Dit is een onderdeel van CenetonIncipits.html. Klik hier voor het hele document.

ml#008650>008650 - [Adriaen van den Bergh] (naar het Engels van Thomas Kyd) - Don Jeronimo, marschalk van Spanje. 1729
Dat de Regtvaardigheid in ’t end met goude kroonen
En scepters, Deugd beloont, dat kan men nu betonen,
En ’t blykt hier openbaar: Jeronimo, gy weet
Dat ik dees oorlog heb begonnen; dog met leet,



008660 - Adriaen van den Bergh (naar het Engels van Thomas Kyd) - Jeronimo. 1621
Hovaerdich Spangien die door glorieusheyt want
Dat Mars u Veld-heer is, en ’tvoordeel voor u baent,
Wat waent ghy, dat ick wijck? ons moedich oorlochs knapen
Die u flucx schricken doen, Manhaftich in de wapen,



008670 - Adriaen van den Bergh (naar het Engels van Thomas Kyd) - Jeronimo. 1634




008680 - Adriaen van den Bergh - Polidoor. 1622
Benevelt is mijn ziel, d’onnosel oogen schreyen
So bitterlijcke snel, en biggeld op de keyen:
Rolt van mijn Engels borst, ghy zerrick lomp’ en dick,
Ontydich was de uyr doen ghy de laetste snick



008690 - B. van Bergh - Ajax en Ulysses. 1654
Waar vlucht gy? wat is dit? laat g’ u dan zo verwinnen?
Flaauhartige! blijf staan, wat wilt gy gaan beginnen?
’k Zal uw beschermer zijn: ik, die gans Trojens macht
Alleenig wederstont, op die verwoede nacht
Dat men de Grieksche vloot zo helder op zag branden,
Dien Ajax leeft nu noch, noch leven deze handen
Die Hector heeft gevoelt, en nooit verwonnen zijn.
Gy Grieken, blijft toch staan, gy krijgsluy, blijft by mijn.



008700 - Jan van den Berghe - De Graci Gods. 1539 ca.




008710 - Jan van den Berghe - Hanneken Leckertant. 1541
Alle goeden dach! ick ben ommers op graeckt;
Hadde ick nu wadt goets, dat leckerlijck smaeckt,
Dat Hanneken mijns soons mage mocht verteren!



008720 - Jan van den Berghe - Spel van sinnen genaempt den wellustigen mensch en smenschen crancheijt. 1550 ca.
Heijda! heijda! wel op, licht harte, ontbindt u stringen,
Laet den geest ontspringen, laet ons vrolijck singen!
Heij, wie sal mijn lustighe naetuere dwingen
Die in allen dingen,, nu heeft voorspoedicheijt?



008730 - [Pieter Bernagie] - Arminius beschermer der Duytsche vrijheid. 1686
Neen, gy poogt vruchteloos dit opzet om te stooten,
Myn Baldegond; ik heb het uiterste beslooten;
Spreek my niet meer van hoop. Zoude ik myn Egemaal
Myn Vader dooden zien, door hongersnood, of staal!
Helaas! ik kan by geen van beiden troost verwerven.
Ach? laat Hercinia voor deze gruuw’len sterven.



008740 - [Pieter Bernagie] - Arminius beschermer der Duytsche vryheid. 1725
Neen, gy poogt vruchteloos dit opzet om te stooten,
Myn Baldegond; ik heb het uiterste beslooten;
Spreek my niet meer van hoop. Zoude ik myn Egemaal
Myn Vader dooden zien, door hongersnood, of staal?



008750 - [Pieter Bernagie] - Arminius, beschermer der Duitsche vryheid. 1735a b




008760 - [Pieter Bernagie] - Arminius, beschermer der Duitsche vryheid. 1735b v
Neen, gy poogt vruchteloos dit opzet om te stooten,
Myn Baldegond; ik heb het uiterste beslooten;
Spreek my niet meer van hoop. Zoude ik myn Egemaal
Myn Vader dooden zien, door hongersnood, of staal?



008770 - Pieter Bernagie - Arminius, beschermer der Duitsche vrijheid. 1785




008780 - Pieter Bernagie - De belachchelyke jonker. 1684
Madame, laat u toch beweegen,
Hou myn bonheur niet langer tegen,
Of zeg my, wat ’er noch obsteert.
Wat is ’t, dat gy desidereert?



008790 - Pieter Bernagie - De belachchelyke jonker. 1724a v
Madame, laat u toch beweegen,
Hou myn bonheur niet langer tegen,
Of zeg my, wat’er noch obsteert.
Wat is ’t, dat gy desidereert?



008800 - [Pieter Bernagie] - De belachchelyke jonker. 1724b v
Madame, laat u toch beweegen,
Hou myn bonheur niet langer tegen,
Of zeg my, wat’er noch obsteert.
Wat is ’t, dat gy desidereert?



008810 - Pieter Bernagie - De belachchelyke jonker. 1724c v




008820 - Pieter Bernagie - De belachchelyke jonker. 1733




008830 - Pieter Bernagie - De belachchelyke jonker. 1781




008840 - Pieter Bernagie - Het betaald bedrog. 1684
W. Katryn, ik heb jou Heer gesprooken, na myn wensch.
K. Hoe droeg hy hem? W. Gelyk een mensch
Die droomt; hy stont geheel verslagen.
Maar heb jy nu al zorg gedraagen?
K. Ja toch, ik ben volkomen klaar.
’k Wou, dat hy kwam, zo Goose maar
Zyn Rol te deege weet te speelen,
Is ’t al gewonnen. W. My besteelen!



008850 - Pieter Bernagie - Het betaald bedrog. 1685
W. Katryn, ik heb jou Heer gesprooken, na myn wensch.
K. Hoe droeg hy hem? W. Gelyk een mensch
Die droomt; hy stont geheel verslagen.
Maar heb jy nu al zorg gedraagen?



008860 - Pieter Bernagie - Het betaald bedrog. 1710 ca.




008870 - [Pieter Bernagie] - Constantinus de Groote, eerste Christen’ keiser. 1684
Maximianus komt, Myn Heer, om u te spreeken.
Ik vind hem meer, dan ooit, op Constantin onsteeken.
’t Berouwt dien Keizer, dat hy nederlei de Kroon,
En een ondankbaare verhief op zynen Throon.



008880 - [Pieter Bernagie] - Constantinus de Groote, eerste Christen’ keiser. 1738a v




008890 - [Pieter Bernagie] - Constantinus de Groote, eerste Christen’ keiser. 1738b v
Maximianus komt, myn Heer, om u te spreeken.
Ik vind hem meêr, dan ooit, op Constantin onsteeken.
’t Berouwt dien Keizer, dat hy nederlei de Kroon,
En een ondankbaare verhief op zynen Throon.



008900 - [Pieter Bernagie] (naar het Latijn van Titus Maccius Plautus) - De debauchant. 1686
F. Jakomyn, zorgt dar het eeten gaarder is als gist’ren want myn Heer
Zal je wat anders leeren, en wel licht het gat uit jaagen beurt het meer.
J. Hy mag zyn hoeren het gat uitjaagen, en wat anders leeren; maar geen eerlyke meiden; dat kun je hem zeggen.
Wil hy me kwyt weezen, het hoeft hem maar een woord te kosten, ik zal alles wel laten leggen,



008910 - [Pieter Bernagie] (naar het Latijn van Titus Maccius Plautus) - De debauchant. 1747




008920 - Pieter Bernagie - De gôe vrouw. 1686a v
B. Lys! is het water al ter deegen gaar?
L. Ja Juffrouw; en alles is klaar.
B. Zo het na de rook smaakt, of raauw is, zo krygje de ketel met heet water en al om jou ooren;
Je moogter op passen, ik waarschouw jou lang genoeg te vooren.



008930 - [Pieter Bernagie] - De gôe vrouw. 1686b v




008940 - [Pieter Bernagie] - Het huwelyk sluyten. 1685a v
G. Wel vaâr; hoe staatje weezen zo vrolyk? W. Dat is niet zonder reden. Zyn hier geen Hoenders, met een Gans gebragt? G. Ja, en Vleisch en twee Vaten;
Eén met Fransche, en één met Rynsche Wyn. W. Môer, waar hebje die gelaaten?
G. Ze leggen hier noch, om dat ik nergens van wist.
Zyn wy hier Hoenderen, en Wyn gewend? ik meende, dat de Bierdraagers ’er hadden vergist.



008950 - Pieter Bernagie - Het huwelyk sluyten. 1685b v




008960 - Pieter Bernagie - Het huwelyk sluiten. 1739a v




008970 - Pieter Bernagie - Het huwelyk sluiten. 1739b v
G. Wel vaâr; hoe staat je weezen zo vrolyk? W. Dat is niet zonder reden. Zyn hier geen Hoenders, met een Gans gebragt? G. Ja, en Vleisch, en twee Vaten;
Eén met Fransche, en één met Rynsche Wyn. W. Moêr, waar hebje die gelaaten?
G. Ze leggen hier noch, om dat ik nergens van wist.
Zyn wy hier Hoenderen, en Wyn gewend? ik meende dat de Bierdraagers ’er hadden vergist.



008980 - [Pieter Bernagie] - De huwelyken staat. 1684a v
D. Wel! wilje dan na geen reden hooren?
J. Neen zeg ik je, ’t is verlooren.
Al praatte jy als Brugman, ik zalder niet toe verstaan.
D. Wat ben jy een moeijelyk mensch! wat is’er een Vrouw ongelukkig aan,
Als zy zulk een koppig Man heeft! J. Daar is niet aan gelégen,
Noem my vry koppig, je zult me niet beweegen.



008990 - Pieter Bernagie - De huwelyken staat. 1684b v




009000 - Pieter Bernagie - De huwelyken staat. 1684c v
D. Wel! wilje dan na geen reden hooren?
J. Neen zeg ik je, ’t is verlooren.
Al praate jy als Brugman, ik zalder niet toe verstaan.
D. Wat ben jy een moeijelyk mensch! wat is’er een Vrouw ongelukkig aan,
Als zy zulk een koppig Man heeft! J. Daar is niet aan gelegen,
Noem my vry koppig, je zult me niet beweegen.



009010 - [Pieter Bernagie] - De huwelyken staat. 1724a v




009020 - Pieter Bernagie - De huwelyken staat. 1724b v
D. Wel! wilje dan na geen reden hooren?
J. Neen zeg ik je, ’t is verlooren.



009030 - Pieter Bernagie - De huwelyken staat. 1724c v




009040 - Pieter Bernagie - De huwelyken staat. 1724d v




009050 - Pieter Bernagie - De huwelyken staat. 1785




009060 - [Pieter Bernagie] (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1698a o
L. Myn lieve Kamerling, ach! wat heb ik bestaan!
Myn zoete Wellust, ’t is gedaan! ach, ’t is gedaan!
W. Ha, ha! wat lach ik! L. Hoe! lacht gy om myn elenden?
Verdiende ik dit? W. Toen wy die zochten af te wenden,
Toen spotte Ledigheid, met aller vrinden raad.



009070 - Pieter Bernagie (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1698b o
L. Myn lieve Kamerling, ach! wat heb ik bestaan!
Myn zoete Wellust, ’t is gedaan! ach, ’t is gedaan!
W. Ha, ha! wat lach ik! L. Hoe! lacht gy om myn elenden?
Verdiende ik dit? W. Toen wy die zochten af te wenden,
Toen spotte Ledigheid, met aller vrinden raad.



009080 - Pieter Bernagie (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1698c o




009090 - [Pieter Bernagie] (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1711
L. Myn lieve Kamerling, ach! wat heb ik bestaan!
Myn zoete Wellust, ’t is gedaan! ach, ’t is gedaan!
W. Ha, ha! wat lach ik! L. Hoe! lacht gy om myn elenden?
Verdiende ik dit? W. Toen wy die zochten af te wenden,
Toen spotte Ledigheid, met aller vrinden raad.



009100 - [Pieter Bernagie] (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1732
L. Myn lieve Kamerling, ach! wat heb ik bestaan!
Myn zoete Wellust, ’t is gedaan! ach, ’t is gedaan!
W. Ha, ha! wat lach ik! L. Hoe! lacht gy om myn elenden?
Verdiende ik dit? W. Toen wy die zochten af te wenden,
Toen spotte Ledigheid, met aller vrinden raad.



009110 - Pieter Bernagie (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1751
L. Myn lieve Kamerling, ach! wat heb ik bestaan!
Myn zoete Wellust, ’t is gedaan, ach! ’t is gedaan!
W. Ha, ha! wat lach ik! L. Hoe! lacht gy om myn elenden?
Verdiende ik dit? W. Toen wy die zochten af te wenden,
Toen spotte Ledigheid, met aller vrinden raad.



009120 - Pieter Bernagie (naar het Italiaans van Francesco Sbarra) - De mode. 1760 ca.




009130 - [Pieter Bernagie] - De ontrouwe kantoorknecht, en lichtvaerdige dienstmaagd. 1685
K. Ben jy daar Eduard? E. Ik ben ’t, myn kammeraatje.
Een zoen Katryn? K. Eerst een dukaatje?
Daar malle varken. Die hebben wil, dat jy luy hem vrindschap zult doen,
Dient altyd met de handen in de zak te staan. Nou zoen!



009140 - Pieter Bernagie - De ontrouwe kantoorknecht, en lichtvaerdige dienstmaagd. 1737




009150 - Pieter Bernagie - De ontrouwe voogd. 1686
J. Gelieft myn heer dat ik ga?
F. Ja, Jasje, ga maar heen; en doe gelyk gezegt is; maak alles klaar,ik zal daadlyk op de bestemde plaats komen,
Om my te verkleeden.
J. Alles is van nu af gereed, en myn heer hoeft niet te schroomen,
Dewyl hy ons geen van beide kent.
Ik zal omwegen genoeg gebruiken. Ik zal my onnozel houden,
De boere kleeren leggen al gereed. Ik heb de myne al aangepast, en de jouwe zullen ook wel zyn.



009160 - Pieter Bernagie - De ontrouwe voogd. 1715a v




009170 - [Pieter Bernagie] - De ontrouwe voogd. 1715b v




009180 - Pieter Bernagie - De ontrouwe voogd. 1715c v




009190 - Pieter Bernagie - De ontrouwe voogd. 1782




009200 - [Pieter Bernagie] - Paris en Helene. 1685
C. Gy hebt geen zekerheid Prinsés. Wil u niet stooren....
E. Crëusa, zwyg; ik wil niet van myne onschuld hooren.
’k Heb van Deïphobus myn ongeval verstaan.
Hy is na Grieken niet, om zyne Moei gegaan.



009210 - Pieter Bernagie - De romanzieke juffer. 1685
V. Ach schoone Izabelle! ik bid, laat ik zo veel verwerven.
Ik heb reeds het woord van myn Heer uw Papa. I. Zo myn Papa zich van geweld bediend had, ben ik getroost te sterven.
Ik zal, als een Moedige Heldin, die tiranny ontvluchten door de dood.
Geen edele ziel laat zich dwingen, zo dat het u geen voordeel doen zou, schoon myn Papa my deeze liefde gebood.
Lees in Cassandre de geschiedenis van de Grooten Arsáces, daar zult gy vinden,
Dat de Koning Matthëus zyn Dochter de schoone Berénice, door geweld, aan Arsacómes wou verbinden;
Maar, zy had voorgenoomen zicht te dooden.




009220 - [Pieter Bernagie] - Het studente-leven. 1684a o
A. Griet, zal het lukken? zulje gaan, of zulje blyven?
Wel ’t is bedroeft, dat men eeuwig met de Meiden moet kyven!
G. Juffrouw ik kom. A. Juffrouw ik kom! Dat het nou al een kwartier uurs, ja langer noch geduurt.
Een mensch schrikt, datmenze eens om een bootschap stuurt
Zulk een gestel hebbenze. Komje noch niet, zo Zal ikje straks haalen!



009230 - Pieter Bernagie - Het studente-leven. 1684b o
A. Griet, zal het lukken? zulje gaan, of zulje blyven?
Wel ’t is bedroeft, dat men eeuwig met de Meiden moet kyven.
G. Juffrouw, ik kom. A. Juffrouw, ik kom! Dat het nou al een kwartier uurs, ja langer noch geduurt.
Een mensch schrikt, datmenze eens om een boodschap stuurt.



009240 - [Pieter Bernagie] - Voorspel aan de ed: groot achtbaare heeren, de heeren burgemeesteren, en regeerders der stad Amsterdam vertoond. Den 28 van wintermaand, 1683. 1683 ca
Zaait hier geen zaad
Van nyd, noch haat,
Dat is het schadelijkst’ van allen.
Wy gaan te niet;
De Zangberg zal in’t kort vervallen.



009250 - [Pieter Bernagie] - Voorspel aan de ed: groot achtbaare heeren, de heeren burgemeesteren, en regeerders der stad Amsterdam vertoond. Den 28 van wintermaand, 1683. 1684
Zaait hier geen zaad
Van nyd, noch haat,
Dat is het schadelijkst’ van allen.
Wy gaan te niet;
De Zangberg zal in’t kort vervallen.



009260 - Pieter Bernagie / Albert Lyclama a Nijeholt - Het Franeker studentenleven. 1744a v
A. Griet, zal het lukken? zulje gaan, of zulje blyven?
Wel ’t is bedroeft, dat men eeuwig met de Meiden moet kyven!
G. Juffrouw, ik kom.
A. Juffrouw ik kom! Dat het nou al een kwartier uurs, ja langer noch geduurt.
Een mensch schrikt, dat men ze eens om een boodschap stuurt,



009270 - [Pieter Bernagie / Albert Lyclama a Nijeholt] - Het Franeker studentenleeven. 1744b v
A. Griet, zal het lukken? zulje gaan, of zulje blyven?
Wel ’t is bedroeft, dat men eeuwig met de Meiden moet kyven.
G. Juffrouw, ik kom. A. Juffrouw, ik kom! Dat het nou al een kwartier uurs, ja langer noch geduurt.



009280 - Marten Frank Besteben - Getrouwe Herderin. 1646




009290 - Marten Frank Besteben - Kloekmoedige dochter. 1646




009300 - Marten Frank Besteben - Sauls ondergang. 1646




009310 - Marten Frank Besteben - Stymphales. 1644




009320 - Marten Frank Besteben - De ’tsamensweringe Catalinae. 1647 ca.
Indien geen vromichheijt, nogh trouwe waar te vinden
Bij u, soo was vergeefs een wel gelegen saek
Ons voorgevallen, om te nemen straffe wraek
Over hen, die ons, aen de slaefse ketens binden.
Maar ick houd’ mijn bewust van u volherdich blijven
In ’t geen bij ons alreed’, begost is door te drijven,
Doordien gij ’t allertijt, sijt stip gecomen na,
Wat ick beval tot ons voordeel en ’s viants scha.



009330 - Marten Frank Besteben - Vlissinghen Geus, of Vlissingens verwerpinghe van ’t Spaensche juck, en begevinghe onder de bescherminge vande Prins van Orangie. Geschiet den 8. Apr. (zijnde Paeschdagh) 1572. 1646




009340 - Bethesdani - De goede Griet. 1737




009350 - Johannes Beuken - Ariane in Nicopolis. 1668
Nu zijn wy eynd’lijk door drie rusteloose baren,
Van Rome, Phisistraat, en door de Zee te varen:
Hoe rijst mijn Ziel om hoog, nu ik het tipje sie
Van min door min, waar door dat duysent campen vlie,



009360 - Jan van Beuningen / Jacob Voordaagh (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Idomenéus. 1723




009370 - Jan van Beuningen / Jacob Voordaagh (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Idomenéus. 1740




009380 - Van Bevervoorde - Slenner Hinken Land-loup, Hellenvaurt un sijn juffren-hijlck. 1661




009390 - Van Bevervoorde - Slenner-hinken land-laup, hellen-vaurt un sijn juffren-hijlk. 1687




009400 - Van Bevervoorde - Historie van Slenner-Hincke ofte een kluchtige vertellinge van een Westpheelschen bueren soons vojagie naar Hollant, met de greszwade: voorts van sijn lantslaup, hellenvaurt, und jufferen hijlick. 1761




009410 - F.L. Bianchi (naar het Nederlands van Nicolaas Simon van Winter) - Monzongo, o sia il Re Schiavo. 1790 ca.
Lucente fango, di si lunghi pianti
E di sudori intriso; infame oggetto
Della passion del castiglian, vil’oro:
Giacite là... quante sciagure mai,



009420 - Govert Bidloo (naar het Frans van Saint Jean) - Ariadne. 1684




009430 - Govert Bidloo (naar het Frans van Saint Jean) - Ariadne zang-spel. Om gespeelt te worden voor het Treur-spel van Monsr de Assesson. 1719
Op Menaden! op Bacchanten!
Wilt uw’ groene veld-hut planten,
Daar de lommer van olijf,
’t Weelderige en gladde lijf



009440 - [Govert Bidloo] - Beschryving der spreekende perzoonen, zangen, danssen, konstwerken en vertoogen. Gevoegd by J. V. Vondels Faëton, of roekelooze stoutheid. 1685a v
’t Werd tijd dat ik het veld verlies,
En ’t and’re deel des waerelds kies,
Wijl de uchtenstond, met haar Gespeelen,
Ontwaakt, om broeders oor te streelen,
En de aard te groeten met een lach,



009450 - Govert Bidloo - Beschryving der spreekende perzoonen, zangen, danssen, konstwerken en vertoogen. Gevoegd by J. V. Vondels Faëton, of roekelooze stoutheid. 1685b v




009460 - Govert Bidloo - Den brand van Trojen. 1719




009470 - Govert Bidloo (naar het Frans van Pierre Corneille) - De dood van Pompeus. 1684
Het lot verklaard zich, wyl ’t onz heden doed verstaan,
Hoe ’t met den Schoonzoon, en Schoonvader is vergaan,
Toen ’t Godendom verbaast gesplitst scheen door krakkeelen,
Deed hen Pharzaliën in eenen uitzlag deelen,
Die niemand van hen giste: al ’t water ’t welk met bloed
Geverfd, een sneller drift gevoeld in zijne vloed,
Door vriendemoorders, al de waapenen verbrooken,
Al de Adelaars op ’t veld, met doodsche pest ootstooken,
De gantsche waagenburg zoo deerelijk vernield!



009480 - Govert Bidloo (naar het Frans van Pierre Corneille) - De dood van Pompejus. 1719




009490 - Govert Bidloo - Eer- zege- en lykplichten, ter gedachtenisse van wijlen den Ed: Heer M. Adr. de Ruiter, hertog, ridder, lt. admiraal generaal van Holland en West-Vriesland. 1685
Geen Winden ontraaden,
’t Gespeel van de vloeden,
Geen buien beletten,
Den klank der trompeteen,
Wijl Zeeman mag spoeden,
En kielen belaaden.



009500 - [Govert Bidloo] - Fabius Severus. 1680
F. Laat ons in’t buitenhof des Keizers oog ontvlieden.
V. Hier zijn wy veilig, en geen Mensch kan ons bespieden.
Wat onrust drijft uw geest zoo vroeg van ’t zachte bed?
F. Daar heeft de Vorst, noch ik, de voeten opgezet,



009510 - [Govert Bidloo] - Fabius Severus. 1680 ca.
F. Laat ons in ’t buitenhof des Keizers oog ontvlieden.
V. Hier zijn wy veilig, en geen Mensch kan ons bespieden.
Wat onrust drijft uw geest zo vroeg van ’t zachte bed?
F. Daar heeft de Vorst, noch ik, de voeten opgezet,



009520 - Govert Bidloo - Fabius Severus. 1719




009530 - Govert Bidloo - Faëton, of reukelooze stoutheid. [...]. Met het voorspel, gelyk het tegenwoordig op de schouwburg word vertoond. 1742a o




009540 - Govert Bidloo - Faëton, of reukelooze stoutheid. [...]. Met het voorspel, gelyk het tegenwoordig op de schouwburg word vertoond. 1742b o
’t Werd tyd dat ik het veld verlies,
En ’t and’re deel des waerelds kies,
Wyl de uchtenstond, met haar Gespeelen,
Ontwaakt, om broeders oor te streelen,
En de aard te groeten met een lach,



009550 - Govert Bidloo - De geredde Amsteldamsche maagd, of kragtelooze wil van de Nyd 1741
Indien doorlugtigheên oyt iemand konden trekken,
Zo heb ik, Amstelmaagd, om luiheid zelf te wekken,
Dat zy my komt bezien, wel d’allergrootste kragt.
Heeft iemand geld en tyd met onrust doorgebragt,



009560 - Govert Bidloo - Joost van Vondels lykstacy, by wijze van voorspel. gepast op zijn Joseph. 1679




009570 - [Govert Bidloo] - Karel, erf-prins van Spanje. 1679a d




009580 - Govert Bidloo - Karel, erf-prins van Spanje. 1679b d




009590 - Govert Bidloo - Karel, erf-prins van Spanje. 1683




009600 - Govert Bidloo - Karel, erf-prins van Spanje. 1703
R. Na ’t scheyden van den Raed, wil ons de Koning spreken.
F. Ik vrees, de Geestlijckheit sal ’t werck noch laten steken.
R. Sy sullen haar belang, soo min, als wy ons woord,
Te kort doen; maer eer ons misschien hier ymant stoort,
Is ’t noodig dat wy nu eens middelen versinnen,
Om hare Majesteyt te kunnen brengen, binnen
De kamer van de Prins, ick heb het overdacht,
En daarom oock alhier myn echtgenoot gebracht,
Aan wien ik ’t groot geheim heb, op uw raad, ontvouwen,
Gy moogt aen haer beleyd, dese aenslag wel betrouwen.



009610 - Govert Bidloo - Karel, erf-prins van Spanje. 1719




009620 - Govert Bidloo - Karel, erf-prins van Spanje. 1726
R. Na ’t scheyden van den Raed, wil ons de Koning spreken.
F. Ik vrees, de Geestlijckheit sal ’t werck noch laten steken.
R. Sy sullen haar belang, soo min, als wy ons woord,
Te kort doen; maer eer ons misschien hier ymant stoort,
Is ’t noodig dat wy nu eens middelen versinnen,



009630 - [Govert Bidloo] - Karel, erf-prins van Spanje. 1729
R. Na ’t scheiden van den Raad, wil ons de Koning spreeken.
F. Ik vreez’, de geestlykheid zal ’t werk noch laaten steeken.
R. Zy zullen haar belang, zoo min, als wy ons woord,
Te kort doen; maar eer ons misschien hier iemand stoort,
Is ’t noodig, dat wy nu eens middelen verzinnen,
Om haare Majesteit te kunnen brengen, binnen
De kamer van de Prins: ik heb het overdacht,
En daarom ook alhier myn echtgenoot gebracht,
Aan wien ik ’t groot geheim heb, op uw raad, ontvouwen.



009640 - Govert Bidloo - Karel, erf-prins van Spanje. 1753




009650 - Govert Bidloo - Liefde en trouw. 1719




009660 - Govert Bidloo - Muitery en nederlaag van Midas, koning Onverstand, of comma, punct, parenthesis, zinnespel. 1695




009670 - Govert Bidloo - Muitery en nederlaag van Midas, koning Onverstand, of comma, punct, parenthesis, zinnespel. 1719




009680 - Govert Bidloo - De muitery en nederlaag van Midas, koning Onverstand, of comma, punct, parenthesis. 1723
B. K zie ’t immers wel, wat nieuws is hier?
N. Kom op, kom op, B. ’K zie niet een zier,
Als dit gordijn zoo lang bekeeken,
Dat.... N. Laat ons van het nieuwe spreeken,
B. Al weer wat nieuws, en nooit wat goeds?
N. Uw leven ziet gy ook, goeds moeds,
Geen zaaken aan; wel laat ons kyken;
Lach, alsje hoort een oordeel stryken,
Tot naadeel van het geen gy ziet.



009690 - Govert Bidloo - Naspel op de dood van Pompeus 1684
Zie Caezar, vol van oorlogsdeugd,
Die in Pharzaliën, mee vreugd,
Zijn standaard rechte, na zijn degen
De zeege had in ’t veld verkregen:
Maar, die van vorstelijker aard,
Wanneer men aan hem komt vertellen,
Hoe ’t laffe Aegypte ’t hoofd dorst vellen
Van held Pompeus, zelf beweend,
De busch met de asch, en ’t dood gebeent,
Van die hy gaaren had gespaard.



009700 - Govert Bidloo - Naspel, op de dood van Pompeus 1719




009710 - Govert Bidloo (naar het Frans van Jean Baptiste Poquelin Molière) - De prachtige minnaars. 1719




009720 - Govert Bidloo - Semiramis. 1719




009730 - Govert Bidloo - Vertooningspel op de Vreede, geslooten den 10den van Oegstmaant des jaars 1678 tussen Zijn Alderchrist. Maj: den koning van Vrankrijk, en de Hoog Mog. Heeren Staten der Vereenigde Nederlanden enz. 1678a d
T. Nu zal de Wareld weer een wondre tijd beleven,
S. Mijn drift zig in het hert der Koningen begeven,
De volgende Eeuwen zig ontzetten op mijn naam.
T. Dit Staatelijk Tooneel verheffe uw Troon, en Faam.
H. Hoe zacht legt sich mijn hooft te rust!
Daar uwe wacht mijn zorgen blust,
Daar Overvloed my zegeningen,
En alle wellust op komt dringen.



009740 - Govert Bidloo - Vertooningspel op de Vreede, geslooten den 10den van Oegstmaant des jaars 1678 tussen Zijn Alderchrist. Maj: den koning van Vrankrijk, en de Hoog Mog. Heeren Staten der Vereenigde Nederlanden enz. 1678b d




009750 - Govert Bidloo - Vertooningspel, op den vreede, geslooten den 10en van Oegstmaand 1678. 1719




009760 - Govert Bidloo - Voorspel op J. V. Vondels Salmoneus. 1685




009770 - Govert Bidloo - Voorspel op J. V. Vondels Salmoneus. 1719
Schoon wy aan Ops, en Pan verplicht,
Hen off’ren onder veldgedicht,
Het reinste uit jonge geit, en lam,
En vrucht’re koe, uit stier, en ram;
Zoo laat ons echter aan Jupijn,
Onz’ Opperheer, gedachtig zyn;



009780 - Govert Bidloo - Voorspel, gevoegt by J. V. Vondels Faëton, of roekelooze stoutheid 1719




009790 - Govert Bidloo - Vrede en liefde, by wijze van voorspel gevoegd voor Granida en Daifilo van de Hr. P. C. Hooft,... Aan den Hr en Mr Jacob Hop,... en... Izabelle Hooft getrouwt in Amsterdam, den 15 van Oeghstmaand 1684, toegeeïgent door... G. Bidlo 1684 ca.




009800 - Govert Bidloo - Vrede en liefde. 1719




009810 - Govert Bidloo - Welkom in Amsterdam, aan zyn Hoogheid Henrik Casemier, Prince van Nassauw &c. Erfstadhouder, en Capitein Generaaal van de Provintie Van Vriesland &c. Stadhouder en Capitein Generaal van de Provintie van Stad en Landen, mitsgaders Drenthe &c. en Mevrouwe zyne gemalinne Emelia van Anhalt, Geboorne Princesse van Anhalt &c. &c. gespeeld op de Amsterdamsche Schouwburg. 1684




009820 - Govert Bidloo - De zegenpraalende tyd, of twist tussende rykdom en tyd. 1755




009830 - Govert Bidloo - Het zegepraalende Oostenryk, of verovering van Offen. 1686
Nu d’Ariaansche magt tot weerstand werd gedwongen,
Van roofziek ongediert, en Leeuw, en Adelaar,
De troon van Mahomet durft dreigen met gevaar,
Daar ’t heir van Leopold ten grenze is uit gedrongen,
Zal Buda, de oude wyk der legers, die geslagen
Dien Vorst der voogelen geen weerstand konden biên,
De aardsvyand op haar stroom, en voor haar wallen zien
Om eer, en goed, en bloed hertnekkelyk te waagen;



009840 - Govert Bidloo - Het zegepraalende Oostenryk, of verovering van Offen. 1719




009850 - Govert Bidloo - Opera, op de zinspreuk: zonder spijs, en wijn, kan geen liefde zijn. 1686
Houd op! houd op van danssen,
Verwerpt, vertreed uw kranssen;
Nu Ceres my verlaat;
Nu Bromius my haat,



009860 - Govert Bidloo - Opera, op de zinspreuk, zonder spijs, en wijn, kan geen liefde zijn. 1719




009870 - Cornelis de Bie (naar het Spaans van Onbekend) - Alphonsus en Thebasile, oft her-stelde onnooselheydt. 1673
Wat quelt my in den gheest voor onghestadicheit;
Die my gheluck en vreught jae alle rust ontseyt,
Die my ghedurichlijck bevanght met t’vier der minnen,
Ick sterf soo t’langher duert, helaes waer sijn mijn sinnen.



009880 - Cornelis de Bie (naar het Spaans van Lope Félix de Vega Carpio) - Armoede vanden graeve Florellus, oft lyden sonder wraeck, vertaelt uyt Lope de Vega, ghenoemt la Pobreza de Reynaldos [...] 1671
C. Sal ick dan noch geen eynd’ van al u clachten sien;
Bedaer u lieve man, terwijlen dat ick dien
Tot u vertroosting in’t verdriet, ’t gen’ ons comt plagen.
F. Dees plagen sullen haest de ziel uyt ’t lichaem jagen,
Ach soetste gemalin! ach tweede ziel! wat pijn
Benout mijn edel borst! ach siet eens hoe wy sijn
In ballinghschap gestelt, onteert en heel geschonden.



009890 - Cornelis de Bie - De allendighe armoede vanden graeve Florellus, gemoemt lyden sonder wraeck. 1671
Den Graeve Florellus Bont-ghenot van Vranckerijck wort ghebannen uyt Parijs door eenich op gheleyt verraet, daer hy (onnoosel sijnde) mede beticht werdt.



009900 - Cornelis de Bie - Klucht van het bedriegelyck-mal. 1710
G. Segt my eens scheeven Neel: hoe schickt gy ’t nu te maken
Meynt ghy met leegh te gaen so aen den kost te raken...
N. Te gaen in root scharlaken soo haest ik ben getrout,
G. Of als een Bedelaar, die schorfte verckens stout:



009910 - Cornelis de Bie - Bedroghe girichheyt in Judas, en de bedwonghe vrintschap in Pilatus. 1694
’T Zyn stercke beenen die de welde connen draeghen,



009920 - [Cornelis de Bie] - Cluchtighe behendigheyt van twee borsse-snyers die wy noemen Hans Tromp bandiet uyt Vranckrijck. Ende Neel Albedryf Neer-lander, bedrieghende door hunne suptijle dieverije eenen boer en eenen advocaet, ghenoemt den verdraeyden advocaet. Op den sin De valsheyt en t’bedroch verwecken sondich quaet / In’t onrechtveerdigh Hert, dat soeckt sijn eyghen baet. 1673
Daer hebb’ ick met mijn Wijf een Campken uytghestaen en soo lustich gheslaen dat sy ’t lanck sal onthouwen, niemant ter werelt en isser argher aen, als die met boose vrouwen soo averechts sijn ghequelt, ghelijck ick ben ghestelt dat my lanck sal berouwen, hoe seer dat ick nochtans heb huyten leeren touwen, noch is sy my te gouw in ’t heel Europsche Rijck en is geen quader Hoer,



009930 - Cornelis de Bie - Kluchtige behendigheyt van twee borsesnyders en den verdraeyden advocaet. 1723 ca.




009940 - Cornelis de Bie - Beschermde suyverheyt inde twee Heylige Theodora en Didymus, martelaren om ’t Rooms geloof onthooft, op den sin regel. Die om hun Eere in ’t geloof der waerheyt stryden // Die sullen hun met Godt eeuwigh hier naer verblyden. Tot Lier anno 1702. Fert odia verum. 1702
Ontlastingh van swaer sorgh verweckt een soete rust
In’t herte van den mensch: om naer den vollen lust,
Van sijn genegentheyt jet eerlijcks uyt te wercken
Tot voordeel vande siel: dat can ick nu bemercken



009950 - Cornelis de Bie - Beschermde suyverheyt in de HH. Didymus en Theodora om’t Rooms geloof onthoofd. 1722 ca.
Ontlastingh van swaer sorgh verweckt een soete rust
In’t herte van den mensch: om naer den vollen lust,
Van sijn genegentheyt jet eerlijckx uyt te wercken
Tot voordeel vande siel: dat can ick nu bemercken



009960 - Cornelis de Bie - Het bitter lyden Christi oft goddelyck ransoen, derde deel. 1687
Daer sit den machtighen en grootsten Vorst der Joden
Op sijnen gouden Throon, die ons wil sijn gheboden
Doen onderhouden... Wel wat dunckt u van den gast?
Ist niet een fraey postuur?... Seght eens hoe dat u past
Den pur’pren mantel, daer ghy nu sit in-ghedoken,
En hebt soo dickwils van u groote macht ghesproken.



009970 - Cornelis de Bie - Bitter lyden Christi oft goddelyck ransoen der sielen salicheyt. 1687
T’is meer dan plicht voor my



009980 - Cornelis de Bie - Bitter lyden Christi oft goddelyck ransoen, tweede deel. 1687
A. Is dit de Pest van ’t Landt, den valschen menschen Vleyer,
Een Dronckaert, Tooveraer, Wij-suyper, Siel-verleyer,
Die ’t lest op d’aerde wert ghesien tot onse schant?
E.I. Den selven, die sich heeft vermeten t’alle kant
Te wesen een Propheet, geen Wetten doende achten,
Als die hy selver maeckt, allen door duyvels krachten
Die hem besitten..... Sou men so een Fiel en guyt
Niet vatten by den hals? Vervolghens het besluyt
Van u Hooghweerdigheyt met d’ander Ouderlinghen,
In de Vergaederingh geraemt... Dus siet, wy bringhen
Hem hier gevanghen aen uyt Getsemani Hoff



009990 - Cornelis de Bie - T’ Geloofs beproevingh verthoont in de stantvastighe verduldigheyt van de seer edele Roomsche princersse, de H. Eugenia, maghet ende martelaresse. 1702




010000 - Cornelis de Bie - Gheweldighe heerschappye vanden onrechtveerdighen Boris, ghedempt ende ghestraft door den jonghen prince Demetrius als eenighen en rechten erfgenaam van het groot hertoghdom van Moskovien. 1675 ca.
Ick raes van onghedult, hoe sla ick t’spijt vercroppen



010010 - Cornelis de Bie - Goddelyck ransoen der zielen saelicheyt. 1687
Het Gheloof verlicht



010020 - Cornelis de Bie (naar het Spaans van Lope Félix de Vega Carpio) - Den grooten hertogh van Moskovien, oft geweldige heerschappye. Op het tooneel gebrocht tot Lier. 1672




010030 - Cornelis de Bie - Hans Holblock. 1688




010040 - Cornelis de Bie - Hans Holblock, bestaende in een waen-wijse sottigheyt, en laet-dunckende wijsheyt. 1702




010050 - Cornelis de Bie - Vermakelijcke kluchte van Hans Holblock den geusen predicant. Bestaende in een waen-wijse sottigheyt. 1722 ca.




010060 - Cornelis de Bie - Helse vertooninghe: bestaende, In een Duyvelse Vergaderingh 1708




010070 - Cornelis de Bie - T’dor wert groeyende. Den heyligen ridder Gommarus, patroon der stadt Lier, oft gewillige verduldigheyt. 1670
Nu mijn wraecklustigh hert snackt naer het wapen-velt,
Ist tijdt dat ’t leger-volck sich harnast, en vast stelt
In volle schaderon, om Vrankerijck te temmen
En wat is Paeps gesint in ’t bloet te laten swemmen
Te morselen hun macht, te dempen al dat leeft
Die hem aen mijne croon terstont niet over geeft;



010080 - Cornelis de Bie - Den heylighe Cecilia, oft den spieghel van de eerbaerheydt. 1671
Wat dulle donderaers soo stout sijn, die my quellen
In desen diepen slaep, en myne rust ontstellen,
Ter wylen dat den geest seer vrolijck in het dal
Van Colchos was ghevoert, om op een nieuwe bal
Te dansen handt aen handt, en nu te rugh ghedreven
Om ’t roerloos lichaem het ghevoelen weer te gheven,
Waer in Erebus Soon (den godt van slaep en droom)
Geslopen was, om my van ’t nacht gespoock vol schroom
En yselijck ghevaer een weynigh te bevryden,
Nu wederom ontwaeckt tot jmandts leet en lyden.



010090 - Cornelis de Bie - Cluchte van den ialoursen dief afbeldende d’onghetrouwicheyt bemonden achterclap en onversaefde lichtveerdicheyt der menschen in Reynaldo Plattebors en madam Sacatrap. 1674
Te haest gehout
Al langh berout.
De schup gevaeght
Te laet beclaeght.
Eylaes ick ben getrout dat ick beclaegen magh,
Want noyt en heb ick rust op eenen heelen dagh.



010100 - Cornelis de Bie - Jan Goedthals en Griet syn wyf. 1670




010110 - Cornelis de Bie - Jan Goedthals en Griet syn wyf. 1699 ca.




010120 - Cornelis de Bie - Jan Goedthals en Griet syn wyf. 1719




010130 - Cornelis de Bie - Cluchte van Lauw Scheurbier en Stout Harnas sijn wijf, capiteyn Hinckepoot en sergeant Hellebaert, met Peer Tamboer: Claes Voos-lyf, en Hans Mossel-vangher, Griet Lollaert, en Tryntjen Koesteert, hun vrouwen. Jappen Kyck inde Kan eenen weert Heyntjen Poef, en Thijs Smeer-pot ghenoemt Den Bedroghen Soldaet. 1689




010140 - Cornelis de Bie (naar het Spaans van Agustín Moreto y Cavaña) - Het lichtveerdigh Pleuntjen, en Gys Snuffeleer, oft d’occasie maeckt den dief. 1720 ca.




010150 - Cornelis de Bie - Clucht-wyse comedie vande Mahometaensche slavinne Sultana Bacherach. [Titelplaat: Klucht van het vals trou-bedrog]. 1702




010160 - Cornelis de Bie - Mensch-wordingh. 1699 ca.




010170 - Cornelis de Bie - Cluchte van een misluckt overspel. 1675 ca.
Ick wordt’ half desperaet als ick’t eens gaen bepeysen, hoe menighe reysen dat ik heel nachten sucht



010180 - Cornelis de Bie - Neerlandts schouwburgh oft speel tooneel heerlijck opgepronckt, verciert ende geopent by de konstminnende lief-hebbers vande seer edele gulde diemen noemt Den groeyenden boom tot Lyer. 1671




010190 - Cornelis de Bie - Neerlandts schouburgh, oft speel-tooneel heerlijck opgepronckt, verciert ende geopent by de konst-minnende lief-hebbers vande seer edele rethoryk gulde diemen noemt: Den groeyenden boom, tot Lier. 1707




010200 - Cornelis de Bie - Klucht van den nieuw-gesinden doctoor die ik noeme meester Quinten-Quack, en Cortisaan synen bly-geestigen knecht. 1706a v
Al ben ick plomp soo ’t schynt, ick ben subtyl van geest, gelyck ick van mijn eerste jaren heb geweest, schoon ik noyt scholen ging, en lesen can noch schryven, ick maeck een kruysken dat ick weet en sal soo blyven, ick anders niet en can... maer als ick mach van d’Eel Rethorica jet brengen voor den dagh,



010210 - Cornelis de Bie - Klucht van den nieuw-gesinden doctoor die ik noeme meester Quinten-Quack, en Cortisaan synen bly-geestigen knecht. 1706b v
Eenen laetdunckenden Boer van Sottegem uyt t’ landt van Plomperdyen, meynende een groot Poëet te zyn ontmoet een botte Boerin, die hem berispt en uyt-jockt om t’ misverstant sonder kennisse der wetenschap.
B. Al ben ick plomp soo ’t schynt, ick ben subtyl van geest, gelyck ick van myn eerste jaren heb geweest, schoon ick noyt scholen ging, en lesen can noch schryven, ick maeck een kruysken dat ik weet en sal so blyven, ick anders niet en can... maer als ick mach van d’Eel Rethorica jet brengen voor den dagh, dat schoonder is als schoon, dan sulde wonder saecken van myne conste sien, want ick weet rym te maecken van eene groote cracht, daer niemant aen en can... Ick speel d’eerste party in de Comedien.



010220 - Cornelis de Bie - De nieuw-gesinden doctoor die ik noeme meester Quinten-Quack, en Cortisaan synen bly-geestigen knecht. 1720 ca.




010230 - Cornelis de Bie - Klucht van den nieuw-gesinden doctoor, die ik noeme meister Quinten-Quack, en Cortisaen, synen bly-geestigen knecht. 1735 ca.
Al ben ik plomp soo ’t schynt, ik ben subtil van geest, gelyk ik van mijn eerste jaren heb geweest, schoon ik noyt scholen ging, en lesen kan nog schryven, ick maek een kruysken dat ick weet en sal soo blyven, ick anders niet en kan... maer als ick mag van d’Eel Rethorica jet brengen voor den dag,



010240 - Cornelis de Bie - Klucht-wyse comedie van de ontmaskerde liefde in schyn en weerschyn van bedroch in ’t licht gebracht. 1708
D. Een Man gelijck ick ben gekomen tot mijn jaeren,
Vol vrees en sorghe om mijn Dochter te bewaeren,
Die met geweld wil paren, en s’en is my niet veyl
Om reden, dus he ick de oogh altijd in ’t zeyl,



010250 - Cornelis de Bie - Klucht-wyse comedie van de ontmaskerde liefde, in schyn en weerschyn van bedroch. 1720 ca.




010260 - [Cornelis de Bie] - Klucht-wyse comedie van den rampsalighen minnaer. 1699 ca.
’T En is geen wonder dat’er menigh wort bedroghen
Door de lichtveerdigheyt als men een Vyrers logen
te haest gelooft, en brenght de Dochters tot berouw
Als het te laet is, d’welck nu blijckt aen mijne Vrouw:



010270 - Cornelis de Bie - Klucht-wyse comedie van den rampsalighen minnaer. 1707




010280 - Cornelis de Bie - De rampsalighen minnaar. 1708




010290 - Cornelis de Bie - Klucht-wyse comedie van de rampsalighen minnaar. 1721 ca.




010300 - Cornelis de Bie (naar het Spaans van Lope Félix de Vega Carpio) - Klucht van Roelandt den Clapper, geseyt Hablador Roelando. 1673




010310 - Cornelis de Bie (naar het Spaans van Lope Félix de Vega Carpio) - Vermakelycke klucht van Roelant den Klapper, oft Hablador Roelando. 1702




010320 - Cornelis de Bie - De Kluchte vanden subtijlen smidt passende op de vindinghe van het maet-gesangh. 1671
Nu mijnen Roffiaen weer ivers is uyt hoeren
Soo gaen ick met den nacht naer ouderwijs eens toeren
En mijnen beenen roeren int dansen op de veel,
Ter wijlen dat den Smit noch sit in het bordeel....



010330 - Cornelis de Bie - Klucht van het vals trou-bedroch. 1702




010340 - Cornelis de Bie - Bly-eyndigh en geluck-saligh treur-spel ghenoemt verlichte duysterheyt in ’t leven van de heylige martelaeren Epictetus en Astion. 1706a v




010350 - Cornelis de Bie - Bly-eyndigh en geluck-saligh treur-spel ghenoemt verlichte duysterheyt in ’t Rooms Christen gheloof door de Heylighe Epictetus en de seer edelen en overschoonen Astion. 1706b v
Als ick eens overdenck het wonderlijck vermoghen
Van die t’al heeft ghemaeckt dat wy sien voor ons ooghen,
Te weten Hemel, Aerdt, de Sterren, Son en Maen
Die wy soo hoogh van ons in’t Firmament sien staen,



010360 - Cornelis de Bie - Bly-eyndigh en geluck-saligh treurspel ghenoemt Verlichte duysterheyt in ’t leven van de heylige martelaeren Epictetus en Astion. 1706c d
Als ick eens overdenck het wonderlijck vermoghen
Van die t’al heeft ghemaect dat wy sien voor ons ooghen,
Te weeten, Hemel, Aerdt, de Sterren, Son en Maen
Die wy soo hoogh van ons in’t Firmament sien staen,
Soo ben ik heel verstelt: wie dat den uytghelesen
En grooten Man magh sijn die dit al brocht in wesen
Tot voordeel vanden mensch, en daer van Meester is,
Want ick gheloove datter gheen ghelijckenis
Van sijn Almoghentheydt op d’Aerd’ en is te vinden...



010370 - Cornelis de Bie - Verlichte duysterheyt in ’t leven van de heylige martelaeren Epictetus en Astion. 1721 ca.




010380 - Cornelis de Bie (naar Zuster Maria d’Agreda) - De verlichte waerheydt van Godts vleesch-gheworden woordt inde gheboorte Christi, vol sedighe voor-beelden ende sonderlinghe aen-merkinghen. 1700




010390 - Cornelis de Bie - Den verloren sone Osias, oft bekeerden sondaer. 1689
Die altijt inden bant van t’vaders plicht moet leven
Is als een vaste slaef, dus wil ick my begheven
Tot d’eyghen vrijheydt, om eens naer mijn wil en lust



010400 - Cornelis de Bie - Den verlooren zon Osias, of den bekeerden sondaer. 1800 ca.




010410 - Cornelis de Bie - Wilhem Fockaart / Bedroghe girichheyt. 1694




010420 - Cornelis de Bie - Wraak van verkrachte kuysheydt bewesen in ’t ramp-salig leven vande princerse Theocrina onteert vanden ontuchtigen en bloetgierigen Amurath en van haer wraak-lustigh vermoort. 1706
Vrindt Clitus, ach! hoe wort met duysent tirannyen
Gepynicht myn gemoet, wat moet een hert al lyen
Geperst door minnen-nydt, dat toomeloos en dol
Als een geterghde leeuw gestooten uyt syn hol



010430 - Cornelis de Bie - Den ramp-saligen onderganck van Tersides coninck van Persen, verweckt door wraek en weder-wraek van Theocrin en Amurath. 1716




010440 - Cornelis de Bie - Wraak van verkrachte kuysheydt / Ramp-saligen onderganck. 1720 ca.




010450 - Cornelis de Bie - Den rampsaligen ondergank van Tersides koning van Persien, verwekt door vraek en weder-vraek van Theorin en Amurath. 1720 ca.
Vriend Clytus, ach! hoe word met duysend tirannyen
Gepynigd myn gemoed, wat moet een hert al lyen
Geperst door minne-nyd, dat tomeloos en dol,
Als een getergde Leeuw gestooten uyt syn hol,



010460 - Cornelis de Bie - Den rampsaligen ondergank van Tersides koning van Persien, verwekt door vraek en weder-vraek van Theorin en Amurath. 1730 ca.




010470 - Cornelis Pietersz Biens - Piramus en Thisbe. 1623




010480 - Cornelis Pietersz Biens - Piramus en Thisbe. 1635




010490 - Cornelis Pietersz Biens - Trevrspel, van Piramus en Thisbe. Op den reghel, Wie d’eygen herten-lustte yverich betracht, wert lichtelijck daerdoor in prijkelen gebracht. 1640




010500 - [C. Biestkens] - Claas Kloet (derde deel). 1619
Hoe sitten de Vrijsters nu en kijcken op heur neus.
Ick weet sy binnen allegaar zoo beus,
Datse menkaar de ooghen wel souwen wt de kop krabben.
Waarom? maar om datse heur over Claas kloet niet en meugen beslabben.



010510 - [C. Biestkens] - Claas Kloet (derde deel). 1629
Hoe sitten de Vrijsters nu en kijcken op heur neus.
Ick weet sy binnen allegaar zoo beus,
Datse menkaar de oogen wel souwen wt de kop krabben.
Waarom? maar om datse heur over Claas kloet niet en meugen beslabben.



010520 - C. Biestkens - Claas Kloet (derde deel) 1635
Hoe sitten de Vrijsters nu en kijken op heur neus.
Ick weet sy binnen allegaar zoo beus,
Datse menkaar de ooghen wel souwen uyt de kop krabben
Waarom? maar om datse heur over Claas kloet niet en meugen beslabben.



010530 - C. Biestkens - Claas Kloet (derde deel). 1640




010540 - [C. Biestkens] - Claas Kloet (eerste deel). 1619
Ia wel, ja wel, hoe dat dit vollick sit en siet!
Wel vrijsters en vrijers en kenje me niet?
Had icker op e wed ick souje wel inje stoel,, kippen,
Zo stil zitje allegaar en kijckt as ien hoop poel-snippen.



010550 - [C. Biestkens] - Claas Kloet (eerste deel). 1629
Ia wel, ja wel, hoe dat dit vollick sit en siet!
Wel vrijsters en vrijers en kenje me niet?
Had icker op e wed ick souje wel inje stoel,, kippen,
Zo stil sitje allegaer en kijckt as ien hoop poel snippen.



010560 - C. Biestkens - Claas Kloet (eerste deel). 1635
Ia wel, ja wel, hoe dat dit vollick sit en siet!
Wel vrijsters en vrijers en kenie me niet?
Had icker op e wed ick souje wel inje stpel,, [sic] kippen,
Zo stil zitie allegaar en kijckt as een hoop poel,, snippen.



010570 - C. Biestkens - Claas Kloet (eerste deel). 1640




010580 - [C. Biestkens] - Claas Kloet (tweede deel). 1619
Argent d’estuys, de burs, de cam, de nastling,
De miroirs, de schorthaack, de sleutelreeck, de gouw-ring.
Ic gheefse de bon coop a des nobles & boeren,
Voicy de silver mes, & de tout cleur de snoeren.



010590 - [C. Biestkens] - Claas Kloet (tweede deel). 1629
Argent d’estuys, de beurs, de cam, de nastlingh,
De miroirs, de schorthaack, de sleutelreeck, de gou-ring.
Ie gheefse de bon coop a des nobles & boeren,
Voicy de silver mes, & de toute cleur de snoeren.



010600 - C. Biestkens - Claas Kloet (tweede deel). 1635
Argent s’estuye de beurs, de cam, de nastlingh,
De miroirh, de schorthaac, de sleutelreec, de gou-ring.
Ie gheefse de bon coop a des nobles & boeren,
Voicy de silver mes, & de toute cleur de snoeren.



010610 - C. Biestkens - Claas Kloet (tweede deel). 1640




010620 - Anna Bijns [ps.] - Totte leringhe van die driftige Paterkens in het bizondere, die Scandaleuse Hoerengordynxkens wehggescoven, deur Pater Cnipschere. 1792




010630 - Izaak Bilderdijk - Arria en Petus 1790 ca.




010640 - Izaak Bilderdijk - Arria en Petus 1790 ca.




010650 - [Izaak Bilderdijk] (naar het Frans van Marie Anne Barbier) - Tomyris, of de dood van Cyrus. 1763
Ja, hoe de droefheid van my vervoer’, laat ons verstaan,
Wat Cyrus wil zy; en hoe verr’ zyne eischen gaan.
Zyn Afgezant verzoekt gehoor: ’k Wil hem verbeiden.
Aripithes, ga heen, gy zult hem binnen leiden.



010660 - [Izaak Bilderdijk] (naar het Frans van Pierre-Claude Nivelle de la Chaussée) - Het valsch vooroordeel, of de triompherende vrouw. 1762
E. Ach! Gy, Constantia, kunt gy myn voorspraak strtekken?
En pryst gy ’t huuwlyk aan? C. Durft gy ’t in twyfel trekken?
Gy hoont me, en kent my niet, zo gy van veinzery
My, hierïn, houd verdacht. E. Mevrouw, vergeef het my....
,,Rampspoedige Echtgenoote! Ach! Wie kent uwe wonden?



010670 - Mevr. Bilderdijk - Rome sauvé. 1802




010680 - Willem Bilderdijk - Deukalion en Pyrrha 1779




010690 - [Willem Bilderdijk] (naar het Frans van Germain François Poullain de Saint-Foix) - Deukalion en Pyrrha. 1785
Wat hoorde ik!... Welk een droom! - Astrêa... Zij verscheen
Mij zelf’!... ’k zie nog, door ’t bruin der dichte nevels heen,



010700 - Willem Bilderdijk (naar het Grieks van Sophocles) - De dood van Edipus. 1789




010710 - Willem Bilderdijk (naar het Grieks van Sophocles) - Edipus, koning van Thebe. Het oirspronklijk van Sofokles nagavolgd, waar bij gevoegd is eene voorafspraak over het tonelspel der ouden en hedendaagschen. 1779




010720 - Willem Bilderdijk (naar het Engels van William Shakespeare) - Hamlets bekende alleenspraak na Shakespear’s Engelsch gevolgd. 1783a o




010730 - Willem Bilderdijk (naar het Engels van William Shakespeare) - Hamlets bekende alleenspraak by Shakespear. Na de Fransche navolging door Voltaire. 1783b o




010740 - Willem Bilderdijk (naar het Engels van William Shakespeare) - Hamlets bekende alleenspraak. 1783c o




010750 - H. Binger (naar het Frans van Jean-Pierre Claris de Florian) - De kinderlijke liefde. 1799
K. De fabelen zyn toch zeer schoon, lieve moeder! zal ik ’er u ook noch eene voorleezen?
E. Zeer gaarne, lieve Karel; doch ’t langdurige overluid leezen mogt u hinderen.
K. Hinderen? Neen, in ’t geheel niet! en als ik moê ben, zal ik wat met u praaten. - Hier, deeze zal ik nocht leezen.



010760 - H. Binger (naar het Duits van S. Centlivre) - De vier voogden. 1803




010770 - Ward Bingley (naar het Frans van Marie-Alex. de Théis) - De belagchelyke tooneelzucht, of de liefhebbery comedie, in de war. 1794
A. Hoe, is ’er nog iemand gekomen?
K. Wat drommel! verveelt het jou dan zo, als je geen menschen ziet?
A. Neen, maar mynheer Karel had beloofd vroeg hier te wezen.
K. Dewyl het van daag werkdag is, zo is het mooglyk dat hy bezig is een bruiloftskleed te verkopen.



010780 - Ward Bingley - De lotery briefjes. 1775 ca.




010790 - Ward Bingley - De lotery briefjes. 1802




010800 - Ward Bingley - Nieuwjaars wensch van Thomasvaer. 1794




010810 - Ward Bingley (naar het Engels van David Garrick) - Het zestienjarig meisje. 1791




010820 - Ward Bingley (naar het Engels van David Garrick) - Het zestienjarig meisje. 1795
K. Dit is de plaats waarheen men ons gewezen heeft; maar, Jan, wat zal ’er nu van my worden, zo ik van haar die ik bemin geen tyding kan bekomen?
J. En van my: begryp dat ik een gehuwd persoon ben, en daarom kan ik zo niet meer tegen de vermoeidheden als voordezen. Maar, mynheer! ik bid zeg my eens waarom gy het leger zo eensklap verliet, zonder my zo veel tyd te gunnen om myn’ knapzak te vullen? Myn gantsche lading bestaat in uw montering, en een half douzyn hemden.



010830 - Steven Blankaart - Luciani droom, ofte Haan. 1679




010840 - Steven Blankaart - Timon. 1679




010850 - Johan Blasius (naar het Latijn van Titus Maccius Plautus) - Dubbel en enkkel. 1670
Blinde Homeer, een Dichter by de Griekken,
Had met god Bacchus heimelijk verstand;
Dan dreef sijn geest op Helikonsse wiekken,
Als hy bekranst de kelk had in sijn hand.



010860 - Johan Blasius (naar het Frans / Spaans van Paul Scarron, naar Franc. de Rojas Zorilla) - De edelmoedige vyanden. 1658




010870 - Johan Blasius (naar het Frans / Spaans van Paul Scarron, naar Franc. de Rojas Zorilla) - De edelmoedige vyanden. 1659
P. Ghy wilt dan niet Mevrou, nae dat ick kan bespeuren,
Dat ick magh van u gaen? L. Beatrix sluit de deure.
Neen Heer, ick wil ’et niet. P. Doet s’op. B. ’k En durf niet Heer.
De droes de grendel hael, die dee mijn vinger seer.
P. Beatrix. L. Doetse toe, en past niet op sijn vleyen.
B. S’is toe. Ghy moet, mijn Heer, geen Vrouwspersoon verleyen.
P. Mevrouw die lacht, dat sy mijn wil soo hind’ren magh.
L. Neen. ’t Is maer om een proef van ’t geen u herte sagh.



010880 - Johan Blasius (naar het Frans / Spaans van Paul Scarron, naar Franc. de Rojas Zorilla) - De edelmoedige vyanden. 1662
P. Gy wilt dan niet Mevrow, na dat ik kan bespeure’,
Dat ik mag van u gaan? L. Beatrix sluit de deure,
Neen Heer, ik wil ’et niet. P. Doet ’s op. B. Ik durf niet Heer.
De droes de grendel haal, die dee mijn vinger seer.



010890 - Johan Blasius (naar het Frans / Spaans van Paul Scarron, naar Franc. de Rojas Zorilla) - De edelmoedige vyanden. 1671
P. Gy wilt dan niet Mevrow, na dat ik kan bespeure’,
Dat ik mach van u gaan? L. Beatrix sluit de deure:
Neen Heer, ik wil ’et niet. P. Doet s’ op. B. Ik durf niet Heer.
De droes de grendel haal, die deê mijn vinger seer.



010900 - Johan Blasius (naar het Frans van Gabriel Gilbert) - Het huwlyk van Oroondate en Statira. 1670
R. Men sterve Hesionn’! H. O neen Mevrouw, men leeve!
R. Aan hoe veel dwingers heeft mijn Siel haar opgegeeve!
Vol wanhoop worstelt sy met Staat-sucht, Wraak en Liefd’.
Drie beulen, waar van elk mijn siel by beurten grieft.



010910 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Kaliste. Eerste deel. 1661




010920 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Kaliste. Eerste deel. 1663a d
L. Ik sag bequamer tijt dan dese noyt mijn dagen
Om borstelige Swijns en Harten na te jagen.
Daar komt Kleander. ’k veyns. Heer Ridder sijt gegroet.
K. Den Hemel u beschut. Mijn Heer sijt gy gemoet,
Om op de Iagt te gaan in Hartenrijke bemde’?



010930 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Kaliste. Eerste deel. 1663b d
L. Ik sag bequamer tijt dan dese noyt mijn dagen
Om borstelige Swijns en Harten na te jagen.
Dan komt Kleander. ’k veyns. Heer Ridder sijt gegroet.
K. Den Hemel u beschut. Mijn Heer sijt gy gemoet,
Om op de Jagt te gaan in Hartenrijke bemde?



010940 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Caliste I. 1703
Sie hier de grootste Trouw die oyt d’Ontrouwheid zag.
Lysander en Calist, die dappre, en die schoone,
Twee, daar het wreet geval geen roem op dragen mag,
En die voor tijd noch plaats de minste kreuking tonen.



010950 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Kaliste. Tweede deel. 1661




010960 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Kaliste. Tweede deel. 1662
K. Men ga dan saam verselt ter heyl’ge Mis, gy Heeren,
De dag-son maant ons aan om tempelwaart te keeren.
Men vier den Heemel-voogd met vierige gebeên.
D. Heer Ridder. L. Iuffer, hoe! wat porren u voor reên
Hier te verschijnen? D. dit. dees saamgevouwde bladen.



010970 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Kaliste. Tweede deel. 1663
K. Men ga dan saam verselt ter heyl’ge Mis. gy Heeren,
De dag-son maant ons aan om tempelwaart te keeren.
Men vier den Hemel-voogd met vierige gebeên.
D. Heer Ridder. L. Juffer, hoe! wat porren u voor reên
Hier te verschijnen? D. dit. dees saamgevouwde bladen.



010980 - Johan Blasius (naar het Frans van Vital d’Audiguier) - Lysander en Caliste II. 1703




010990 - Johan Blasius (naar het Frans van François le Métel de Boisrobert) - De malle wedding. 1671
Wat voelt mijn hart een brand!
Hoe roert de koorts en ’t minnen
Mijn siel van binnen,
Die de rust verband,



011000 - Daniel Bleecker - Titus Manlius Torquatus, of de zegepraal der krygstucht. 1799
Gy, waerelddwingers, die uw aanzien, roem en eer
In krygslauwrieren stelt! Romeinen, wien niets meer
Dan ’t dreigend krygsgevaar in ’t strydperk kan behagen!
Gy ziet thans voor uw’ moed een gunstig tydstip dagen.
Een volk, door u sints lang als bondgenoot geächt,
Breekt zyn verbindtenis en spot met uwe magt:
Het waant zich u gelyk in aanzien en vermogen,
En, door dat denkbeeld trots, verblind die waan zyne oogen.



011010 - Dirck Evertsz. van Bleysw ck - Delfsche Broertgens-Kermis. Een refreyn of spels-gewys verhael van de kermis die de Minder-broeders tot Delft des jaers nae de Beeldestormery, te weeten anno 1567, gehouden hebben in het clooster gemaemt het Broer-huys. 1677




011020 - Dirck Evertsz. van Bleysw ck - Delfsche Broertgens-Kermis. Een refreyn of spels-gewys verhael van de kermis die de Minder-broeders tot Delft des jaers nae de Beeldestormery, te weeten anno 1567, gehouden hebben in het clooster gemaemt het Broer-huys. 1677




011030 - Dirck Evertsz. van Bleysw ck - Delfsche Broertgens-Kermis. Een refreyn of spels-gewys verhael van de kermis die de Minder-broeders tot Delft des jaers nae de Beeldestormery, te weeten anno 1567, gehouden hebben in het clooster gemaemt het Broer-huys. 1677




011040 - J. Block - Vreugden-spel ter gelukkige verlossing van H.K.H. Anna, gemalinne van Willem Karel Hendrik Friso, [...] 1743




011050 - Hendrik Bloemaert (naar het Italiaans van Giovanni Baptista Guarini) - Den getrouwen herder. Op nieuws uyt het Italiaensch vertaelt ende gerijmt. 1650
Gaet heen ghy liê, die nu hebt in de klem gedreven
’t vervaerelicke Zwijn, en wilt het teecken geven
Gewoonlick tot de Jacht, en met den Hoorn ontweckt
De oogen, met uw stem de herten tot u treckt.



011060 - Hendrik Bloemaert (naar het Italiaans van Onbekend) - Hannibal den manhaften veld-overste, triomferende in de stadt Capua. 1670




011070 - Augustus Alstenius Bloemertius - Macchiavelli. 1653




011080 - Pieter Boddaert jr. (naar het Frans van Alexander-Vincent Pineu Duval) - De canunnik van Milaan, of de onverwachte avondmaaltijd. 1797
Ach hemel! wat is het toch werkzaam keukenmeid, en vooral keukenmeid by een canunnik te zyn! - De heer Barnabé krygt daar in ’t hoofd om aan twee van zyne vrienden, aan de jonge Caelenie, haar vader, en zyn malle neef Benetto een avondmaal te geeven, en my geeft hy niet eens een noodhulp.



011090 - Pieter Boddaert jr. (naar het Frans van Gabriel Marie Jean Baptiste Legouvé) - De dood van Abel. Naar het Fransch van den burger Legouvé. 1797
Naauwlijks scheemert de morgen, waar gaat gij heenen mijn waarde Abel? Waar gaat gij voor dat het eerste Huisgezin van het wordent Menschdom, het Morgen-gebed alhier tot den Eeuwigen opzend? — Waarom ontrukt gij U de zachten slaap?



011100 - Pieter Boddaert jr. (naar het Duits van Christoph Friedrich Bretzner) - De geesten-bezweerer. Naar het Hoogduitsch van A.G. [sic] Bretzner. 1797
Wie is deeze hemelsche verschijning? — Voleind, voleind Goddelijke betoovenaar! rust een Godheid op uwe lippen? ô Gij hebt mijne ziele getroffen, alle mijne zinnen in mijne ooren getooverd, en mijn geest in streeken vol van bedwelmende luchtbeelden heen gevoerd!



011110 - Pieter Boddaert jr. (naar het Engels van Onbekend) - De geneezing van het hartzeer. 1795 ca.




011120 - Pieter Boddaert jr. (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Macbeth. 1800a v
Mynheer, waar zyn wy toch? - Geen wolk aan ’s hemels bogen
Hield ooit dit aklig woud met zwarter floers omtogen,
Wat hoolen! welk gebergt! - Wat schrik ontstaat in my
By ’t aklig duister van dees doodsche woesteny!



011130 - Pieter Boddaert jr. (naar het Frans / Engels van Jean-François Ducis / William Shakespeare) - Macbeth. 1800b v




011140 - Pieter Boddaert jr. - Molstein en Kroondorp. 1794




011150 - Pieter Boddaert & Pieter de la Rue (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Atreus en Thyestes. 1716
De dag, dien ik reeds zie ter oosterkimme uitbreeken,
Zal midden schaffen, om my eindelyk te wreeken,
Naar myn begeerte en wensch. de Wind die gunstig keert
Ten goede voor de Vloot, zoo lange vast gemeert



011160 - Matthijs Bode (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Orestes en Pylades, of Iphigenia in Tauris. 1702
Zie nu, Myn Heer, dien dag, na zo veel zorgen, straalen,
Waar op Vorst Thoas van zyn wensch zal zegepraalen;
Waar op die Krygsheld, zo gelukkig door zyn min,
Trouwd, voor het echtaltaar, zyn schoone zielsvriendin.



011170 - Matthijs Bode (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Orestes en Pylades, of Iphigenia in Tauris. 1710
H. Zie ne, myn Heer, dien dag, na zo veel zorgen, straalen,
Waar op Vorst Thoas van zyn wensch zal zegepraalen;
Waar op die Krygsheld, zo gelukkig door zyn min,
Trouwd, voor het echtaltaar, zyn schoone zielsvriendin.



011180 - Matthijs Bode (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Orestes en Pylades, of Iphigenia in Tauris. 1729




011190 - Matthijs Bode (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Orestes en Pylades, of Iphigenia in Tauris. 1750a v
Zie nu, myn Heer, dien dag, na zo veel zorgen, straalen,
Waar op Vorst Thoas van zyn wensch zal zegepraalen;



011200 - Matthijs Bode (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Orestes en Pylades, of Iphigenia in Tauris. 1750b v




011210 - Matthijs Bode (naar het Frans van François Joseph Chancel, dit La Grange) - Orestes en Pylades, of Iphigenia in Tauris. 1784




011220 - Matthijs Bode (naar het Frans van Antoine la Fosse, sieur d’Aubigny) - Polyxena. 1703
Ja, Vorst, uw strydbaare arm bragt Ilium ten val,
En stichte uw krygstropheên op de afgestrede wal.
’t Zyn, naast de Goôn, uw daân, die de overwinning gaven
Op ’t haat’lyk Troje, in asch en smeulend puin begraaven.



011230 - Matthijs Bode (naar het Frans van Antoine la Fosse, sieur d’Aubigny) - Polyxena. 1717
Ja, Vorst, uw strydbaare arm bragt Ilium ten val,
En stichte uw krygstropheên op de afgestrede wal.
’t Zyn, naast de Goôn, uw daân, die de overwinning gaven
Op ’t haat’lyk Troje, in asch en smeulend puin begraaven.



011240 - Matthijs Bode (naar het Frans van Antoine la Fosse, sieur d’Aubigny) - Polyxena. 1740a v




011250 - Matthijs Bode (naar het Frans van Antoine la Fosse, sieur d’Aubigny) - Polyxena 1740b v
Ja, Vorst, uw strydbaare arm bragt Ilium ten val,
En stichte uw krygstropheên op de afgestrede wal.
’t Zyn, naast de Goôn, uw daân, die de overwinning gaven
Op ’t haat’lyk Troje, in asch en smeulend puin begraaven.



011260 - Johanens Bodecher Benning - Dido, oft’ heylloose minnetocht. 1634
Elck dieder sterooght op den swier van ’t sienlijck rond,
Elck die met weetsieck breyn tot in gesloote mond
Der dingen daelt, welcke aerd, oft’ water houd verschoolen,
Elck die door steyle lucth nae tintelende koolen



011270 - B. Boekholt - Minnedichten, speelsgewys vertoont, ter bruyloft van Arent van den Heuvel en Clara Vertange, 9 Aug. 1667. 1667




011280 - Adriaan Boelens - De bedrooge Vryer. 1649
Ick kom hier als verbaest, en heymelijck uytghetooghen,
Om mijn ghesette tijdt en Lief te sien voor ooghen,
Ghelijck sy heeft bestemt de tijdt van hallef acht,
Dies ick haer met vermaeck hier op dees plaets verwacht,
Die nu soo ick vertrouw mijn klacht en smart sal hooren,
En dencken op mijn min so minnelijck uytverkooren:
Waer is ter Wereldt oyt voor Minnaer meer verdriet,
Als dat men van sijn Lief geen wedermin gheniet,
Dan staet men als versuft, men soeckt staegh yet te maecken
Om met gheluck aen ’t endt en minlust te gheraecken.



011290 - Adriaan Boelens - De bedrooge Vryer. 1672
Ick kom hier als verbaest, en heymelijck uytgetogen,
Om mijn gesette tijdt en Lief te sien voor oogen,
Gelijck sy heeft bestemt de tijdt van hallef acht,
Dies ick haer met vermaeck hier op dees plaets verwacht,
Die nu soo ick vertrouw mijn klacht en smart sal hooren,
En dencken op mijn min so minnelijck uytverkooren:
Waer is ter wereldt oyt voor Minnaer meer verdriet,
Als dat men van sijn Lief geen wedermin geniet,
Dan staet men als versuft, men soeckt staeg yet te maecken
Om met geluck aen ’t endt en minlust te geraecken.



011300 - Adriaan Boelens - Den glasen doctoor. 1663




011310 - [Adriaan Boelens] - Klucht van den glasen doctoor. 1678
Myn brief is nu gereedt, gaet brengts’ aen Alexander,
Geefts’ hem in eygen hande, by lijven aen geen ander,
Den inhoudt weetje wel, dat is, ick stel hem voor
Hy ’thuwelijk moet beletten, van nijn, met den Doctoor:
En of mijn vader onderweegh u mocht verrassen,
Doet dan soo ick u sey.



011320 - Adriaan Boelens - Den glasen doctoor. 1679
Myn brief is nu gereedt, gaet brengts’ aen Alexander,
Geefts’ hem in eygen hande, by lijven aen geen ander,
Den inhoudt weetje wel, dat is, ick stel hem voor
Hy’t huwelijk moet beletten, van nijn, met den Doctoor,
En of mijn Vader onderweegh u moght verrassen,
Doet dan soo ick u sey.



011330 - Adriaan Boelens - Nieuwe vertooningen, die op de schouburgh sullen vertoont worden. 1648




011340 - Adriaan Boelens - De klucht van de oneenige-trouw. 1648
G. Nou hoe is het soekje ’t nest Ey, selje gaen so laet het lukken?
I. Dat wilje nouw met jou beste verstandt, maer werentelijck ’t hiele werck raeckt aen stukken.
G. Jy seldt op de Fartel, of ick hekel jou ten huysen uyt.
Voort segh ickje kenje mijn voor jou Man ebruyt.



011350 - Adriaan Boelens - De zes vertooningen die op de schouwburg, door goet vinden van de regeerders, aldaer vertoont zijn den 23 Junij 1648. 1649
Mars komt hier toegerust d’Onnoselheyd bestryen:
Doch d’algewenste Vreê, om Neêrlant te bevryen,
Ontwapent hem terstont, die soo veel gruw’len deê,



011360 - Dominicus Martinus Boeteman - Pollicander. 1733




011370 - Dominicus Martinus Boeteman - Rosamunda, dochter van Anaxartes koninck van Persien. 1732




011380 - Dominicus Martinus Boeteman - Malherus ende Discreta syne huysvrouwe: treur-spel, sal speel-wys verthoont worden door de jonckheyt van Dominicus Martinus Boeteman [...] opghedragen aen de ouders der gheseyde Jonckheyt op den 22 ende 28 september 1733. op het stadt-huys [...]. 1733




011390 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Alexander de Groote. 1693
Hoe! wilt gy om ’t gebied met Alexander dingen;
Wiens macht den heemel tot zyn bystand schynt te dwingen?
Voor wien gantsch Azië deemoedig nederknielt,
Nu hy haar Vorsten heeft verwonnen en vernielt,



011400 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Alexander de Groote. 1699




011410 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Alexander de Groote. 1718




011420 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - Alexander de Groote. 1723
Hoe? wilt gy om ’t gebied met Alexander dingen.
Wiens macht den hemel tot zyn bystant schynt te dwingen?
Voor wien gansch Asië deemoedig nederknielt,
Nu hy ’s lants Vorsten heeft verwonnen en vernielt,



011430 - [Abraham Bogaert] - De gewaande droes. 1711
K. Jawel, Juffrouw, ik zie noch niemant te voorschyn komen.
J. Dat ontstelt me ten hoogste, en doet me voor onraad schroomen.
’k Vrees dat hy ’t werk niet wel zal hebben aangeleid;
Want Hendrik schryft, dat hy in alle zekerheid



011440 - Abraham Bogaert - Myrrha, of de gestrafte bloed-schande. 1688




011450 - Abraham Bogaert - Myrrha, of de gestrafte bloed-schande. 1688




011460 - Abraham Bogaert - Myrrha, of de gestrafte bloed-schande. 1743
Neen, neen, Antenor, ’k ken myn Polinices wel.
Kan zulk een Minnaar op Lavinia zo fel
En wreed wel weezen? neen, zyn diergezwoorene eeden,
Antenor, stellen myn’ verliefde ziel te vreeden.



011470 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Jean Galbert de Campistron) - Phocion. 1743
Wel, zal Agnonides hier op myn bede komen?
Heeft hy van u reeds, wat my herwaarts dryft, vernomen?
En weet hy dat een bange en wettelyke schrik
My voor myn’ vader knaagt, my drukt elk oogenblik?
En dat, nu ’t volgen my zoo wreedt is afgeslagen,
Zyn afzyn my bestelpt met meer dan duizent plaagen?



011480 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Jean Baptiste Racine) - De pleiters. 1695
Ja; ’k zeg als noch, het is een zot die hem vertrouwt
Op dingen die hy hoopt, en niet met ’t oog beschouwt,
En, als een Ezel hem by d’ooren om laat leijen;
Want een die heden lacht, zal morgen zeker schreijen.




011490 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1713
Z. Laat my, Phenicia, ten prooy aan myn ellenden,
Bezwaar myn smarten niet, in stê van ze af te wenden:
Verlaat my doch; uw raadt noch ’t leven dienen niet,
Dan tot vergrooting van myn rampen en verdriet.



011500 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1723
Laat my, Phenicia, ten prooy aan myn ellenden,
En druk myn smarten niet, in stê van ze af te wenden.
Verlaat my toch: uw raadt noch ’t leven dienen niet,
Als tot vergrooting van myn rampen en verdriet.



011510 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1732




011520 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1739a v
Laat my, Phenicia, ten prooy aan myn ellenden:
Bezwaar myn smarten niet, in steê van ze af te wenden:
Verlaat my doch: uw raadt noch ’t leven dienen niet,
Dan tot vergrooting van myn rampen en verdriet.



011530 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1739b v




011540 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1739c v




011550 - Abraham Bogaert (naar het Frans van Prosper Jolyot de Crébillon) - Rhadamistus en Zenobia. 1782




011560 - [Abraham Bogaert] (naar het Frans van Philippe Quinault) - Stratonice. 1694
O trótse driften van een éd’le ziel, die nooit
Haar’ wénsch, dan mét een kroon op ’t hooft kan zien voltooit!
Ongrondb’re neigingen van een roemzuchtig herte,
Wiens zórg niet dult, ’t geen haar te laag is!, dan mét smerte,
Hovaardige eerzucht, wiens begeerte zich niet zal
Bepaalen laaten dan mét de omtrek van ’t heel al:
Gy vleit my met een’ Staat, die ik my zie ontrukken;
Ik zal één ander zien regeeren , my verdrukken,
En Stratonice fier in Syrien getreên,
Zal jk nóch dézen dag den rykstroon zien bekleên.
Wat kan uwe ydele vervoeringe my baaten?
Wat doet gy in myn’ hart van alle hoop verlaaten?



011570 - [Anthonie Bogaert] - ’t Nieuwsgierige Aegje. 1679a d
Ia wel dit wachten, schipper, dat zou de droes verdrieten.
Ik bid je, laeten we de snól ereis opschieten,
En met ’et lag deur loopen, wat dunk je? ze kost
Wel twiemael weêrom wezen, van daer ze de hoer haelen most.



011580 - [Anthonie Bogaert] - ’t Nieuwsgierige Aegje. 1679b d




011590 - Anthonie Bogaert - ’t Nieuwsgierige Aegje. 1701




011600 - Boissi - Momus exilé. 1758




011610 - Louis de Boissy - Mélide, ou le navigateur. 1773




011620 - Louis de Boissy - La surprise de la haine. 1772




011630 - Guilielmus Bolognino - Dorothea maeghet ende martelersse. Speelwys verthoont door de jonkheyt van de parochie van S. Ioris. 1641




011640 - Joan Boltingh - Mr. Tiribus. 1665




011650 - Petrus Janssoon Bonné - Beclaegelyke distructie der steden van Belgis en Haerensbeke, die op hedent Haerelbeke genaemt wort. 1753 ca.




011660 - Petrus Janssoon Bonné - Het leven ende doodt vanden glorieusen martelaer Oswaldus coninck van Northumberlandt. 1753




011670 - Reinier Bontius - Belegering ende het Ontset der Stadt Leyden, geschiedt inden Jare 1574. Beginnende den 27. May ende eyndigde den derde Octobris, seer levendigh Afgebeeldt door Reinerius Bontius. 1645
Ay my! wat naeckt mijn weer, wat rampe komt mijn nadre,
Ick hoor een Oorloochs toon, op veel verscheyde radre,
Van Trommel en Trompet, met nare velt geschrey
In dese duystre nacht, ick hoor een groot gegrey,



011680 - Reinier Bontius - Belegering ende het ontset der stadt Leyden. Geschiet in den jare 1574. beginnende den 27 May, ende eyndighde den derden Octobris, seer levendich afgebeelt door Reynerius Bontius. 1646
Ach Hemel! wat een druck! wat onluck zal my naken
Ach! droeve Burgery, comt op u muyren waken,
Een toon op oorloochs maet en nare Veldgeschrey,
Verheft zich om mijn Leen, men hoort een groot gegrey,



011690 - Reinier Bontius - Belegering ende ontsetting der stadt Leyden. Geschiet in den jare 1574. beginnende den 27 May, ende eyndighde den derden Octobris daer aen volghende. Seer levendich afgebeelt door Reynerius Bontius. 1647
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorloch is gesticht,
Eerst streed’se voor den Reus; nu voor Godts Ware Licht
En Heylige Gemeent, men heeft nu twintich weecken
Niet dan een felle Krijgh, en Bloet-vlagh op sien steecken



011700 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1652a d




011710 - Reinier Bontius - Belegering ende ontsetting der stadt Leyden. 1652b d
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst streedse voor den Reus; nu voor Gods ware Licht
En Heylige Gemeent, men heeft nu twintigh weecken
Niet dan een felle Krijgh, en Bloetvlagh op sien steecken,



011720 - Reinier Bontius - Belegering ende ontsetting der stadt Leyden. Geschiedt in den jare 1574. beginnende den 27. May, ende eyndighde den 3. Octobris, daer aen volgende. 1656




011730 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. [...] Noyt voor eenige Lief-hebbers soo levendig af-gebeelt. In Valckenburg den 5. Septemb. 1659. 1659 ca.




011740 - Reinier Bontius - Belegering ende ontsetting der stadt Leyden. Geschiedt in den jare 1574. beginnende den 27. May, ende eyndighende den 3. Oct., daer aen volgende. 1659a v
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst streedtse voor den Reus, nu voor Gods ware Licht
En heylige Gemeent, men heeft in twintigh weecken
Niet dan een felle Krijgh, en Bloetvlagh op sien steecken,



011750 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. [...] alles nae ’t leven ver-beelt, in Valckenburg, den 5. 6. en volgende daegen van September, 1659. 1659b v
’t Schijnt dat dees’ Leytze-stadt tot Oorloog is gesticht,
Eer streetze voor den Reus, nu voor Godts-ware-licht
En Heylige-gemeent’, men heeft in twintig-weecken,
(Door felle Krijg) niet dan een bloet-vlagg’ op zien steecken,
Voor dit bemuyrde-rond’: wat schrickelijck gewelt



011760 - Reinier Bontius - Belegeringh ende ontsettingh der stadt Leyden. De leste druck veel vermeerdert, met de vertooningen. 1660 ca.




011770 - Reinier Bontius - Belegering ende ontsetting der stadt Leyden. 1660a d




011780 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1660b d
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor Godts ware licht
En heylige Gemeent. Men heeft in twintig weken
(Door felle Krijg) niet als een bloetvlagh op zien steken,



011790 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1660c d
’t Schijnt dat dees’ Leytze-stadt tot Oorloog is gesticht,
Eerst streetse voor den Reus, nu voor Godts-ware licht
En Heylige-gemeent’, nen heeft in twintig-weecken
(Door felle krijg) niet dan een bloet-vlag op zien steecken,
Voor dit bemuurde-rond’: wat schrickelijck gewelt



011800 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1661a d




011810 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1661b d
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor Godts ware licht
En heylige Gemeent. men heeft in twintig weken,
(Door felle Krijg) niet als een bloet-vlagh op sien steken,
Voor dit bemuerde rondt. Wat schrickelijck gewelt



011820 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1663




011830 - Reinier Bontius - Belegering en ontsetting der stadt Leyden. Geschiedt in den jare 1574. beginnende den 27. May, ende eyndighende den 3. Oct., daer aen volgende. 1664
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst streedtse voor den Reus; nu voor Gods ware Licht,
En Heylige Gemeent’, men heeft nu twintich weecken,
Niet dan een felle Krijgh, en Bloetvlagh op sien steecken



011840 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1667
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor Gods ware Licht,
En Heylige Gemeent. Men heeft in twintich weken,
(Door felle Krijg) niet als een bloet-vlag op sien steken,



011850 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1669




011860 - Reinier Bontius - Belegeringh ende ontsettingh der stadt Leyden. Den lesten druck veel verbetert, met de vertooninge voor, in, en na ’t spel. 1670 ca.
Het schijnt dat dese Stad tot Oorlogh is gesticht:
Eerst streedse voor den Reus; nu voor Gods ware licht
En Heylige Gemeent: Men heeft nu twintig weecken
Niet dan een felle Krijgh, en Bloet-vlag op sien steken



011870 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1670a v
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor het ware licht
En heylige Geloof. men heeft in twintig weken
(Door felle Krijg) niet als een bloetvlagh op zien steken,
Voor dit bemuurde rond. Wat schrickelijk gewelt



011880 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1670b v
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor het ware licht
En heylige Geloof. men heeft in twintig weken
(Door felle Krijg) niet als een bloetvlagh op sien steken,



011890 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1671




011900 - Reinier Bontius - Belegering ende ontsetting der stadt Leyden. Geschiet in den jare 1574. beginnende den 27 May, ende eyndighde den derden Oct., daer aen volghende. 1674




011910 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1676a d




011920 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1676b d
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor Godts ware licht,
En heylige Gemeent. Men heeft in twintig weken
(Door felle Krijgh) niet als een bloet-vlagh op sien steken,
Voor dit bemeurde rondt. Wat schrickelijck gewelt



011930 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1677




011940 - Reinier Bontius - Beleg en ontzet der stad Leiden. 1678 ca.




011950 - Reinier Bontius - Belegeringh ende ontsettingh der stadt Leyden. 1679b o
Het schijnt dat dese Stad tot Oorlogh is gesticht:
Eerst streedse voor den Reus; nu voor Gods ware licht
En Heylige Gemeent: Men heeft nu twintig weecken
Niet dan een felle Krijgh, en Bloet-vlag op sien steken



011960 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1682a d
Het schijnt dat dese Stadt tot Oorlogh is gesticht,
Eerst vochtse voor den Reus, nu voor Gods ware Licht
En Heylige Gemeent. Men heeft nu twintich weken,
(Door felle Krijg) niet als een bloet-vlag op sien steken,
Voor dit bemuurde rondt. Wat schrickelijck gewelt



011970 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1682b d




011980 - Reinier Bontius - Beleg en ontset der stadt Leyden. 1682c d




011990 - Reinier Bontius - Beleg en ontset