hier in de groene gaerde,
Of soeckt de schaduw’ koel, van de hooge dicht beblaerde
Lindeboom; so niet haelt een waterluchjen fris
Aen de bebiesde boord des Vijvers vol van vis:
Gaet heen mijn Dochters, gaet daer u de lusten leyen;
Ick sal u luyden by den Bloem-hof gaen verbeyen,
Onder de Roselaer: doch gaet niet veerder, dan
Mijn schrale schorre keel u wel beroepen kan.



015450 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Matth. van Velden - Spel, op ’t oudt liedt het daget uyt den Oosten. Op de Regel: Die quaedt doet, quaedt ontmoet. 1644
Myn Maeghdekens wandelt hier in de groene gaerde,
Of soeckt de schaduw’ koel, van de hooge dicht beblaerde
Lindeboom; so niet haelt een waterluchjen fris
Aen de bebiesde boord des Vijvers vol van vis:
Gaet heen mijn Dochters, gaet daer u de lusten leyen;
Ick sal u luyden by den Bloem-hof gaen verbeyen,
Onder de Roselaer: doch gaet niet veerder, dan
Mijn schrale schorre keel u wel beroepen kan.



015460 - Gerbrand Adriaensz. Bredero & Matth. van Velden - Spel, op ’t oudt liedt het daget uyt den Oosten. 1678
Myn Maeghdekens wandelt hier in de groene gaerde,
Of soeckt de schaduw’ koel, van de hooge dicht beblaerde
Lindeboom; so niet, haelt een waterluchjen fris,
Aen de bebies, de boord des Vijvers vol van vis:



015470 - Joost van Breen (naar het Italiaans van Giovanni Boccaccio) - Bedroge jalouzy. 1659




015480 - Joost van Breen - Bedroge jalouzy. 1660 ca.
C. Ik zeg nog eens, dat je van daeg in huis zult blyven;
R. Ik zel niet, al waren hier noch tien duizent wyven;
Zo wil, en zal ik gaen; verstaje dat Katryn.
C. Ik ben aen dat oor doof, verstaje dat wel gryn;
Wat zelje ginder doen, je hebt daer niet verlooren:
R. Om je pol te vangen daerom gaet hy na Horen.



015490 - Joost van Breen - Klucht van Jean de la Roy, of d’ingebeelde rijke. 1665
Laet sien, waer nu na toe. Ik segh dat sulcke Heeren
Als ik, (Iean de Laroi) veel hebben te regeeren.
Daer sie ick Hart in ’t Lijf, gewis die by hem staet
Soeckt al mijn goederen. Hoer hier eens Cameraet,



015500 - Joost van Breen - De klucht van ’t kalf. 1656




015510 - Joost van Breen - De klucht van ’t kalf. 1660 ca.
Ke. Kryn, Kryn, hoorje niet, of moet ikje komen halen,
Verwacht myn komst niet, want ik zouje zoo betalen,
Datter niet een kerf, op de kerf-stok blyven zouw.
Kr. Dat hier niet, hier ben ik al. Ke. Waer blyfje zo lang? Kr. De Vrouw,
Hat myn aen werk gestelt, daer ik niet wel van kost raken.



015520 - Joost van Breen - De swarte minnaers. 1748 ca.
R. Maer zeeker Frickje, zou Duifje mijn niet beminnen?
F. O neen mijn lieve Maet, set dat vry uyt jou sinnen.
R. Wat schorter dan aen, ik heb immers Eer en Goet.
F. Maar malle Goris treet jou de schoen uyt de voet.



015530 - Joost van Breen - De swarte minnaers. 1748 ca.
R. Maer zeeker Frickje, zou Duifje mijn niet beminnen?
F. O neen mijn lieve Maet, set dat vry uyt jou sinnen.
R. Wat schorter dan aen, ik heb immers Eer en Goet.
F. Maar malle Goris treet jou de schoen uyt de voet.



015540 - Joost van Breen - Ziende blindeman. 1748
Och helpt doch eenen Blindeman,
Die zynen kost niet winnen kan,
Want hy is blint gebooren;
Ontfermt u doch eens over myn,
Ick zal u daer voor dankbaer zyn,
Wilt doch myn klacht verhooren.



015550 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van A.H. Niemeijer) - Abraham op Moria. 1781a o
ô Heilig! heilig! heilig God!
Geduchte Heer van Sabaoth!
Die, toen uw stem de Waereld schiep,
Het wezen uit het nietloos schiep!



015560 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van A.H. Niemeijer) - Abraham op Moria. 1781b o
ô Heilig! heilig! heilig God!
Geduchte Heer van Sabaoth!
Die, toen uw stem de Waereld schiep,
Het wezen uit het nietloos schiep!



015570 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van A.H. Niemeijer) - Abraham op Moria. 1781c o
ô Heilig! heilig! heilig God!
Geduchte Heer van Sabaoth!
Die, toen uw stem de Waereld schiep,
Het wezen uit het nietloos schiep!



015580 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van L.A.S.) - De beloonde deugd. 1783




015590 - Gerrit Brender à Brandis - De gouden bruiloft van Kloris en Roosjen. 1791
’t Morgenrood, zo schoon, zo teder,
Glimt tot ’s menschen vreugde weder.
’t Lagcheud geurig veldverschiet,
Vaagt de neevlen van ’t verdriet.
Aan zijn Phillis borst gezegen,
Op het malsche gras gelegen;
Groet de Herder, op zijn fluit,
’t Morgenrood met lief geluid.



015600 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van Christian Felix Weisse) - Jean Calas. 1781
Ach! de maat myner elende is vol! het dagwerk myner droefgeestigheid beslooten! voor my is ’er geen geluk in de Waereld - in ’t geheel niet. agter my verdriet en elende! voor my angst en verderfenisse! geen hoop buiten my, en geen vertroosting in my! van God verlaaten! van myne Ouderen..... kan ik zeggen gehaat? neen zy zyn te goed.



015610 - Gerrit Brender à Brandis - Malvina. 1787




015620 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Frans van Charles Albert Demoustier) - De ouderliefde. 1799




015630 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van Gotthold Ephraim Lessing) - Philotas. 1783
Zo ben ik dan waarlyk gevangen? - Gevangen! - Een schoon begin mijner krijgszugtige leerjaaren! - ô Gij Goden! ô Mijn Vader! - Hoe gaarne zou ik mij willen overtuigen dat alles een Droom is! In mijn vroegste kindsheid heb ik nooit iets anders dan van Wapenen, Legers, Strijden en Stormen gedroomd. Kon de Jongeling dan van geen verlies en ontwapening droomen? - Viel u slegts, Philotas! Indien ik noch zag, noch voelde den wond, door welken de verbaasde hand het zwaerd ontzonk! - Men heeft denzelven mij tegen mijnen wille aan, verbonden. ô Verschrikkelijke Barmhertigheid van eenen listigen Vijand! De wond is niet doodelijk, zeide de Heelmeester, en geloofde mij daar door te troosten. - Onwaardige! dezelve moest doodelijk zijn! - En slegts één wond! maar één! - Wist ik, dat ik hem doodelijk zou maaken, wanneer ik hem weder open trok, en weder verbinden liet, en weder open rukte. - Ik word woedend; ik ongelukkige!



015640 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van Christoph Friedrich Bretzner) - De schaaking uit het serail. 1797
Hier zal ik u aanschouwen,
Constanze! mijn geluk!
ô Hemel! dit vertrouwen,
Ontneemt my alle druk.



015650 - [Gerrit Brender à Brandis] (naar het Duits van Ewald Christian von Kleist) - Seneka. 1784
Ja Pompeja! Ik heb de bedriegelijke rijkdommen, en de gevaarvolle Eerämten, met gooter blijdschap afgestaan, dan ik ze voorheen aanvaardde. Mijn toekomend geluk, was, bij derzelver aanneeminge, ongewis, maar nu ik ze nederlegge, is het zekerer. Nu zullen wy voor onszelven leeven, en de verächtelijke hoogmoed en dwaasheid van het Hof ons aandenken niet meer verwaardigen.



015660 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Duits van Ewald Christian von Kleist) - Seneca. 1793




015670 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Frans van Benoît Joseph Marsollier des Vivetières) - Het vernietigd verdrag. 1799




015680 - [Gerrit Brender à Brandis] (naar het Frans van Michel Jean Sedaine) - Het vonnis naar wensch. Voor het genootschap onder de spreuk Eendragt in vriendschap bloeiende, te Leiden. 1781
S. Is hy wel vast? A. ô Ja, hy is zeer wel gebonden.
S. Maar hoe! myn Zuster! uw gelaat,
Dunkt mij dat heden treurig staat?
A. ’k Verzeker u van neen, ja ’t rust op goede gronden,
Dat uw geluk myn vreugd voltooid.



015690 - Gerrit Brender à Brandis (naar het Frans van Michel Jean Sedaine) - De doode gehuwd. 1791
S. Is hij wel vast? A. ô Ja, hij is zeer wel gebonden.
S. Maar hoe! mijn Zuster! uw gelaat,
Dunkt mij dat heden treurig staat? -
A. ’k Verzeker u van neen, en zeg, op goede gronden,
Dat uw geluk mijn vreugd voltooid.



015700 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Tafelspel van vier personagien, als Bouwen en Pleun, met Gobbert haren sone, die met Coten spelende, een wijf crijcht, trou met eenen Pepercoeck Geyltgen. 1610
Eens hoorden te spelen, verstont de reden, wel



015710 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Tafelspel van vier personagien, als Bouwen en Pleun, met Gobbert haren sone, die met Coten spelende, een wijf crijcht, trou met eenen Pepercoeck Geyltjen. 1613
Eens hoorde ic spele, verstont de rede, wel
Hoe de ieucht, wort verleyt, dat my t’onthouwen staet
Tis noch soo lange niet verleden, snel
Eens hoorden te spelen verstont de reden wel,
Maar ons kint ic op een Ambacht besteden, sel
Conseuteret Plen n [Lees: Consenteret Pleun] in dien sy to introuwen, laet



015720 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Een cluchte van eenen cramer hebbende te coop veelderley drollige liedekens. 1610
Haspelen, ende spillen, naelden en brillen
Coopt doch van my die wat coopen willen
Ick gheef goeden coop op desen termijn.



015730 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Een cluchte van eenen cramer hebbende te coop veelderley drollige liedekens. 1613
Haspelen, ende spillen, naelden en brillen
Coopt doch van my die wat coppen willen
Ic gheef goeden coop op desen termijn
Lint, lint kouse banden lint, nestelen fijn



015740 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Tafel-spel van een personagie, wesende eenen droncken boer die wt vryen gaet. 1612
Iae wel o tsay, ick moeter mee voort den tijt is verloopen, sulcx toch niet en behoort,
Nae het oude woort moet ick weer henen,
Al soude ick loopen met twee blauwe schenen,
Dat sal met eenen, doch even veel doen,
Ick hebber mee versleten mijn Paesch-daechse schoen
Wie het weet cant bevroen, alsoo wel als ick
O muysenesten ick duchte noch te raken in mijn schick,
Al is de dijck diep en dick, ick moetet avonturen
Ten sal niet aenlyden gheen seven uren
Of het moest te langh dueren, voorwaer als het sou,
By Anne Kees Iapen ick wel wesen wou
Ay die schoone Ionckvrou, mijn herte ghestolen heyt,
Tusschen dit en Ouwerschie woont geen moyer Meyt
Int hertgen sy leyt, ter goeder trouwen,
Voor niet wou ick haer Vaders acker bouwen,



015750 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Tafelspel van een personagie, een droncken boer, die door dromen nuchteren wort. 1610
Dat is een biertgen, dat is een nattgen,



015760 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Een tafelsel van een personagie, een droncken boer, die door droomen nuchteren wort. 1613
Dat is een biertgen, dat is een nattgen,
Geen beter soudemen brouwen moghen,
In sulck plasiertgen, vol ick mijn gattgen
Dat is een biertgen, dat is een nattgen,



015770 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Tafel-spel van twee gehoude jonghe luyden aengaende de houwelijcken staet, genaemt Jan ende Claer. 1612
Godt sy ghelooft diet soo verde heeft ghebrocht
Ick wilde dat alle Enschuyser meyden hadden een man
Die van allen de beste waer wtgesocht
Godt sy ghelooft diet soo verde heeft ghebrocht



015780 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Tafel-spel van eenen Quacksalver. 1612
Hier is de rechte plaets daer de luyden passeren
Om wat veel te venten waer mijn begeeren.
Dus moet ick my generen ende soecken raet
Eenen goeden meester wel op een Aschton staet.
Want evenwel den praet, die doet het vercoopen.
Wat raet nu om het volck by een te hoopen



015790 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Een cluchte van d’een ende d’ander twee soldaten, eenen ouden boer, met een jonghe boerin zijn wijf, ende een aerdighe weerdin. 1610
E. Soo moestmense loeren.
A. Soo moestmense betrapen,
E. Der slimme Boeren,



015800 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Een cluchte van d’een ende d’ander twee soldaten, eenen ouden boer, met een jonghe boerin zijn wijf, ende een aerdighe weerdin. 1613
E. Soo moestmense loeren A. Soo moestmense betrapen
E. Der slimme boeren A. Die daer houden veel Schapen
E. En wy haer ontvoeren met grooter rumoeren
In alle plecken. A. Hoe haest zynse ghereet
E. Alsmen haer wat wil opdecken
En sonder gecken, de ribben smeeren



015810 - Gerrit Hendricxsz van Breughel - Waech-dragher Kees, ende Marrij zijn Wyf. 1612
Goeden morghen gunne ons God
De droes moet mijn wyff plaghen
Preutelt vry de deure is int slot,
Goeden morgen gunne ons Godt



015820 - Xavier de Breyne (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Hamlet. 1785 ca.




015830 - Xavier de Breyne (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Romeo en Juliette. 1785 ca.




015840 - L. Brezee - Loff- en vreugde viering’, in het choor aan Apollo toegeweid. Gevierd den 29. September, en in den maand Oct. 1764. ten tooneele gevoerd, ter geboorte, en eerste verjaaring, jegens het voorstellen van zyne Hoog-edelheid! Den hoog-eedelen groot-achtbaren en wydgebiedende Heere Petrus Albertus van der Parra, als gouverneur generaal, van Nederlands India. 1764




015850 - Joannes Baptista Brielman - De wonderlijcke stantvastigheyt des Christen gheloove van het Heyligh Kindt Vitus sal speelwijs vertoont worden op den 25. ende 26. van de maendt Januarij 1701. door de minderjaerige jonckheyt vande [...] parochie van S. Nicolays binnen Ipre [...] Door heer Joannes Baptista Brielman. 1701




015860 - Lambert van den Broek (L. Paludanus) (naar het Frans van Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - De dood des Admiraals van Coligni. 1743




015870 - [Lambert van den Broek (L. Paludanus)] - De huwelyken by geval, of het vermoogen der liefde. 1742
K. Ik ben verheugt, dat ik weêrom gezond en fris
Terug gekoomen ben. Myn Meester zal me wis
Met ongeduld verwachten.
Dit schynt, naar myn gedachten,
De Herberg, daar ik hem gelaaten heb: ô Ja...
Maar ’k zie hem naderen, en juist van pas!. L. Ha! ha!
Zyt gy daar reeds Krispyn? ’k Ben bly u weêr te aanschouwen.
K. Dat wil ik zeker wel vertrouwen,



015880 - [Lambert van den Broek (L. Paludanus)] (naar het Frans van Onbekend) - Lombardyn, of de bedriegelyke procureur. 1714




015890 - Lambert van den Broek (L. Paludanus) (naar het Frans van Florent Carton Dancourt) - De nieuwsgierige reyzigers naar het campement. Door het konstgenootschap Ars usu juvanda. 1742
F. Ik ben verheugt dat ik u heb ontmoet.



015900 - [Lambert van den Broek (L. Paludanus)] (naar het Frans van Joseph de La Font) - De triumpheerende liefde. 1740
K. Gewis, Margo, ik ben een Botmuyl, ja een Beest,
De plompste Jongen, die op de Aarde ooit is geweest,
Een Prul, die waardig is een dragt vasn honderd slagen.
M. En ik, Krispyn, ben waard een reeks van slechte dagen



015910 - [Lambert van den Broek (L. Paludanus)] - Verráderse médeminnaar of ’t gelukte huwelyk door bedrog. 1715




015920 - Lambert van den Broek (L. Paludanus) - De vryer kamenier en de knecht minnemoer, of de gelukte liefdelist. 1720
M. Kom, kom, zonder meer tesnappen, je moet al meê voort:
De Min, en de Keukenmeid, heb ik weggejaagd deur de achterstal poort,
En jy, Kamenier van myn Nicht, doe ’k de Eer van je hier veur uit te jaagen.
T. Maar Sinjeur, wat kwaad heb ik gedaan, zou ik wel vraagen?



015930 - Lambert van den Broek (L. Paludanus) - De vryer kamenier, en de knecht minnemoer, of de gelukte liefdelist. 1730




015940 - [Lambert van den Broek (L. Paludanus)] - De vryer kamemier [sic] en de knecht minnemoer, of de gelukte liefdelist. 1733




015950 - H. van den Broeke - De gelukzoekers. 1792




015960 - H. Brouwer - Het belegh van Leyden 1683




015970 - H. Brouwer - Het ontset van Leyden. 1683
Gedugte Vorst, gedenckt, Godt heeft verlengt u leven,
Om aan sijn volck een proef van sijn genaad’ te geven
Ten dienste van sijn Kerck. Hiskia moest tot heil
Van Jacobs na-saadt sijn, en leven noch een wijl.
Wanneer het valsch gerught door Hollant was gedreven
Dat door een heete koorts was uitgeblust u leven.



015980 - [Adrianus Bruggemans] - De bedrogen voogd. 1797
Wel drommels! wat is dat nou jammer dat ik gien A veur ien B ken;



015990 - Adrianus Bruggemans (naar het Frans van Charles Antoine Guillaume Pigault le Brun de l’Épinoy) - De beproeving, of de jonge echtgenooten. 1801




016000 - Adrianus Bruggemans (naar het Frans van Alexander-Vincent Pineu Duval) - Montoni, of het kasteel van Udolpho. 1799
L. Hoe lang vallen my de dagen!
A. Lang, Signora? zeg eeuwig; kunt gy u wel verbeelden dat nauwlyks zes maanden verloopen zyn, zedert men ons op den weg naar Venetien aanviel en in dit akelig kasteel voerde? - wy waren ook wel onvoorzigtig, ons, zoo geheel zonder geleide, op weg te begeeven.



016010 - Adrianus Bruggemans (naar het Frans van Alexander-Vincent Pineu Duval) - Montoni, of het kasteel van Udolpho. 1800




016020 - Adrianus Bruggemans (naar het Duits van Jos. Marius von Babo) - Peter Alexowicz, czaar van Rusland, of de zamenzweering in Moscow. 1800
O. Is het dan nog zoo vroeg, dat men hier niemand ziet noch hoort?
P. O ja, het is vroeg en duister.
O. Nacht en duisternis strijden tegen het licht, even als de ongerechtigheid tegen de deugd; en hier schijnen zij overwonnen te hebben.



016030 - Claas Bruin - Aarnout en Adolf van Egmond, hertogen van Gelder. 1716
De Vorst ontwaakt niet, schoon de glans der zonnestraalen
Het slot van Buuren met haar Vorstelyke zaalen,
Ja zelf dit hofvertrek, alwaar hy zonder schuld
Gevangen blyft, alom met heerlyk licht vervuld.



016040 - Claas Bruin - Aarnout en Adolf van Egmond, hertogen van Gelder. 1736a v
De Vorst ontwaakt niet, schoon de glans der zonnestraalen
Het slot van Buuren met haar Vorstelyke zaalen,
Ja zelf dit hofvertrek, alwaar hy zonder schuld
Gevangen blyft, alom met heerlyk licht vervuld.



016050 - Claas Bruin - Aarnout en Adolf van Egmont, hertogen van Gelder. 1736b v




016060 - Claas Bruin - Abraham’s offerhande. 1724
’k Bevind



016070 - Claas Bruin - Abraham’s offerhande. 1735
’k Bevind



016080 - Claas Bruin - Abraham’s offerhande. 1740




016090 - Claas Bruin - Spel van Abrahams offerande. 1699 ca.




016100 - Claas Bruin - De bekeering van Saulus. 1734




016110 - Claas Bruin - De bekeering van Saulus. 1743




016120 - Claas Bruin - De bekeering van Sergius Paulus, stadhouder van Cyprus. 1734




016130 - Claas Bruin - De bekeering van Sergius Paulus, stadhouder van Cyprus. 1743




016140 - Claas Bruin - Het bloeddorstig voornemen van Saulus. 1734
A. De Galileërs zyn dan, na veel wreede slagen,
Noch bezig om hun leer, vol valsheid, voor te dragen
Aan ’t domme volk, dat zich te ligt verleiden laat?
K. Gewis, Eerwaardigste; zy slaan den goeden raad,



016150 - Claas Bruin - Het bloeddorstig voornemen van Saulus. 1743
A. De Galileërs zyn dan, na veel wreede slagen,
Noch bezig om hun leer, vol valsheid, voor te dragen
Aan ’t domme volk, dat zich te ligt verleiden laat?
K. Gewis, Eerwaardigste; zy slaan den goeden raad,



016160 - Claas Bruin (naar het Frans van Jean-Bapt. Tavernier) - De deugdzaame hoveling. 1720
T. Ja Heer, myn hoop voorspelt me een zeegenryk geluk
In myne liefde I. Hoe! wilt ge u door ’t minnejuk,
Dan aan de Dochter van myn vyand overgeeven?
Myn Zoon, gy waagt die daad ten kosten van uw leeven.
T. Uw vyand? ach! wat moet ik hooren? kan de haat
Noch woeden op de zuil van ’t Koningryk? ô smaad!



016170 - Claas Bruin (naar het Frans van Jean-Bapt. Tavernier) - De deugdzaame hoveling. 1742




016180 - Claas Bruin - De dood van Johan en Garcias, of de onzydige regtspleeging van Cosmos de Medicis; groothertog van Toscanen. 1715a v




016190 - Claas Bruin - De dood van Johan en Garcias, of de onzydige regtspleeging van Cosmos de Medicis; groothertog van Toscanen. 1715b v
J. Gy hebt dan in uw jeugd den rooden hoed gekregen?
Nu kunt gy pronken met den vaderlyken zegen.
Wiens voorspraak u aan ’t hof van Romen gunstig was.
J. ’t Is zo gelyk gy zegt; maar broeder Garcias,



016200 - Claas Bruin - De dood van Johan en Garcias, of de onzydige regtspleeging van Cosmos de Medicis; groothertog van Toscanen. 1715c v




016210 - Claas Bruin - De dood van Johan en Garcias, of de onzydige regtspleeging van Cosmos de Medicis; groothertog van Toscanen. 1786




016220 - Claas Bruin - De dood van koning Saul. 1724




016230 - Claas Bruin (naar het Frans van Onbekend) - De dood van koning Saul. 1735




016240 - Claas Bruin (naar het Frans van Onbekend) - De dood van koning Saul. 1740




016250 - Claas Bruin - De dood van Paulus. 1734
Wat valt het zwaar voor vleesch en bloed,



016260 - Claas Bruin - De dood van Paulus. 1743




016270 - [Claas Bruin] - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1721
Zo moet, door zulk een daad, de dwaalstar van Oranje
Verduist’ren voor de zon van ’t albeheerschend Spanje,
Welks glans van heerschappy in ieder Ryksgebied
Het groote waereldlicht in zyne dagvaart ziet.



016280 - Claas Bruin - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1726a v
Zo moet, door zulk een daad, de dwaalstar van Oranje
Verduist’ren voor de zon van ’t albeheerschcnd Spanje,
Welks glans van heerschappy in ieder Ryksgebied
Het groote waereldlicht in zyne dagvaart ziet.
Dies laat uw’ helden-aart voor vrees noch doodschrik zwichten.
Bedenk hoe deeze dienst den koning zal verpligten,
Om u te vyzelen in top van eer en staat.
De gunst der Vorsten is een vaste toeverlaat,
Daar gy u zonder moeite en zorgen in kunt dringen,
’t Geen dikwils jaaren kost aan duizend hovelingen.
Een schoot in ’t hoofd, of ’t hart van ’t hoofd der muiters, kan
U geeven wat ge wenscht. Tref dan den aardstiran,
En met hem eene reeks van trotse dwingelanden,
Die tegens hunnen Heer moetwillig t’samenspanden;
Waar door gy Nederland van ’t grootst’ gevaar behoed.



016290 - [Claas Bruin] - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1726b v




016300 - Claas Bruin - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1746a v
Zo moet, door zulk een daad, de dwaalstar van Oranje
Verduist’ren voor de zon van ’t albeheerschend Spanje,
Welks glans van heerschappy in ieder Ryksgebied
Het groote waereldlicht in zyne dagvaart ziet.



016310 - [Claas Bruin] - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1746b v
Zo moet, door zulk een daad, de dwaalstar van Oranje
Verduist’ren voor de zon van ’t albeheerschend Spanje,
Welks glans van heerschappy in ieder Ryksgebied
Het groote waereldlicht in zyne dagvaart ziet.



016320 - [Claas Bruin] - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1746c v [= 1747]
Zo moet, door zulk een daad, de dwaalstar van Oranje
Verduist’ren voor de zon van ’t albeheerschend Spanje,
Welks glans van heerschappy in ieder Ryksgebied
Het groote waereldlicht in zyne dagvaart ziet.



016330 - Claas Bruin - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1746d v




016340 - Claas Bruin - De dood van Willem den Eersten, Prins van Oranje. 1781




016350 - Claas Bruin - De edelmoedigheid van David aan koning Sa¨l. 1724




016360 - Claas Bruin - De edelmoedigheid van David aan koning Sa¨l. 1735




016370 - Claas Bruin - De edelmoedigheid van David aan koning Sa¨l. 1740




016380 - Claas Bruin - De gestrafte hoogmoed van koning David. 1724




016390 - Claas Bruin - De gestrafte hoogmoed van koning David. 1735




016400 - Claas Bruin - De gestrafte hoogmoed van koning David. 1740




016410 - Claas Bruin - De grootmoedigheid van Epaminondas, veldheer der Thebaanen. 1722
De zon van zege schynt met flikkerende straalen
Na eenen nacht van stryd: dus moest de trotsheid daalen
van vorst Cleombrotus, die nu verslagen legt,



016420 - Claas Bruin - De grootmoedigheid van Epaminondas, veldheer der Thebaanen. 1723




016430 - Claas Bruin - Lucius Junius Brutus, grondlegger der Roomschen vrijheid. 1710




016440 - Claas Bruin - Grondlegging der Roomsche Vryheid. 1713
Hoe lastig valt het voor ee nedelmoedig hert,
’t Gevoelen van zyn leed in ’t midden van de smert,
In al zyn daaden en gewigtige gepeinzen,
In weerwil van natuur te dekken en te ontveinzen?



016450 - Claas Bruin - Lucius Junius Brutus, grondlegger der Roomschen vrijheid. 1716
Hoe lastig valt het voor een edelmoedig hert,
’t Gevoelen van zyn leed in ’t midden van de smert,
In al zyn daaden en gewigtige gepeinzen,
In weêrwil van natuur te dekken en te ontveinzen?



016460 - Claas Bruin - Lucius Junius Brutus, grondlegger der Roomsche vryheid. 1754
Hoe lastig valt het voor een edelmoedig hert,
’t Gevoelen van zyn leed in ’t midden van de smert,
In al zyn daaden en gewigtige gepeinzen,
In weêrwil van natuur te dekken en te ontveinzen?



016470 - Claas Bruin - Het lyden van Paulus en Silas, in de kerker te Philippis. 1734




016480 - Claas Bruin - Het lyden van Paulus en Silas, in de kerker te Philippis. 1743




016490 - Claas Bruin - Paulus voor Felix en Drusilla. 1734




016500 - Claas Bruin - Paulus voor Felix en Drusilla. 1743




016510 - Claas Bruin - Spiegel van edelmoedige vriendschap. 1715a v




016520 - Claas Bruin - Spiegel van edelmoedige vriendschap. 1715b v




016530 - Claas Bruin - Spiegel van edelmoedige vriendschap. 1737




016540 - Claas Bruin - De verhinderde wraak van Cajus Martius Coriolanus. 1720
V. Coriolanus zal ’t zich nimmer onderwinden;
Dies laat uw achterdocht.... T. Ik zie hem met zyn vrinden.
Men hou’ zich stil, en schuil’ hier achter deeze tent;
Zo word ons de uitslag van hun samenspraak bekent.
V. Gy zult den Veldheer door dit misvertrouwen hoonen,
Indien hy ’t word gewaar. T. Wil u gehoorzaam toonen.
Voorzigtigheid heeft nooit een’ Oppervorst berouwt,
Als hy zyn leger aan een vreemdeling vertrouwt.



016550 - [Claas Bruin] - De verhinderde wraak van Cajus Martius Coriolanus. 1738
V. Coriolanus zal ’t zich nimmer onderwinden;
Dies laat uw achterdocht... T. Ik zie hem met zyn vrinden.
Men hou’ zich stil, en schuil’ hier achter deeze tent;
Zo word ons de uitslag van hun samenspraak bekent.
V. Gy zult den Veldheer door dit misvertrouwen hoonen,
Indien hy ’t word gewaar. T. Wil u gehoorzaam toonen.
Voorzigtigheid heeft nooit een’ Oppervorst berouwt,
Als hy zyn leger aan een’ vreemdeling vertrouwt.



016560 - Claas Bruin - De verhinderde wraak van Caius Martius Coriolanus. 1766




016570 - Claas Bruin - De verlossing van Sadrach, Mesach en Abednego. 1724




016580 - Claas Bruin - De verlossing van Sadrach, Mesach en Abednego. 1735




016590 - Claas Bruin - De verlossing van Sadrach, Mesach en Abednego. 1740




016600 - Claas Bruin - Vlucht van Moses uit Egipte. 1724




016610 - Claas Bruin - Vlucht van Moses uit Egipte. 1735




016620 - Claas Bruin - Vlucht van Moses uit Egipte. 1740




016630 - Bernardus Brunius (naar het Engels van William Shakespeare) - Cajus Marcius Coriolanus. 1782




016640 - [Bernardus Brunius] (naar het Engels van William Shakespeare) - Marcus Antonius en Cleopatra. 1781 ca.




016650 - [Bernardus Brunius] (naar het Engels van William Shakespeare) - Richard de Tweede, Koning van Engeland. 1781 ca.




016660 - [Bernardus Brunius] (naar het Engels van William Shakespeare) - De twee edellieden van Verona. 1781 ca.




016670 - [Bernardus Brunius] (naar het Engels van William Shakespeare) - Het tweede deel van Koning Hendrik de Vierde behelzende deszelfs dood, en de krooning van koning Hendrik den Vyfden. 1782




016680 - Bernardus Brunius (naar het Engels van William Shakespeare) - Veel leven over niets. 1782




016690 - H. Bruno & W. v. Sander (naar het Frans van Jean Louis Ignace de la Serre) - Thomas Morus. Treursp. ofte verwinninge van geloof en stant-vastigheydt. 1660




016700 - Arnoldus Brusse - Alcest, of de beloonde vaderliefde. 1791




016710 - Hendrick de Bruyn-beeck - Een klucht, van de Vyaensche reys. 1649




016720 - Frederik de Bruyn - De beproeving, of standvaste min van Leander. [...] Naar de orig. druk. 1699 ca.




016730 - Frederik de Bruyn - De beproeving, of standvaste min van Leander. 1750 ca.




016740 - Frederik de Bruyn - Kondodad, of de triumpheerende edelmoedigheid. 1750 ca.
Doorluchte Marzavan, in wiens gelaat de trekken
Van aanzien, Eer, gezag, en grootheid zyn te ontdekken
Wat is Diarbekir aan uwen arm verplicht,
Dien sterken arm, die noch voor list nog krygsmacht zwicht.
Hoe plant ge steeds, met moed, de blyde Zegevanen
In ’t neergeslagen Heir, der stryd’bre Perzianen
Daar gy verheerlykt om uw dapp’ren Oorlogsdaân,
Geheel ons Vaderland doet in verwondring staan.



016750 - Frederik de Bruyn - De tririumpheerende Schouwburg. 1783




016760 - Jan Bruyn - Aruntius. 1761
An: Wie zien myne oogen! ’t is Porsenna’s grooten Zoon!
Ar: Zyt gy ’t myn Voedsterheer? wat blyde ontmoeting, Goôn!



016770 - [Dirck Buysero] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De aerdige bedriegerijen van Schapin. 1675 ca.
O onverwagte maer voor mijn verliefde hart!
Ach! ick zie niet te moet als d’aldergrootste smart
Te lijden van dees eeuw; vermits ik al mijn hoopen,
Nu dat mijn vader komt, met rampspoet sal bekoopen.



016780 - Willem van Bruyningen - Vlaemsche klucht: van sinjoor Jakus Smul, hoe dat hij wert verraen, en met sijn blote neers moest in de spinde staen. En hoe Kallijn Flep-muts van hem wiert uytgestreken, ende aen Joos (haer man) haer voet van ’t bed moet steken. 1645
Nu moet ik wederom van dage lustich werken,
En ziet my luye vod’ blijft slapen als een verken



016790 - A. van Bulderen (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Het school van de mannen. 1678 ca.
Myn Broer, soo ’t u belieft ’t is langh genoeg gepraet,



016800 - H. van Bulderen - De bedroge dienstmaegd, of verkogte trou. 1675




016810 - H. van Bulderen - Verkogte trou, of bedroge dienstmaegt. 1716




016820 - H. van Bulderen - Spreekende geest van Jan de Wit, verschenen op het Theatrum van de werelt. 1673 ca.
Ach! ongeluckige, waer ben ick toe gekomen;
Mijn eer, mijn faem, mijn glans, mijn rijckdom is ontnomen?
Mijn ziel die wort geknaeght, ick smelt schier dooor [sic] de pijn,
Ay my! ay my! sal hier dan noyt geen uytkomst zyn?



016830 - Joh. Buma - Boere bruiloft, of het huwelijk van Modde-worst en Griet Beerdberg. Met geschiedkundige aanmerkkingen en koperen platen. 1767




016840 - Joh. Buma - De vink in ’t net, of Louw Robberts bedrogen. 1767




016850 - Is. Jacobsz. Burchoorn - Bataviersche mey-spel. 1632




016860 - R. van Buren (naar het Latijn van Lucius Annaeus Seneca) - Hyppolytus, of gemartelde kuysheyt. 1655




016870 - Herman van den Burg - De gehorende schout. 1712




016880 - Herman van den Burg - De gehoornde schout. 1718




016890 - Herman van den Burg - Herderszang op de vrede. 1713




016900 - [P. Burman] (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De geleerde vrouwen. 1713
Myn Zuster, is dan die bekoorelijke naam
Van Vryster aan uw geest niet langer aangenaam?
En kittelt gy uw hart met haast in d’echt te leven?
Kan zoo gering een zaak uw ziel genoegen geven.



016910 - P. Burman (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De geleerde vrouwen. 1723




016920 - Dirck Buysero (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De aerdige bedriegerijen van Schapin. 1679 ca.
O onverwagte maer voor mijn verliefde hart!
Ach! ick zie niet te moet als d’aldergrootste smart
Te lijden van dees eeuw; vermits ik al mijn hoopen,
Nu dat mijn vader komt, met rampspoet sal bekoopen.



016930 - Dirck Buysero (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De aerdige bedriegerijen van Schapin. 1690 ca.




016940 - Dirck Buysero (naar het Latijn/Frans van Titus Maccius Plautus en Jean Baptiste Poquelin Molière) - Amphitrvo. 1679
Wie daar? ik beef van angst. goet vrient. ik zoek geen twist.
Ha! welk een stoutheid, welk een onvertsaagdheid is ’t,
In zulk een donk’ren nacht te doolen langs de straaten!
War speelt mijn heer my nu een pots, hy moet my haaten,



016950 - Dirck Buysero (naar het Latijn/Frans van Titus Maccius Plautus en Jean Baptiste Poquelin Molière) - Amphitruo. 1680
A. Al zoetjes Nacht, wilt noch wat draalen,
Jupijn heeft iets aan my belast,
’t Geen ik in ’t korte u moet verhaalen.
N. Zijt gy ’t Merkuur? gezwinde gast,
Wat doetg’ in dit postuur, dat u zoo weinig past?
[...]
Wie daar? ik beef van angst. goet vrient. ik zoek geen twist.
Ha! welk een stoutheid, welk een onvertsaaghdeid is ’t,
In zulk een donk’ren nacht te doolen langs de straaten!
War speelt mijn heer my nu een pots, hy moet my haaten.
[...]
Terwijl Jupijn, die vast de schoon Alkmene streelt,
En daar Amphitruo, haar eigen man, verbeelt,
My, Mayaas zoon, heeft tot een makelaar genomen
Van zijne min, ben ik in dit gewaad gekomen
Van Sosia, die ’k af zal drijven van deez’ kust;
Om onze minnaars niet te stooren in haar lust.



016960 - Dirck Buysero - Arete, of stryd tusschen de plicht en min. 1692
P. Myn Heer



016970 - Dirck Buysero (naar het Frans van Paul Scarron, naar Alonso de Castillo Solórzano) - Arlekyn, versierde erfgenaam. 1719
Ik wil de liefde laten varen,
En houden ’t met den Rynschen Wyn.
Ik wil met Lysje één Oor paren;
En haren trouwen dienaar zyn.



016980 - Dirck Buysero (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, Koning van Tyrus. 1678
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaen
Ten minste wat het is, dat u zo weg doet gaan?
Waarom myn komst gemijdt? waer kon ick u mishaegen?
Spreeck, gaf ick u oit stof om over my te klaegen?



016990 - [Dirck Buysero] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, Koning van Tyrus. 1679
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaen
Ten minste wat het is, dat u so weg doet gaan?
Waarom myn komst gemijdt? waer kon ick u mishaagen?
Spreeck, gaf ick u oyt stof om over my te klagen?



017000 - [Dirck Buysero] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, koning van Tyrus. 1693a v
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaan
Ten minste wat het is, dat u zo weg doet gaan?
Waarom myn komst gemyd? wat kon ik u mishaagen?
Spreek, gaf ik u oit stof om over my te klaagen?



017010 - Dirck Buysero - Astrate, koning van Tyrus. 1693b v
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaan?
Ten minste wat het is, dat u zo weg doet gaan?
Waarom myn komst gemydt? wat kon ik u mishaagen?
Spreek, gaf ik u oit stof om over my te klaagen?



017020 - [Dirck Buysero] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, Koning van Tyrus. 1697
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaen
Ten minste wat het is, dat u so weg doet gaen?
Waerom mijn komst gemijdt? wat kon ik u mishagen?
Spreek, gaf ik u oyt stof om over my te klagen?



017030 - [Dirck Buysero] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, Koning van Tyrus. 1720
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaan?
Ten minste wat het is, dat u zo weg doet gaan?
Waarom mijn komst gemydt? waar kon ik u mishaagen?
Spreek, gaf ik u ooit stof om over my te klaagen?



017040 - Dirck Buysero (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, Koning van Tyrus. 1744
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaan,
Ten minste wat het is, dat u zo weg doet gaan?
Waarom myn komst gemydt? wat kon ik u mishaagen?
Spreek, gaf ik u oit stof om over my te klaagen?



017050 - Dirck Buysero (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De bedriegeryen van Schapin. 1733




017060 - Dirck Buysero - Tafelspelletje ter bruilofte van den edelen Heere Antony Tael. en Jonkvrouwe Brechtland Brasser. 1691
Ik kom met Venus hier van boven nederdaalen
Daer ’t blyde Bruilofsbed ’t verliefde Paar verwacht
Om op het vriendlykste in te haalen.
Wat dag haelt hy dees schoone nacht?
Ziet hoe het Bruidje lacht met putjes op de kaaken
Terwijl de Bruidegom van kuische liefde brand.
Komt hier gy lachjes en vermaeken,
Danst om het vrolijk Ledekant.



017070 - Dirck Buysero - Tafelspelletje ter bruilofte van den edelen Heere Antony Tael. en Jonkvrouwe Brechtland Brasser. 1691
Hoe zeer Bellone brult in ’t midden van de zwaerden,
Daer ’t veld alom bezaeit met bloedige standaerden,
En scheltrompet geklank, en grof metael verwoed,
De wolkerige lucht van weerklank galmen doet;
Kan mijne Zanggodin zig echter niet bedwingen
In ’t woeden van den Krijg een Minnetoon te zingen.
’t Zijn geen Pistolen, die hier Venus Zoontje schier,
Wanneer uyt Lantjes oog doe lieve tweeling koolen
De Borst des Bruidegoms ontvonken, als hy ziet
In ’t medelijdend hart de vlammen lang verholen:
Dit geeft den Minnaer moet, die dus zijn dienst haer bied.



017080 - Dirck Buysero - De gezusters, of de bewoge huwelyks-haatsters. 1716
Ia zeldzaam is ’t, als ik u heb gezegt Monfreer,
Dat Juffers van de jeugt af delicaat, en teer,
En hoflijk opgevoet, zijn van geen min te raken!
Maar heel verlieft op manlyke oeffeningen blaken,
Als had natuur in haar juist averegts gewerkt.



017090 - Dirck Buysero (naar het Latijn van P. Terentius Afer) - Pub. Terentii Heautontimorumenos, ofte selfs-qeller [sic], in Nederd. rijmen. 1662
Hoewel de kennisse nu korts is by gebrocht;



017100 - Dirck Buysero (naar het Frans van Philippe Quinault) - De min- en wynstrydt. 1697
L. Entre nous, je le dis tout bas,
On sent des maux qu’on n’ose dire;
[...]
D. ’T is goet te zien dat gy in Vrankijk zijt geweest;
Maar ik ben te dom van geest,
En kan het Frans zoo wel niet als het Duits beseffen.



017110 - [Dirck Buysero] (naar het Frans van Philippe Quinault) - De min- en wynstrydt. 1717
Van waar komt dees’ verandering?
Myn hart, dat van genuchten
Voorheen gedurig zwanger ging,
Helaas! loost niet als bange zuchten:
Van waar komt dees’ verandering?



017120 - Dirck Buysero (naar het Frans van Philippe Quinault) - Min- en wyn-strydt. 1719
[...]
D. ’t Is goed te zien dat gy in Vrankryk zyt geweest;
Maar ik ben te dom van geest,
En kan het Fransch zo wel niet als het duitsch bezeffen.
L. Wel aan dan, nu je ’t zo verstaat,
Zal ik een Duitsche deun opheffen,
Gelukkig ben ik zo ze u slechts ter harte gaat.



017130 - Dirck Buysero - De Ryswyksche vredevreugd. 1697a d
Vreede! Vrede in onze dagen,
Klinkt alom de schelle Faam.
Deze Zon ryst aangenaam
Uit al d’oorlogs onweervlagen.
Vrede, Vrede in onze dagen,
Klinkt alom de schelle Faam.



017140 - Dirck Buysero - De Rijswijksche vredevreugd. 1697b d
Vreede! Vrede in onze dagen,
Klinkt alom de schelle Faam.
Deze Zon rijst aangenaam
Uit al d’oorlogs onweervlagen.
Vrede, Vrede in onze dagen,
Klinkt alom de schelle Faam.



017150 - Dirck Buysero - De triomfeerende min. 1680
Ziet hier Kupido inveen ongewoone stant.



017160 - Dirck Buysero - De triomfeerende min. 1680 ca.




017170 - Dirck Buysero - De verliefde poëet. 1721
H. WEl Radegond, dat hebt gy uyt de kunst geklaart,
Dogh Ligtharts knegt is na myn dunkt ook prysens waard,
Dat hy zoo net van pas het briefjen onderschepte,
En u verstond, zoo haast als gy uw handen repte.



017180 - [Dirck Buysero] - De vryadje van Cloris en Roosje. 1688
C. Zoete en alderliefste Roosje,
Zielsbeminde, lieve troosje,
’k Bid u, blyft een weinig staan.
R. ’k Zeg u, Cloris, laat my gaan,
’k Moet myn Schaapjes gaan verweien.
C. Engel, laat ik u geleien.
R. ’t Is niet noodig, blyft maar hier.



017190 - [Joh. Bruynestein / Dirck Buysero] - De schoonste, of het ontzet van Schevening. 1717
G. Waarom hebtge Triton, nu zo lang op je hooren geblazen
Of wast om my ’t slapen te beletten door uw razen,
Zal ik met u nooit konnen leven in vrêe?
Of benyd ge my neffens u te bewonen de zee?



017200 - Joh. Bruynestein / Dirck Buysero - Het zeemonster bevochten en overwonnen. 1683




017210 - [Dirck Buysero (NVA)] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Astrate, koning van Tyrus. 1670
Hoe, schuwtge my Astrate, en mag men niet verstaen
Ten minste wat het is, dat u zo weg doet gaen?
Waerom mijn komst gemijdt? waer kon ik u mishaegen?
Spreek, gaf ik u oit stof om over my te klaegen?



017220 - Dirck Buysero (uitg. Jan van Hoogstraten [of Jan van Hoven?]) - De geschaakte gezusters. 1716 ca.
T. WEet gy Aanschouwers, wie gy ziet?
Ik ben de praal der Zanggodinnen,
Wel waard om myn vermaak te Minnen;
Ik ben noch onlust, noch verdriet:



017230 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - Het boere opera, of Kloris en Roosje. 1700




017240 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - Het boere-operaatje, of de bruyloft van Kloris en Roosje. Klucht-spel met zang en dans. 1706




017250 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1707a




017260 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1707b
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?



017270 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1707c
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank, gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017280 - [Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp] - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1707d




017290 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - Het boere-operaatje, of de bruyloft van Kloris en Roosje. 1712 ca.
Ben ik niet een kittig Haantje,
En is ’t niet over tijd dat ik uit vryen peur?
Ik ben soo blank gelijk een Swaantje,
En dat is der Vrouwen keur:



017300 - [Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp] - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1720 ca.
Ben ik niet een kittig Haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zoo blank, gelyk een Zwaantje,
En dat is der Vrouwen kleur:



017310 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1727
Ben ik niet een kittig Haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zoo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der Vrouwen keur:



017320 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1730




017330 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1730 ca.
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank, gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017340 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1731
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank, gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017350 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743a v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen keur:



017360 - [Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp] - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743b v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen keur:



017370 - [Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp] - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743c v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017380 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743d v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017390 - [Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp] - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743e v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017400 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743f v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017410 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1743f v
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen keur:



017420 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - Boere opera, of Kloris en Roosje. 1760




017430 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - De bruiloft van Kloris en Roosje. 1781
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017440 - Dirck Buysero / Jacob van Ryndorp - Een vermakelyke boeren bruyloft 1750 ca.
Ben ik niet een kittig haantje,
En is ’t niet over tyd dat ik uit vryen peur?
Ik ben zo blank, gelyk een Zwaantje,
En dat is der vrouwen kleur:



017450 - Dirck Buysero ~ of C. Sax - Arlekyn door liefde. 1715 ca.
G. Wel Joost, weet gy voor my geen raad,
In deezen myn bedroefde staat?
Dat ik myn Izabel kan spreeken?
Ik zal my noit aan u weer wreeken,



017460 - J.D.E. Buzaglo (naar het Duits van Onbekend) - De edele hartstogten, of de zonderlinge ruiling. 1793




017470 - J. de Byl - Camos, of d’Euxartze verwoestinge. 1750 ca.
Rampzalig noodlot van myn half verkragten staat!
Wat brouwd gy gruwelen! en stapeld kwaad op kwaad,
De Zuylen van myn Throon; de Ridderen en Grooten,
Diue eer myn zyde styfde; in ’t woên der donderklooten,



017480 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - Adelheide. [Toneelspel voor kinderen]. 1777




017490 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De bekwame leermeester. 1777




017500 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De belachelijke inbeelding. 1777




017510 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - De dwaaze verkiezing. 1777




017520 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De gelukkige herstelling. 1777




017530 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De gestrafte grootspreker. 1777




017540 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - De geveinsde 1777




017550 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De kinderpokken. 1777




017560 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - Kleed zonder galonnen. 1777




017570 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De kleine gouvernante. 1777
Wel nu juffertje! zult ge dan doen dat ik zeg?..... wilt ge u wel regt houden?..... ik vermoei me vergeefs om u een bevallig voorkoomen te geeven, want ik vind u dom genoeg om het telkens te vergeeten.... Ha, ha! ik merk wel dat ge ’er niet meêr om denkt dat ik Gouvernante ben, en dat deeze het regt heeft van zich te doen gehoorzaamen.......



017580 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De menuët. 1777




017590 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - Het ontdekte spook. 1777




017600 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De snoepsters. 1777
J. Francyntje komt nog niet om ons eeten te geeven, en ’t is al twaalf uuren.
M. ’k Geloof het wel! Vader heeft ’er om een verre boodschap uitgestuurt, maar wil ik hem vraagen, of hy ons eeten wil geeven?
J. Wel ja, dat zou wat weezen, hy zou ons een stuk geeven, en ik lust nu geen stuk: maar hoor, ik weet wat; Mevrouw Dulac, heeft Vader gisteren een Mangeltaart en een pot met Confituuren gestuurt; Jacob heeft ’t me flus verteld.



017610 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - De speeler. 1777




017620 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - De stiefmoeder. 1777




017630 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De styfhoofdige. 1777




017640 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De vernederde hoogmoed. 1777




017650 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - Verstandige zoon. 1777




017660 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] (naar het Frans van Alexandre Guillaume Mouslier de Moissy) - De vertaaling. 1777
F. De drommel haal dat woord. Gigas..... och! die vertaaling doet my zweeten.... gigas, gigas... Zuster, weet gy niet wat het woord gigas zeggen wil?
M. Gigas;.... laat zien;.... wel ja, schaapenbout. Zie maar in de Dictionaire.
F. Ha.. ha.. ha! dat is schoon gevonden! Hoe komt een schaapenbout in de Psalmen van David te pas? Myn Thema is eene verklaaring daar over; en myn Dictionaire heb ik niet by de hand.



017670 - [D.S.C. [= C. Swaberland]] - De wangunstige. 1777




017680 - C.H. - De bisschop voor Groningen. 1722 ca.
Wat dreygt de ondergang van ’t groot Carthagoos vesten?
Wat stort’ dien steylen kruyn, waer door dat sy ten lesten,
Haer ondergang aenschout’, als sich in vlam en roock
Die luyster, eer en roem begroef en nederdoock?



017690 - C.H. - De bisschop voor Groningen. 1722 ca.
Wat dreygdde d’ondergangh van ’t groot Carthagôs vesten?



017700 - C.H.S. - Den verdrukten vaderlander, herstelt. 1800




017710 - C.v.B. - Klucht van Lammert met syn neus. 1641a v
L. Hoort Wijf eer ick vertreck heb ick noch wat te segghen,
Komt hier en luystert gau, ick saltje gaen uytlegghen.
W. Wel mijn Lammert-vaer wel al wat ghy my gebiet
Soo veer ’t is in mijn macht, ’k en sal het laten niet.



017720 - C.v.B. - Klucht van Lammert met syn neus. 1641b v




017730 - C.v.B. - Klucht van Lammert met syn neus. Den tweeden druck. 1645
L. Hoort Wijf, voor mijn vertreck moet ick u noch wat seggen,
Komt hier en luystert gaeu, ick saltje gaen uytleggen.
W. Wel wel mijn Lammert-vaer al wat ghy my gebiedt,
Soo verr’ ’t is in mijn macht, ’k en sal het laten niet.



017740 - Colijn Cailleu - Die geboorte van Vrou Margriete. 1599 ca.




017750 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken - ’t Bataafsch Atheene. Voorspel, gevolgt door de liefde van Mercurius en Herse, of de herschepping van Aglauros, ter gelegenheid van de verjar. van Sophia Frederika Wilhelmina, princesse van Oranje [...] 1770




017760 - [Maria Geertruida de Cambon - van der Werken] (naar het Frans van Abbé Bruté de Loirelle) - De bevredigde vyanden. 1772
A. Komt gy, myn Heer! ons in ’t eind het vonnis onzer dood aankondigen?
V. Ik, myne waarde Adelaïde! Waant gy my bekwaam tot het volbrengen van dien barbaarschen last? Laas! wat wekt in u een denkbeeld zo vol afgryzen?




017770 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken - Het dorpfeest, [...] ter gelegentheid der gezegende geboorte van haare doorluchtige Hoogheid, Mevrouwe de Princesse van Oranje en Nassauw, enz. enz. enz. 1770 ca.




017780 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans van Joseph Gaspard Dubois-Fontanelle) - Ericia, of de Vestaale. 1770 ca.




017790 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Hamlet. 1778 ca.




017800 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Hamlet. 1779




017810 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Hamlet. 1786




017820 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans van Pierre Augustin Caron de Beaumarchais) - Het huwelyk van Figaro, of de dag van de zotheyd. 1786




017830 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans van Pierre Augustin Caron de Beaumarchais) - Het huwelyk van Figaro, of de dag van de zotheyd. 1789




017840 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans van Guymond de la Touche) - Iphigenia in Tauris. 1771
ô Goon! die ’k beevend smeek voor dees gewyde Altaaren,
Wilt myn standvastigheid, die gy beproeft bewaaren,
Ontwind den naaren Droom, de myne ziel ontstelt!
Zou hy geen teken zyn waar door ge uw toorn voorspelt?



017850 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Koning Lear. 1786




017860 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Koning Lear. 1791a v




017870 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Koning Lear. 1791b v




017880 - [Maria Geertruida de Cambon - van der Werken] (naar het Frans van Nicolas-Sébastien Roch de Chamfort) - De koopman van Smirna. 1770




017890 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans van Nicolas-Sébastien Roch de Chamfort) - De koopman van Smirna. 1776




017900 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken - De morgenstond. Voorspel [bij] de geboorte van Willem VI. 1772




017910 - [Maria Geertruida de Cambon - van der Werken] - Het nieuwe jaar. 1770 ca.
Welk een slag voor my! een bankroet van twee duizend guldens, en dat noch in een tyd, dat ik myne Dochter uit gaa trouwen!



017920 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken (naar het Frans van Jean François Ducis) - Oedipus aan het hof van Admetus. 1790 ca.




017930 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken - De offerhande der Bataafsche veldedelingen aan Apollo 1770




017940 - [Maria Geertruida de Cambon - van der Werken] - Waar is ’t gezond oordeel? 1772




017950 - Maria Geertruida de Cambon - van der Werken - De zege-praal der min. 1767




017960 - Joannes Franciscus Cammaert - Adam ende Eva, uyt het lust-paradys gejaegt, in ballingschap. Aller-treurspelen-treurspel. 1746




017970 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van David Augustin de Brueys) - Den advocaet Patelin. 1754
Het gaet dan vast, schoon ick geen’ stuyver heb, te maecken
Een kleed, en van het oud’ geheel in’t nieuw te raeken
Selfs op deês dag. Het is waerachig al soo goed
Melaets te syn als arm, en sonder kleed’ren. Bloed!



017980 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Michel Jean Sedaine) - Alles bedenken wy niet altyd. 1763




017990 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean François Marmontel / Charles Simon Favart) - Annette en Lubin. 1762




018000 - Joannes Franciscus Cammaert - Belphegor, vervormden helgeest, ofte ondersoecker van het leven der vrouwen. 1754




018010 - Joannes Franciscus Cammaert - Bloedige martel-kroon, ofte Maria Stuart, koninginne van Schotland, gebylt door kroonsucht van Elisabeth, koninginne van Engeland. 1747
Prins, Norfolks-hertog heeft my nu verscheyde maelen
Ontboden: syne borst doorgloeden nieuwe straelen
Van liefde, ’t zy uyt trouw’ oft sucht der kroon ontstaen.
Den Graef, Mouray, kan (nu wy t’saem hier spreken) aen-
Licht-hooren ons besluyt: hy moet om staetsche reden
En laecken van de kroon deês Hofzael binne-treden.



018020 - Joannes Franciscus Cammaert - Bloedige martel-kroon, ofte Maria Stuart, koninginne van Schotland, gebylt door kroonsucht van Elisabeth, koninginne van Engeland. 1750




018030 - Joannes Franciscus Cammaert - Bloedige martel-kroon, ofte Maria Stuart, koninginne van Schotland, gebylt door kroonsucht van Elisabeth, koninginne van Engeland. 1785 ca.
Prins Norfolk



018040 - Joannes Franciscus Cammaert - Bloedige nederlaeg ende dood van Saul, koning van Israel. 1751




018050 - Joannes Franciscus Cammaert - Constantinus Rooms-keyser, de onnooselheyt van synen sone, Crispus, ende de boosheyt van syne vrouwe, Fausta, straffende. 1750
Op, moed’ge Helden, op: de Duytse-kroon-vyanden
Moet men bloed-dorstend’ en moordsuchtig aen-gaen-randen
En hunne trotse waen verdrucken. Den Romyn
Moet zyn in ’t bloed versmoort; den Soon van Constantyn
Als overwonne Slaef g’hecht aen myn’ zegewagen...



018060 - Joannes Franciscus Cammaert - Constantinus roomsch keyser, de onnooselheyd van zynen zone Crispus, ende de boosheyd van zyne vrouwe, Fausta, straffende. 1773




018070 - Joannes Franciscus Cammaert - David, zegepraelende op Goliath. 1750 ca.
Uw’ onverwagte komst my, Abner zeer verwonder
Bevreest of Goliath weêr hadde uytgedondert
Zyn smaed op Israël, en myne macht getemt,
En door zyn woedend zwaird, in d’ysre vuyst beklemt
Myn strydb’re heyr-schaer had verslagen en geschonde
Dus, bid ik, my verklaerd waerom gy word bevonden,



018080 - Joannes Franciscus Cammaert - David zegepraelende op Goliath. 1751




018090 - Joannes Franciscus Cammaert - David, zegepraelende op Goliath, bli-eyndig treurspel, getrokken uyt de H. Schrifture. 1751 ca.




018100 - Joannes Franciscus Cammaert - David zegepraelende op Goliath. 1773




018110 - Joannes Franciscus Cammaert - David zegepraelende op Goliath. 1774




018120 - Joannes Franciscus Cammaert - Den deserteur. 1771




018130 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Charles Simon Favart) - De dochter qualyck bewaert. 1767




018140 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Pierre Corneille) - Dood-baerende stantvastigheyt in den graeve van Essex onder Elisabeth, koninginne van Engeland. 1750




018150 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Florent Carton Dancourt) - De dry verliefde nichten. 1757
Waerlyck, myn Heer Baillu, gy zyt een’ Man vol deugden,
Vol breyn, vol geest, die myn heel huysgesin tot vreugden
En troost verstreckte, ’k bid, gedenckt ’t geên gy myn’ Man
Belooft hebt voor syn dood, dat gy de sorge van
Heel myn Familie met myn soud helpen draegen.



018160 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Esther ofte opgang van Mardocheus ende ondergang van Aman. 1749




018170 - Joannes Franciscus Cammaert - Gestrafte minlust, ofte rampsaelige ontrouw in Maria van Arragon, vrouwe van den roomschen keyser Otho den derden. 1750




018180 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - Den heere de Pourceaugnac. 1754




018190 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Onbekend) - Den hervonden man. 1757
Waer’lyck, myn Heer, de liefd’, en dat geduerig vryden
Is niet dan dwaesheyt. Als gy vry waart, g’had geen lyden,
’T scheen, dat al’t aerds-geluck in uw gebieden stont:
Wel, waerom blyft gy niet daer g’u soo wel bevond?



018200 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Onbekend) - Den hoogmoedigen. 1757
P. Bloed! is Liset’ nog niet gekomen? soude dese
Arglistige myn komst wel tot een’ spot doen wese
My self hier gevende den Randevou?... sacht, sy
Is daer. L. Myn Vriend, Pasquin, uw Dienaeres. P. Siet my
Uw’ Dienaer desgelyck: ha, Dienstmeyt van soo schoone
Liefd-waerdige Meesters’. L. Om danckbaer te beloone
Dees complimenten, my ontbreeckt welsprekentheyt,



018210 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean-François Guichard) - Den hout-kliever, ofte de dry wenschen. 1770
C. Wat een onnooselheyt!... wat is sy lief en net!
S. Ag! zyt het gy, Colin? C. Ag! zyt het gy, Suzet’?
S. Ja, waerelyck, maer ’k gaen weêr spoedig henetrede.
Ey! wilt een’ oogenblick vertoeven op myn bede.



018220 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Joas seven-jaerig koning van Juda; van de moord bevrijd door Josoba, opgevoed onder het bestier van Joiada, en vruchteloos vervolgt door Athalia. 1748
Ick ben naer oude g’woont deês Tempel in-getreden
Om tot den waeren God te stieren myn’ gebeden,
En deês vermaerde feest met u te vieren gaen
Van dat wy op den Berg hebben de wet ontfaên.



018230 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Michel Jean Sedaine) - Den koning en den pachter. 1764
Ick weet niet waer my hene-wende,
’K weet niet waer ick myn’ stap set vry:
Eenen slag is al’ deês elende
Erger nog als de dood voor my.
Waer ick myn oog keer t’aller zyde
Verdriet ende ramp my bestryde!
Ick voel, dat myn ziel in veel lyde
Kiesen wilt, ag! en niet kan sy.



018240 - [Joannes Franciscus Cammaert] (naar het Frans van Michel Jean Sedaine) - Den koning en den pachter. 1768
Ik weet niet waar ik my heene wenden,
Ik weet niet waar ik zal heene gaan,
Deesen slag voor my vol elenden,
Doet nog meer als de dood my aan,



018250 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Nicolas Médard Audinot) - Den kuyper. 1768
F. Neên, Ick en wil niet. Neên, neên, Ick en wil niet. Colin, laet my vry. Neên. Gaet dog heên, Gaet maer heên. Laet my vry, gaet maer heên.
C. Maer, maer den Droes! Om welke reden Aen myn hert, ’T geen verlieft gy siet, Kont gy doen Sulk ong’rechtigheden? Geeft uw’ hand aen my.



018260 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Charles Simon Favart) - Landloopster. 1762




018270 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Onbekend) - Den lands-soldaet. 1770
C. Wat, noyt moede, Wat! Lucas sal volgen gaen, Niets doet spoede, Wy sullen, sullen ’t sien-aen
L. Ja noyt moede, Ja, Lucas sal volgen gaen, ’t Doet m’al spoede, Maecken wy een eynd’ daer-aen



018280 - Joannes Franciscus Cammaert - Mahomet den tweeden, Turcks-keyser, ofte moord-baerende liefde, uytgevrocht in Irena prinsesse van Griecken. 1748




018290 - Joannes Franciscus Cammaert - Landloopster. 1764




018300 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Charles Simon Favart) - Ninette in het hof, of de verliefde eygensinnigheyt. 1757
Aen het werck met moed en singe:
De koelheyt
Der Lommeringe,
’T soet beleyt
Van ’t Vogenklinge
In ’t werck verblyd
Alle dinge.
By hem, die myn teer hert versacht,
Ick spin wond’re trecke:
Als d’arbeyd my met slaep verkracht
De min komt my wecke,
Myn’ Vriend, ’k ben uwe Bruyd, wy moren trouwen sullen:
In een soo soet gepeys gaet al uw werck vervullen:
Myn Lief Colaet, bedenck in ’t geên uw werck brengt-by,
Dat de vrucht van uw sorg haest wesen sal voor my.



018310 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans / Italiaans van Charles Simon Favart, naar Legrenzio Vinc. Ciampi) - Ninette in het hof, ofte de verliefde eygensinnigheyt. 1762




018320 - Joannes Franciscus Cammaert (naar Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - Olimpia. 1767 ca.




018330 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Leonor Jean Christine Soulas d’Allainval) - De onrust door den ryckdom. 1754




018340 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Pierre Corneille) - De Rooms-moedigen Horatius, verwinnaer der Albaenen 1751
Erkent, geminden Prins, myn’ liefdes-tederheden:
Stemt in myn’ tranen: duld myn lyden, daer bestreden
Deês teeren boesem mede word ende gepynt:
Nu ick my sien dus-by aen alle zyd’ omheynt
Met een’ gevreesden storm van eysselycke baeren:



018350 - Joannes Franciscus Cammaert - Salomon. 1750 ca.




018360 - Joannes Franciscus Cammaert - Salomon of Goddelyck orakel. 1762




018370 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Voltaire (ps. van François-Marie Arouet)) - Semiramis. 1740 ca.




018380 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Louis Anseaume) - Den soldaet tooveraer. 1768




018390 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Louis Anseaume) - Den soldaet tooveraer. 1768




018400 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Louis Anseaume) - Den soldaet tooveraer. 1768




018410 - Joannes Franciscus Cammaert - Straf ende dood van Balthassar, koning der Chaldeen, benevens de krooninge van Darius, koning van Meden. 1749




018420 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Louis Poinsinet de Sivry) - Den tooveraer. 1769
Van dit Lynwaerd, dat ick strycke
Ieder vouw hier terstond verdwijnt!
Van myn hert niets kan doen afwycke
D’ongerustigheyt, die my pynt!
Dit vuur en die vlam,
Die ’k blasende doen schyne,
’T beeld is van myn hert en sin
De liefde voed den brand daer in,
En den rouw doet hem stracks verdwyne.



018430 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Charles Georges Fenouillot de Falbaire de Quingey) - Twee gierigaerds. 1772




018440 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Louis Anseaume) - De twee jaegers en de melckverkoopster. 1764




018450 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Onbekend) - Den valschen astrologant. 1763
Ag! wat al wonders my belaede!
Wat al schoonheyt sonder gaede
Kom ick t’ontdecken daer!
De Maene met geen vals verklaar,
Vals verklaer,
Scheen aen myn oog te zyn eene aerdsche Ronde,
Die staet op vaste gronde,
Die staet op vaste gronde.



018460 - Joannes Franciscus Cammaert - De vreedheyd van Constantinus, roomsch keyser, uytwerkende op d’onnoozelheyd van zynen geylen zoon Crispus als ook straffende boosheid van zyne vrouwe Fausta. 1750 ca.
Op, moed’ge Helden, op de duytsche kroon-vyanden
Moet men bloedsdorstend en moordzugtig aen gaen rande,
En hunne trotsche waen verdrukken, den Romeyn
Moet zyn in ’t bloed versmoort, den zoon van Constantyn
Als overwonnen slaef, g’hecht aen myn zegen wagen...



018470 - Joannes Franciscus Cammaert (naar het Frans van Jean Jacques Rousseau) - Den waersegger van het dorp. 1758
Al’ myn luck is my ontseyt,
Ick ben mynen Minnaer quyt!
Colin laet my vaere.
Eylaes! v’rand’ren