Ceneton036940UB GentUrsicula [p. 1]

TRAPOLYN.

KLUCHTSPEL.

Uit het Fransch gevolgd

Door

E. v. HOEVEN.

[Vignet: Yver in liefde bloeiende].

By d’Erf: van J. LESCAILJE, op den Mid-
deldam, naast de Vischmarkt, 1688.

Met Privilegie.



[p. 2] Copye van de Privilegie . D E Staten van Holland ende westyrielland doen teweeten: ALLO Ons vertoond is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw- burg tot Amsterdam, Datzy Supplianten zedert eenige Jaaren herwaarts met hunne goede vrinden hadden gemaakt en ten Toonecle, gevoert verscheiden Werken, zo van Treurspeelén, Blyspeelen als Klugten, welke zy lieden nu geerne met den druk gemeenwilden maken: doch gemerkt dat deze Werken door het nadrukken van anderen, veel van hun luister, zo in Taal als Spelkonst zouden komen te verlie-zen, en alzo zy Supplianten hen berooft zouden zien van hun byzon. dere oogwit om de Nederduitsche Taal en de Digikonst voort te zetten, zo vonden zy hen genoodzaakt, om daar inne te voorzien, ende hen te keeren tot Ons, onderdanig verzoekende, dat wy omme redenen voorsz. de Supplianten geliefden te verleenen Oktroy ofte Privilegie, omme alle hunne Werken recds gemaakt, ende noch in’t ligt te brengen, den tyd van vyftien Jaaren alleen te mogen drukken en verkoopen of doen drukken en verkoopen, met verbod van alle anderen op zeekeren hooge peene daar toe by Ons te stellen, ende voorts in communi forma. Zo is ’t dat wy de Zake en ’t Verzoek voorfz. overgemerkt hebbende, ende genegen wezende ter bede van de Supplianten, uit Onze regte wetenschap, Souveraine magt ende authoriteit dezelve Supplianten gekonzenteert, geakkordeert ende geoktroieert hebben, korzenteeren, akkordéeren ende oktroieeren misdezen, dat zy geduuresde den tyd van vyftien eerst achter een volgende Jaaren de voorfz. Werken die reeds gedrukt zyn, ende die van tyd tot tyd door haar gemaakt ende in ’tligt gebragt zullen werden, binnen den voorsz. Onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven en verkoopen. Verbiedende daarom allen ende eenen ygelyken dezelve Werken naar te drukken, ofte elders naargedrukt binnen den zelve Onzen Lande te brengen, uit te geven ofte te verkoopen, op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebragte ofte verkogte Exemplaaren,, ende een boete van drie honderd guldens daar en boven te verbeuren, te applice-ren een darde part voor den Officier die de kalange doen zal, eendarde part voor den Armen der Plaatze daar her kazus voorvallen zal, ende het resteerende darde part voor den Supplianten. Alles in dien verstande, dat wy de Supplian:en imçerdezen Onzen Oktroije alleen willende gratificeren tot verhoedinge van haare schaade door her nadrukken van de voorfz. Werken, daar door in geenige deelen verstaan, den inhoude van dien te authorizeeren ofte te advoueeren, ende veel mịn dezel. ve onder Onze protektic ende bescherininge, eenig meerder kredit, aanzien ofo reputatie te geven, nemaar de Sapplianten in kas daar in yets onbehoorlyk zoude mogen influeeren, alle het zelve tot haren laste zullen gehouden wezen te verantwoorden; tot dien einde wel expresselyk begeerende, dat by aldien zy dezen Onzen Oktroije voor de zelve Werken en zullen willen stellen daar van geene geabbrevicerde oftegekontra. eerde mentie zullen mogen maaken; nemaar gehouden zullen weczen et zelve Oktroy in’t geheel code zonder eenige Omiffie daar voor te rukken ofte te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zya cen xemplaar van alle de voorfz. Werken, gebonden ende wel gekondioncert te brengen in de Bibliotheecg van Onze Univerziteit tot Lei. en, ende daar van behoorlyk te doen blyken. Alles op poene van het Efeke van dien te verliczen. Ende ten einde de Supplianten dezen Onzen onzent en Oktroije mogen genieten als naar behooren: Laften wy alien unde eenen ygelyken die ’t aangaan mag, dat zy de Supplianten van den nhoude van dezen doen, laaten en gedogen, ruftelyk en volkomentyk genieten, en cefferende alle belecten ter kontraric. Gedaan in den Jaage onder Onzen grooten Zegele hier aan doen hangen den xix Sep. ember in ’t jaar onzes Heerens en Zaligmakers duizentzes honderd vier en tachtig. G. FAGEL Ter Ordonnantie van de Staaten SIMON van ’BEAU MONT. De tegenwoordige Regenten van de schouwburg, hebben het rech der bovenstaande Privilegie, voor Trapolon, verg und aan de Erfgenaamen van 7. Lescailje VERTOONERS. ONWELTENTHEID. TRAPOLYN. DOCTOOR. PHILOSOPHIE, 2 Dochters van den Doctoor. POESY, OPSMOKKERY. TRA [p. 4] Aan denwel Edele Geboorne Man s - haste HEER,. van H & Er De TOUSSAIN, Heer van Leeuwenburg en Rit meester ten dienst van de Ver eenigde Nederlanden. S: E Roem, die U Ed. SSEN niet alleen in de Wa penen, maar ook in [p. 4] ge niet te versmaaden, maar in tegendeel het zelve te gedoogen, en tot hooger aan te moedigen; ’t zal aan myn eerste arbeid de grootste luister zyn, wanneer U Ed de geringste die onder UEd. bescherming is, toestaat zich te noemen Wel-Edele Manhafte, UEd. Dienaar, E. van der HOEVEN. [p. 5] Copye van de Privilegie. DE Staten van Holland en de Westvriesland doen teweeten. Al zo DOns vertoond is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw ’ burg tot Amsterdam, Dat zy Supplianten zedert eenige Jaaren herwaarts met hunne goede vrinden hadden gemaakt en ten Tooneele, gevoert verscheiden werken, zo van Treurspeelen, Blyspeelen als Klugten, welke zy lieden nu geerne met den druk gemeen wilden ma ken: doch gemerkt dat deze Werken door het nadrukken van anderen, veel van hun luister, zo in Taal als Spelkonst zouden komen te verlie zen, en alzo zy Supplianten hen berooft zouden zien van hun byzon dere oogwit om de Nederduitsche Taal en de Digtkonst voort te zetten, zo vonden zy hen genoodzaakt, om daar inne te voorzien, ende hen, te keeren tot Ons, onderdanig verzoekende, dat Wy omme redenen voorsz. de Supplianten geliefden te verleenen Oktroy ofte Privilegie, omme alle hunne Werken reeds gemaakt, ende noch in ’t ligt te bren gen, den tyd van vyftien Jaaren alleen te mogen drukken en verkoopen of doen drukken en verkoopen, met verbod van alle anderen op zee keren hooge peene daar toe by Ons te stellen, ende voorts in commu ni forma. Zo is ’t dat Wy de Zake en ’t Verzoek voorsz. overgemerkt hebbende, ende genegen wezende ter bede van de Supplianten, uit Onze regte wetenschap, Souveraine magt ende authoriteit dezelve Sup plianten gekonzenteert, geakkordeert en de geoktroieert hebben, kon zenteeren, akkordeeren ende oktroieeren misdezen, dat zy geduurer deden tyd van vyftien eerst achter een volgende Jaaren de voorsz. wer ken die reeds gedrukt zyn, ende die van tyd tot tyd door haar gemaakt ende in ’t ligt gebragt zullen werden, binnen den voorsz. Onzen Lan de alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven en verkoo pen. Verbiedende daarom allen en de eenen ygelyken dezelve werken naar te drukken, ofte elders naargedrukt binnen denzelve onzen Lan de te brengen, uit te geven ofte te verkoopen, op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebragte ofte verkogte Exemplaaren, ende een - boete van drie honderd guldens daar en boven te verbeuren, te applice ren een darde part voor den Officier die de kalange doen zal, een darde part voor den Armen der Plaatze daar het kazus voorvallen zal, ende het resteerende darde part voor den Supplianten,, Alles in dien verstan de, dat wy de Supplianen met dezen onzen Oktroije alleen willende gratificeren tot verhoedinge van haare schaade door het nadrukken van de voorsz. Werken, daar door in geenige deelen verstaan, den inhou de van dien te authorizeeren ofte te advoueeren, ende veel inin de zel ve onder Onze protektie ende beschermninge, eenig meerder kredit, aan zien oft reputatie te geven, nemaar de Sapplianten in kas daar in yets onbehoorlyk zoude mogen influeeren, alle het zelve tot haren laste zul 1en gehouden wezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresselyk begeerende, dat by aldien zy dezen Onzen Oktrotje voor de zatew: ken zullen willen stellen daar van geene geabbrevieerde ofte gekontra heerde mentie zullen mogen maaken, nemaar gehouden zullen weezen het zelve oktroy in ’t geheel ende zonder eenige Omissie daar voor te drukken ofte te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn een exemplaar van alle de voorsz. werken, gebonden ende wel gekondi tioneert te brengen in de Bibliotheecq van Onze univezziteit tot Lei den, ende daar van behoorlyk te doen blyken. Alles op poene van het effekt van dien te verliezen. Ende ten einde de Supplianten dezen Onzen konzent en Oktroije mogen genieten als naar behooren: Lasten wy allen en de eenenygelyken die ’t aangaan mag, dat zy de Supplianten van den inhoude van dezen doen, laaten en gedogen, rustelyk en volkoment lyk genieten, en cesserende alle beletten ter kontrarie. Gedaan in den Haage onder onzen groot en Zegele hier aan doen hangen den xx Sep tember in ’t Jaar onzes Heeren en zaligmakers duizent zes honderd vier en tachtig-... - 2 - ’’ ,,:: G. FA GE L. Ter Ordonnantie van de Staaten S I M ON van BEA Ul MO NT. De tegenwoordi Regenten van de Schouwburg, hebben het recht der bovenstaande Privilegie, voor Trapolyn, vergund aan de Erfgenaamen van J. Lescailje. VERTOONERS. ONWEKTENTHEID. TRAPOLYN. DOCTOOR. PHILOSOPHIE, & Dochters van den Doctoor. POESY, OPSMOKKERY. TRAPOLYN. EERSTE TOONEEL. Myn waarde Trapolyn, myn lekkerbek, myn leeven! Aan wie dat al den dag des hemels schynt gegeeven. O afgod van myn ziel! indien ik om u ly, Ik weet heel wel dat gy weêr dubbeld lyd om my. O Nw er en 1 herp, TE AP oLYN. A Onwet en the D laat, ” A 4 *T zal TRAPOLYN. *T zal al vergeefs. zyn, of myn geweld weer : " «-r On we in E NT H EI ’K Wat 2yt 2 gy an hert door boord! Okleine gaauw’dief, guit, beroover van mynzin * TRAPOLYN. Onweetenheid, mytischätl schoon voorwerp om te innen. stodir Tobirv 11 (* Om u te volgen, wil ik zyn vervrouwd, veracht, ’Kwil nooit iets leeren, als wel zuipen dag en nacht. , ON w ET EN T H EI D. (ken, Zie hier de waare kracht om zich bemind te maa Dit doet my altoos naar uw lief’lyk byzyn haaken. ’Kbén voor een minnaar als een lammetje iovoet, ’Kben voor myn Trapolyn geteeld en opgevoed. Al waaren duizend, die uw deugden niet bezaaten, Ik zou ze om u alleen verachten, vlieden, haaten, Gy, die mvn waarde kend, en naagaat overal, Vertrooostje, dat ik tot de dood u volgen zal. * TR AP o LY N. (drukken, Laat ik uw schoone mond eens met myn lippen - 1 2 O N w E. T EN TH EI D. * Niet al te veel, gy zoud myn ziel uit ’t lichchaam - rukken. - 2 - " ’ De tyd gebied my, dat ik naa Mamaá moet gaan, Zo ’k langer toef zal zy my geesselen of slaan. TR AP o L Y N... Vaar wel, lamp van de min! ’ t ON w E-T EN THEI p. \. - - Myndert’le hertenvanger, -. ’- ’s Waar K LUic H T. s P E L. 9 Vaarwel!!!!!!! o Woes z - TRAPOLYN....... - Zy zucht. i?!. t, 2::::: 3: 1: - 1 S! O N w ET EN THE I r... ooi -12, 3 f 21 ste. Ik sterf - 1 op 12 E - " ::52ilte?:::: T’RA Po LYN. in ir, sca:: *K bezwyk. ’ 2 to - tot ON w ET EN THEI D. · · · 12.37: - Ik kan niet langer. Wat wreedheid dat men moet verlaaten, ’t geen men mind! - ’ TR AP o LYN. Waar of myn droefheid noch eens ’t eind van zuchten vind? * T w E D e T 0 o N E E L. Doet ook alleen. 7 *..... Do c T. o o R.:::: -, ". r, K heb twee Dochters volgepropt van weeten ’?... schappen, i? - - - (pen e en groot; ’’, Maar de inkomst was gering die ’k ooit daar vangc hOOt. e. Wy leeven heden in een Eeuw vol roeste daagen, Waar in geen glans noch deugd, maar ’t goud elk kan behaagen. Een boezem net bezaait, een oog ’t gesternt gelyk, Behaagt de zot niet in een ryk en leevend lyk. Zegt men tot hem: zie daar twee schoone welge maakte! Hy antwoord: ’k geef niet veel voor ’tgeen, my nimmer raakte. In’t kort, een volle kist verdoofd al ’t wys en schoon. A 5 Een IO T. “R A & P - O GL Y N. Een zeek’re Trapolyn kwam onlangs hier ter woon, Een man met schatten. kan hem iets volmaaktsbe toov’ren,. - 7 (ov’ren. Zal een der docht’ren licht zyn hert en schat ver Ik was gelukkig, ’thuiswierd van wat last verlicht, Maar hoe vertoonen wy ons best voor zyn gezicht? ’K heb nooit geleerd iets laagste hand’len, of te spreeken, (breeken. Om dat myn wysheid nooit gemengt was met ge D_A R DE T. o o N E E L. - Doc T o oR, TRAP o LY N. TRAPOLYN Oëten, Muziçyns, Doctoors zyn onder my, PPK geld, Doctoor! gy past best aan myn lin er zy. A * - D o c T o oR. (gend, ’Kverwonder my niet veel, ’t geval de gekken zee Het heeft er uws gelyk ontallyk wel bejeegend, Voor u behoefden ’t ook een bcest als gy van kracht, De mensch is veel te zwak voor zulk een zwaare vracht...’.:’ ’ TR AP o LY N. -, De Schilders, de Doétoors, met alle de Poëten, Zyn zonder deze last zo gek als gy te heeten. Fortuin, zo zeggen zy, is blind, maar ’t blykt genoeg, Dat zy twee oogen had wanneerze naar my vroeg. D o c Too R. (ten, Wel aan, treed uit het spoor eens van de ryke zot U hoverdy verdiend, dat elk u moet bespotten. Een man die van’t geluk veel schatten zyn vertroud, Zo hy geen deugd heeft, is een ongezuiverd goud, Een schaduw van het licht, vol zwarte en droeve - dampen: Een Ezelvetgemest van honderdduizend tam: - Ct K L U c H T S PE L. 11 Met al uw rykdom gaat, besteed wat voor verstand. TR AP o LY N. Ei! wysme, waar Doctoor! verkoopt men ’t in ons a Land? -, D o cto oR.... (pen, By Muzen, by Apoll’, vind men ’t met gamtsche hoo Uw geld is niet zo veel, als gy by my kond koopen, - TRAPOLYN. By u? dat ’s goet, Doctoor, ik koop’er ellef by, En trekker al ’t verstand uit door de stookery. De geelten in een vlesch vergaard, zomtyds gedron ken.: Wat dunktu, Doctoor, zoud’t verstand niet haast ontvonkken? DOCTOOR. Aan uws gelyken was uw geld heel wel besteed, Te beter, als g’er noch wat meer getalby deed. Geleerde geesten kan men ’t fynste niet ontrekken, Een ": weegt veel meér, als dat van duizend gek TRAPOLYN. Die handschoen,Doctoor, dunkt my, dat al sneedig ruikt, Hy is wel eer ook van een Doctoor eens gebruikt, Wat dunktje van die lucht? is zy niet van de beste? DOCTOOR. Iets deedgy nut om laag, waardgy der zotten leste. Uw handschoen, zimp’len bloed! ze stinkt zo wel, - als ». Spring in ame gracht, en wast u beide vry. TRAPOLYN. In ’t water? neen! Doctoor, dat zou u beeter passen, Gy kost uw geesten eer, als ik myn lichchaam wasschen, Gy zyt geen goed Doctoor, de wyn die diend my best, Het water dat is in ons lichchaam koorts en pest. ’K geloofgy zoekt aan my een slegtepots te [p. 12] Om, was het mogelyk, iets van myn geld te steelen, Dat zal mis zyn, Doctoor, ik houd het met de wyn. ’Kwil liever arm van beurs, als ryk van Docterszyn. De wyn, dat edel nat! hoe zal ik ’t u vertellen? Wanneer ik zad ben, valt myn lichchaam aan het zwellen, - 0 Dan spreek ik van de min met een vergoodetaal, Dan kusch ik zonder schroom myn Engel duizend maal. - - - De fierste schoonheid kan zig voor my niet bewaa - ren,. - - - - - ’T wil alles zich voor my, ’k wil my voor alles paa ren. s Philis, Flora, Climeen, Daphne, Silvia, Cloris, En duizend and’re meér. wat pokken, doctor, is De wyn niet beeter voor een man als ik te raaden? Gy moogt in ’t water, ik wil in de wyn my baaden. D o c T o o R. De zotheid van deez’ tyd broeid zulke gekken uit, Daar alles om de wyn en vrouwen word verbruid, Halfdronke zielen, vol vermeetele gedachten, Die derven by de wyn zich wys en zaalig achten, Dan roemd men van de min, dan is ’t Cloris, Cli méen, Clorinde, Tindaris, Silvia, Diaan, Amarillis, Ga latha, Lais, Alcida, Thirzis, Lidia, Da phne, Delia, Phillis, Flavia, Clorimeen, Die beesten, meenen dat ze een kuische maagd ver VOeren, -- En als ’t al om komt is ’t een van de slimste hoeren, Waar meenig noch een gift van draagt als een ju weel. Ei! gaap eens, Trapolyn, ik moet ontrent je keel En het verheemclte iets wichtigs onderzoeken, TRAPOLYN. Wat wilje doen, Doétoor? wat duivel! [p. 13] r Do c T |o o R. Spaar het vloeken. ’T is noodig, dat ik weet, of by jou geld’tjuweel Niet met een zilv’re plaat bedekt is in je keel. TRAPOLYN. En ’t was zo, wat zou ’t zyn? DOCTOOR. - ’T zal u doorluchtig maaken, Zo ’t zilver u versierd tot binnen in je kaaken. Van buiten blinkt gy als een Italiaansche Kat, ’T was jammer dat gy ook van binnen niets bezat. TRAPOLYN. Had ik inwendig niets, hoe zouden dan de vrouwen... DOCTOOR. Zwyg, zwyg van vrouwen stil, die wy aanbidlyk " " ’ houwen; Spreek met eerbiedigheid van ’t goddelyk geslacht. Een botmuil, die zich om zyn goud beminlyk acht, Zal roemen dat hy by de vrouwen werd geleeden, Ja, dat hy om zyn gonst gevierd werd en gebeeden. Vergulde moesaap! leer van my de eerbiedigheid, Als gy van vrouwen spreekt, die gy haar schuldig zyt. Alreeds verbeeld uw brein bemind daarvan te wee w zen; (zen. Maar op uw schoon gelaat kan men uw waarde lee Als ’t al gewaand is, dat men zich beminlyk acht, - Is ’t van de weerwolf licht, of van de zwarte nacht. TRAPOLYN. De vrouwen.... DOCTOOR. " - - Houd u stil. veel lasteraars beroemen Zich van een kuische vrouw haar eer en huwlyks bloemen. Met moedwil braaken zy haar gift en boosheid uit, Onkundig welke ramp daar eindelyk uit spruit. Hebt gy niet op de straat zien duizende vermoor den, [p. 14] Slechts om een enkel woord? wel wie of ’t immer hoorden? De vrouwen, weet gy niet, hoe teder dat te zyn? Een Engelengeslacht in menschelyke schyn, Waar in natuur bezorgt heeft de oorzaak van ons keven, Ja boven al ’t gediert verheerlykt en verheven, Van geest en lichchaam bei zeer nut en zonder smet, Daar al wat heerlyk is, zyn woonplaats heeft gezet. TRAPOLYN. De vrouwen.... §§§§§§§DOCTOOR. §§§§§§Zwyg doch, zwyg. ’t is waar dat hetgebcurde, De vrouw, haar maagdezorg vergeeten, lang betreurde; Maar ’t is der vrouwen schuld niet dat zy zich misgaan. ’tBedryf alleenig heeft de deugd en de eer misdaan. Zo men een vrouw vind, die haar echtgenoot derf kroonen, Ze is niet vcrpligt haar van die misdaad te verschoonen. Voor ’t laatst: de vrouwen zyn een zwak en bros gcdiert, Licht overhellend; maar wat is ’er, dat gevierd Werd, dat geen zwakheid heeft? dies wil ik voorde voor de vrouwen, Al die haar lastren, de eer en kuisheid staande houwen. TRAPOLYN. De vrouwen.... DOCTOOR. §’K zeg u, zwyg, zwyg zeg ik duizendmaal, De vrouwen gaan ons ver te boven in’t onthaal. TRAPOLYN. De vrouwen.... DOCTOOR. §§§§§§’T is jjenoeg, laat ons van vrouwen zwygen, [p. 15] Of dat wy spreekende van haar iets zoets verkrygen Op dat noch dezen dag de min bevryd van 2 y Een schoone morgenzon laat opgaan in uw hert. TRAPOLYN. De vrouwen.... i: " DOCTOOR. Knield, als gy noch meer daar af wilt spreken. TRAPOLYN. De juffers..... DOCTOOR. Beeft voor haar tot een eerbiedig teken. TRAPOLYN. Haar schoonheid.......... -, DOCTOOR. - Sterft van min, als gyhaar schoonheid meld. TRAPOLYN. Haar oogen... €, Docto o R...... Smelt in ’t vuur, daar alles in versmelt. R AP OLY N.! Haar geest.... Doc T o oR. A Onzaalige! haar geest zal de uwe rooven, Niet verder van haar geest, die alles gaat te boven. en. TRAPOLYN. Haar liefde.... Doc Too R.. Haar liefde gaat zo ver als haar begeert”, "Een zyn u noch veel voorbeelden ver 2 • GCIO.. Zie de Eedelmoedige Artemize, Die van haar deugd niets wou verliezen;. Maar eerz haar kuische schoot ontsloot, , Veel liever lyden wou de dood, Heeft aan haar man een naam gegeeven, Dathy enzy noch heden leeven.,,, ’, M - 3 I1* I6 TRAPOLYN. Pantheé die wist nergens van, ’ Liet haar begraaven met haar man. Evadne door gedurig schreijen v Wou van deez’droeve waereld scheijen. En and’re hebben ’t meêgedaan: Wat heeft Laödami bestaan;.. Zyliet haar doode man opdelven, Begroef noch eens hem en haar zelven, Een voorbeeld dat al de eeuwen zal Docn roemen van haar ongeval. De liefde is niet te vergelyken, ’t Moet alles voor haar liefde wyken. Zodra de liefde haar paalen zet, Volgen zy blindelings de wet, Haar van de Mingod voorgeschreeven, Wat voor of tegen aan wil streeven, Wat hinderd een verliefd gemoed, ’Tgeen haar de dood verachten doet, De wreedste pynen leerd verdraagen, Om alles voor de liefd’ te waagen. 3 TRAPOLYN. De min.... - Doc T o oR. De min, de min, verliefd een gek als gy, De vrouwen stellen ons de wet van minnery: Caezar, Antonius, dengrooten Alexander, Wiens krygskonst, eer en deugd betwisteden mal kander, -.... Wat overwinningen ook zyn door haar gedaan, Nooit heeft de grootste magt de Mingod weder staan., 7 Geleerde, zelfs zyn voor de minneschicht niet veilig ’T moet alles buigen zo wel heilig als onheilig. Een eerlyk man, zou die wel eerlyk konnen zyn, Tenzy hy had bemind? ’k moet u wydloopig myn Gedachten hiervan op een klaare wreonne E: - OOIT K L U c H T S PE L. 17 Hoor dan,..... TR A Po L Y N. beest, v, ’T is schand noch vorder met een zot zyn hoofd te brecken... TR, A Po LY N, alleen. De De zwygt. nu laat hy tyd voor my te spree - en, - -,. S. Elk op zyn beurt, dat geeft een wederzyds gehoor, Ten minsten, luister toe, myn waarde Heer Doc toor. ’K ben ook zomal niet, of ik kan wat redeneeren, En kon ik ’t niet, ik zoud het daadlyk van u leeren. De vrouwen zyn in list de mannen veel te gaauw, Bedrieglyk als een slang, hovaardig als een paauw, Zo licht gelyk de wind, in lusten onverzaad’lyk, In ’t hand’len laf en bars, in ’t wreeken ongenaad’lyk. Der m n onrust, der bedriegers prooi en roof, De bron van jalouzy, de straf van stoel en stoof, De kost voor dieven, en de drank voor modevinders, Een oorzaak voor het huis van goed en blood ver slinders, Een kanker voor de ziel, een pest voor al wat leefd, Een oorzaak daar al ’t kwaad zyn eerst begin af heeft, [p. 18] Wat dunkt u nu, Doctoor, kan ik geen vrouwen pryzen? Of lust het u, hoor toe, ik zal het u bewyzen. Geef maar wat tyd, Medé.... maar slapperment, Doctoor!, i? Waar drommel benjesleen een oogenblik gehoor. VIERDE TOONEEL. DOCTOOR, TRAPOLYN. n Doc T o o R. Oe balkt den Ezel, ’t schuim van platters en I I van Leeken! T RAP o LY N. Vermag ’t geluk Doctoor, dat wy uw Dochters spreeken? Kan ’t zyn? een uurtje, bid ik, haar te moogen zien. Do c T o oR. ’T is twyffelachtig, of ’t met reden mag geschiên, Myn Dochters zyn niet voor de onnutte klappe ryen, Zy vlieden zelf de lucht der minste zotternyen; Doch wat uw slechtheid raakt, word lichtelyk ver schoond, ’T geval heeft u daarom, als noodig, gunst getoond. Myn Dochters hebben geest genoeg voor al uw leeven, Uw schatten zyn voor haar, haar geest voor u gegeeven, Zo simelt gy beid’ het goud en wysheid onder een. Een dubble hoogheid van al ’t sterflyk aangebeén. Als gyden nazaat dwingt, om tot uw lof te zingen, Daar duizend wyze zich als om te bersten dringen, De een is Philozophie, en de ander Poëzy, Twee koffers vol verstand, juweelen van waardy. In de eerste zal men voor de min wat moeite vin den, - Om [p. 19] Om dat zy’t zwakheid acht, zich daar aan te verbin - G.,, OCI1- - 1 Daar boven is ze fier, en zedig van gelaat, Een soort van uitzicht, dat aan vrouwen deftig staat; Maar de and’re is vrolyk en volleevende gedachten, Daar niet als zoetigheid en lust van is te wachten, Zy zingt, zy speeld en danst geduurig op de maat, Haar taal is wonderlyk, die nimmermeer verzaad, Gy zult iets ongemeen bespeuren in haar gaaven, De kunst in beiden doet haar in ’t gesternte draaven. Twee huizen maar van hier, daar woond Onwc tentheid,: z Die van pronkers om haar zotheid word ge vleid.. - 1, Myn Dochters zullen nooit in de echt of ’t huwlyk treeden,......... Als met een gek om ’t geld, of wys man om zynze - den. - - De kans die staat u schoon, denkt wat gy kiezen ’InOct 2 ’. (goed. Wacht niets van uw verstand, maar alles van uw TR A Po L Y N. (den, Doétoor, de Onwetentheid beviel my in uw re Gy toond haar door uw konst aan ons vol lieflyk heeden, - - Ik heb ze langbemind, het is een lekker dier, Ze is als een Henzo kuis, als een Kalkoen zo fier, - Zegt my niet meer daar af, ik mocht er ook heen loopen. -, Do cT o oR. ", Men mocht u in een zak wel aan malkander knoo pen,. En graaven’t huwlyks bed voor u een mylin’t zand, Daar is van uws gelyk verschiet genoeg in ’t land; Maar ziet myn Dochters eerst, en wat dat zy ver moogen. « 3 -,. [p. 20] -TR A Po L Y N. Dat ’s regt, de Kat eerst zien dan word men niet be droogen. Roep haar. ": --- Do cT o oR. .. Z Poëtica, & Philozophica. v Y FD E r o o N E E L. Po Ez Y, PH I Lo zo p H 1 E, Do c T ooR, TRAPOLYN. --- r s’ - i? - - - ---- - P o Ez Y. LUid vis papa? ego sum paratifsima. - PH I L. o zo P H 1 E. Adfumtibi papa, quid de me cupis? Doc T o oR. Accedite. ". » L TR A Po L Y N. - Cupis, is Cupido, ’t komt raar. Ik Cupido, dat ’s goed, ’k gelyk hem op een haar, Ik moord zowel als hy. myn oogen, myn gedach tCIl..... Zyn zonder weederga? vol onbekende krachten, Indien de min by ons werd ongekleed verbeeld, Moest gy de vorm zyn, daar zy door my wierdge teeld. -. . Uw boezem zou de troon van ons gezag vertoonen, Op uw volmaakt gezicht was in ’t gesternte woo Ilen, (dag, De Bliksem schoot uit ons veel vlammen nacht en Als gy Adonis, ik myn schoone Venus zag. P o Ez Y. Myn Oom Parnas, myn Moeide deftige Iperbook, Geloofden, my noch maagd zomtyds iets wierd i - ontstoolen........ Op dat voor my haar vrees en zorg wierd uit: t - ierd [p. 21] ’Kzal hem verheffen, dat V ’haast een puntdicht. Wierd’thuwelyk geacht de zetel van myn rust." Gelyk myn Vader nu begeerd, dat ik zal paaren, Om dat ik eens een vrucht natuurelyk zal baaren. " Een Galamatias nam stout’lyk aan die naam, Dat ik zyn Moeder was, daarvan ik my noch - schaam.. ’.. Veeland’re derven zich beroemen uit myn looten, Maar weinig hebben de eer van dit geluk genooten, Zy draagen slegts de naam, vertoonende en de schyn, Daar het myn Kind’ren niet, maar die van Bacchus " zyn. -. - e.: - -- Do C T OO R. s.,,, a: "!! U... ’t St. Die Vryer, Dochter, kan hyu verstand behaagen? t - P O Ez Y. ’ i?, een ’s, Door my zal hy de naam van groot Poët haasteraa-* CIl. - - maakt, D ’s:, -.......?! ’ t ’-.-. i?. ten; - - - - - r -- Dat zou my schoon staan. neen, waarachtig ik be geer - - De naam niet van Poëet, een tytel zonder eer. Myn Moeder in de wieg heeft voor my zorgge , draagen, Dat ik al vroeg wierd van die malle lust ontslaagen. e- B 3 d Tien, w [p. 22] Tien, twintig poeijertjes, daar heb ik al de konst, Meede overwonnen en het lichchaam uitgebonst. Waarom zoude ik op nieuw de konst weer op gaan slikken,......... Daar" in ’t begin van armoede aan moet stik CIl. w - - - --- Neen, vreeten, zuipen, zo ik ’t noch niet recht ver to: Had 2 - ’................... »at wil ik leeren, dat my geen te boven gaa. Elk moet betrachten, zich by ’t sterflyk te verheffen, Dat in iets,’t geen hy kan hem niets kan overtreffen. Gy houd het met de kunst, ik met de wyn,’t gebraad. Laat zien, van ’tgeen hy volgt, wie dat het best ver staat, (ken, En óm in ’t meest of’t minst uw glory niet te raa Zo zal ik, zoete maagd, nooit stomp, of puntdicht maaken. -- ,, PH 1 Lo zoo P H 1 E. Van my, myn Heer, wat dunkt u van myn schoon ’ gelaat, - -. " Ik heb iets wonderlyksin’t geen my deftig staat, ’Kdoe alle menschen op myn weetenschap verzot ten,, - - ’K doe haar verachten, die de onnoozele bespotten. Ik breng ’t geduld en de stantvastheid in de ziel, Dies of er tusschen man en vrouw een fout geviel, By my kanyder troost voor zyn gebreeken zoeken, Ik heb er duizenden geneezen met myn boeken, Wy houden vast dat al ’t gebeurlyk moet geschiên: Dies hoordge aan my, zult gy myn strikken niet ontvlién............ En ’t zal u nut zyn, want, of’t ook eens mogt gebeu , rCIl,,,,,, * Dat ik door lust of dwangmy van uw af liet scheur rcn, Hoc droevig ook aan u myn afzyn weezen ":1 ’ • - - ’K zou [p. 23] Dat ik en niemandu zo teder zal behaagen: ’K zou met myn wederkomst u troosten in uw rouw,........ (gen, Vervuld van lydzaamheid al uw verdriet doen draa 1:: * Ten lesten, ’k zal.... - - - TRA Po LYN, - - - , Ho, ho, mevrouw Philosophie! Wat droes! gy weet zo veel als ik en and’re drie, Uw geesten zouden met de myne niet wel passen, Reeds bezig om myn hoed zo blindlings te doen wassen,... - - (niet, Dat zou misstaan, myn hair bedekt het voorhoofd En ’t zouje zeer doen, als ik met een zoen je eens stiet, (len, Dan was ’t myn beurt, om u te troosten. vieze gril ’K laat troosten, wie je kan, en die je troosten willen, Met al dit troosten. dat zou bchaaglyk zyn. -.. P o E Z. Y. Philosophie is u te hooggeleerd, maar myn, Gedachten zult gy klaar en meêr bevallig vinden, ’Kben vroolyker, en laat my ongedekt ontwinden. R A Po LYN...... Dat’s waar, maar gy gebruikt het masculin te veel, Zou’t feminin zowel in het regeerend deel Niet kowerkken, enzynopzicht konnen nee In Cn f Maar neen! het feminin, schyntu te veel te teemen. Het masculin is vlug, ontdekt terstond de zaak, Maar ’rfeminin is al zo nutlyk voor ’t vermaak, Dies is ’t by ’t feminin te blyven u geraaden, Omdat het masculin onmooglyk verzaaden. , PoE z Y., Wat my belangt, ’t vermaak van rym en Poëzy, Dat is in ’t masculin en feminin voor my bruiken, Behaaglyki, maar men moet het naakt enklaarge [p. 24] Het masculin mag na niets onverstandigs ruiken, Waar dat het feminin moet buigen of regeeren M. -,?r.’........ R A F9, Y N of ’t feminin zich bij of’t masculin regeerd, Van’t mas- en femini ’Kzeg noch, ik wil my nooit niet vaerze maaken , moeijen, De beste vaarzen, dat is ’t maakzel van de koeijen. " " P Hist o zo PH 1 F. Gy hebt gelyk, myn Heef! gy zyt een eerlykman, Myn hooge weetenschap daar roemd de waereld van, ’, ’.. * En om door myn beleid ten top van eer te raaken, Moét ge een bekentenis dat yder vast stelt, maaken By voorbeeld: vyfendfie zyn acht, en drie zyn elf, is zo veel meite niet, de telling spreekt vanzelf Nu is er iemand, die u dit zal teegenspreeken, Hier moet gy vast op gaan, en schoon dat iemand streeken,.., - - - (vast Gebruiken wou en u ’t verstand omzetten, houd het Dat acht en drie is elf iets van natuurkund past U ook te weeten, maar die wint gy hier met slaapen. ’Tverstand valt aan myn zyd’ in de mond zonder gaapen. ’... Van’t sterven en ’t geval, den oven en de lucht, Dat word zo ligt gevat als uilen in de vlucht. ’T ontleeder van een mensch zult gy zo maklyk vinden, (binden. Dat gyu zonder schro m met my moogt gaan ver Ze is van welspreekënthéid gelykee schaar zo ryk. Dat zyn de proeven van grondreeg’iën en gedach **, tv ** ten, [p. 24] Dat acht en drie is elf, wat mag men meer verwach - ten? Van zo veel wysheid! acht en drie is elf. ô Sint Cri - - - sp n! - Wie de ooven, dat ik zo geleerd kost zyn? aar van den oven, van de dood, en ’t mensch ont leeden, (den, Ben ik noch veel te zwak. Mejuffer, weest te vree Dat ik van u zo veel geleerd heb en gevat, Dat ’k onverstandig was, indien ik meér bezat, ’K heb geen behaagen in uw duist’re weetenschap pen.,, P o Ez Y. - Met my kund gy gerust naar Venus autaar stappen, ’T zal alles bloemwerk zyn wat dat ’er is gestrooid, Myn konst heeft ons een bed van roozen opgetooid, Van myrth, en eglantier, lourier en pallem blaaden, De lust zal eeuwig zyn daar in wy zullen baaden. ’K zal u verhaalen van de Muzen, van Parnas, - Hoe ’t met Apoll’ en met zyn kuische Dafne was, Hoe hevig hy, van min vervoerd, haar vlugge schreeden - t Vervolgde, door de lucht zyn zuchten en gebeeden" veim: dat het bosch weêrgalmde van zyn lagt,. * Hoe dat ms elk, maar neoit zich zelf veracht, Dat hem het leeven kosten duizend and’re zaaken, Waar meede ik u altyd zal vleijen en vermaaken. De langste nacht zal u te kort zyn, en de dag Versmelten in de vlam van kusjes en gelach, Zie daar, wat schoonheid, eer, lust, deugd en jeugd kan geeven, » Zult gy aan my gehuwd, bekoomen en beleeven. TR A Po L Y N. / ’T is veel beloofd, zo kort, zo bondig en beknopt; Maar van die gaaven ben ik tot myn keel gepropt, Vergoode Poëzy, schoone Philozophie, [p. 25] Jo bazio la mane à vostra signorie. ’Kzou nooit een middagmaal met vreên doen, zo Z E S DE T O O N E E L. PoE zy, TR A Po LYN, PH 11 o zo p Hre, O PS M o K K ER Y. T RAP o LY N. At zal de myne zyn, ’k houd ook veel van die zwieren, (ren, Hier in alleen verschilt het menschdom van de die De meeste menschen zyn noch dommer als ’t ge diert, - (sierd, Omdat de paauw en duifzich met haar staart ver ’T natuurlyk schoon dat laat de luiheid steeds ver slenschen, (menschen, En word een nieuw gediert en schaduw van de Dat lyf staat overend, die verf en kleur is schoon, De lely lyd hier schand, de roos vol schaamte en - hoÖn, (kerye! Bezwymt en vlugt van hier. volmaakte Opsmok Ik mag het hoofd en halssieraad zo preuts wellven. ’T zyn vyanden van deugd en van welleeventheid, Die tegens uw gebruik haar hebben ingeleit. Ik bender voor. ziet hier een minnaar voor u waar de, - (heid spaarde, ’Kben die waar aan ’t geluk nooit konst noch mild Ik geef ’t weêr over ook, zo los als ik het kreeg, Maar , (w K L U c H T S P E L 27 Maar Juffer zitten my die strikken wel ter deeg? Men zegt dat alles my zo wel staat aan myn beenen, Zy zyn niet dik juist, maar dat bruit noch alzo hee InCIl y e Die canons, ô myn ziel! die zyn van veel waardy, Maar wat ik draag of niet, ’t past alles wel aan iny, Daarom als ik de straat gebruik, ’k mag ’t u verklaa - ren 2 - - - Roeptyder: wilt uw hert voor Trapolyn bewaaren. - - O P s Mo K K E RY Gytoond my uw verstand, bevallig aan myn lust. Myn hooplang voorheen op zulk een man gerult, - - ’ Been: u? ’k zal my naar uwe wenschen voegen, My meêr versieren, om u beeter te genoegen. , " ". - T R A P. o LY N...... Dat meisje is een bevallig meisje, Zy antwoord zeedig kort en net, Dat’s voor een tafel, bank en bed,.. Geen leelyk noch onsmaaklyk vleisje. Dat oog straald als een duivenet, ’T betooverd meêr, als dat van Leisje, Ze is schoon, al, waarjer maar op let, Vraag het aan Kreelis, Kryn en Tysje, ’K wed, dat van drie geen beeter het, In ’t kort, dat lief en lekker meisje, Dat antwoord zedig, fraai en net, OP S Mo K K F R Y. (dig, ’Kben prompt in antwoord en tot alle dingen vaar In ’t onderhoud alleen bekwaam, gezien en aardig, Niets vloeit er uit myn hond of ’t is vol ambrozyn, Myn asem wierook, de gedrongene jasimyn Myn hoofd bedekt een bosch van alderly sieraaden, Een volle winkel kan ik met gemak ontlaaden, ’Kbemin ’t gebrek veel eerder taafel, als van ’t lyf, Geen man verstout zich, dat hy lasterd myn bedryf, [p. 28] PK verleen bezoek, en gaa de gantsche waereld vin den,! ’Kvereer myn man een zwerm van heeren tot zyn - vrinden, Al wat doorluchtig is, dat voerd men in myn huis, ’Klegby een ander of een ander by my t’huis. T R A P. o LY N. Gy zyt verplichtend vol van ongemeene gaaven, Maar aan de taafel my niet zat te mogen laaven, Dat is myn lult niet, want dendisch dat gaat vooral, ’Kbegin te twyf’len, of ik u beminnen zal.’ De onnoosle onweetentheid speeldmy noch in de zinnen, (nen Was die er niet, ’k zoudu de naast daar aan bemin Als aan Philozophie, als aan de Poëzy, Zo kusch ik ook uw hand, volmaakte Opsmokkery! Uw zinnen alle zyn zeer verre van de mynen. - PH I Lo Z o PH I E. Laat dan het oog van gonst eens voor myn waarde schynen. ’O....... , i Po Ezy. Hoogeed’le’Trapolyn, held zonder weedergaâ. - Op s Mo K K ER Y. Myn overwinnaar in wiens banden ik vergaa. TR A Po LY N... ’Tis allesydel, uw geleerde kracht van spreeken, Is voor het hert niet, maar alleen om ’t hoofd te breeken, ’’ GyPoëzy, ’t is best, dat gy uw maagdom houd, Op datge uw vaerzen met geen schand bevlekken zoud. 7 t. -- * Wasik uw Bruidegom, uw kostelyke lett’ren Zoud elk om mynent wil verdoemen en verkett’ ren, De Muzenzym ook maagd, en gy volgt haar op ’t spoor. 1 • -- ’ [p. 29] Als ik zo stout was in het huuw’lyk, om my door De steilte van Parnas op Helicon te dringen, Mogt Pegazus vergramd my weér om laag doen springen. -POEZY.*.-. In Amsterdam zyn al de Muzen zelden maagd, En ’t is geen schand, of men daar ook een bastard draagt, De waereld moet vol zyn van zienden en van blin den, Geen Muzen zyn zo slegt, die geen Apollo vinden. PHIL.OZOPH1E. Bemind ons. P o E z Y. Volg my na. OPSMOKKERY. \- Houd op van ons te haaten. TRAPOLYN. Ik kan de Onwêtentheid zo trouw’loos niet ver laaten, Van jongs op ben ik voor die schoonheid opgevoed, ’Kben by haar onbezorgt en vroolyk van gemoed. Maar daar komt ze aan, myn zon! die ’k eeuwig liefd’ zal draagen. ZEVENDETOONEEL. ONWETENTHEID, POEZY, TRAPOLYN, PHILOZOP1E, OPSMOKKERY., ONWETENTHEID. V Erraader, ongetrouwe! ondankb’re! die uw daagen Aan my verschuldigd zyt, waar toe zo ver van my By and’ren u gewaagt. Miejuffer Poëzy, Gyzyt wat onbeschaamt, onnyder aan te randen; Philozophi’t verstrekt aan uw verwaandheid schan - / den, [p. 30] Dat gy een man ophoud, die my alleen behoord, En gy, Opsmokkery, die schier u zelf vermoord Met al die strikken, die een paard pas weg kan draa CIl » ’ Laat aTrapolyn zo schaamt’loos naar te jaa en, Roofd geen hert, dat hy alleen my overgaf Want zonder Trapolyn bemin ik niets als ’t graf. T RAP o LY N. Myn lieve Onwetentheid! PoE z Y. Weergaadelooze banden! Dat ’s liefde, dommen bloed! kusch uw matres de handen, Gy past by dit juweel, de schoone Onwetentheid. ACHSTEROONEEL. DOCT.OOR, ONWETENTHEID, POEZY, TRAPOLYN, PHL.OZOPHIE, OPSMOKKERY. DOETOOR. t Ebt gy met Trapolyn het huuwelyk bereid? H Zien wy hem trouwen? PHLOZOPH1E. Ja. DOCTOOR. - De vreugd maakt my verleegen. ’K moet dansen, om ’t vermaak van die verkreege zeegen. PHILOZOPHIE. Maar ’t is met ons niet, dat hy zich verbonden heeft, ’T is voor Onwetentheid, daar hy voor sterft en leefd. D o c T o o R. Hy kiest de Onwetentheid, ontaarde, bastart, bot muil! Wer [p. 3I] Verachte, domme bloed, verkeerde, blinde potuil! Hebt gy de stoutheid? dat gy het volmaakt versmaad, En kust het schuim van rap en hoeren op de straat? Bevuilde smots! besmeert van ’t galgenaas en boeven, Gy zult de proef noch zyn van pynbank en van schroeven, Myn Dochters om een snol verworpen en veracht, Trouwd wysheid armoé, daar de Onwetentheid, om lacht. Dat Socrates u doet verslinden. En Plato laat de strot toebinden. Aêteons hoorens door de strop, Noch naar uw dood staan voor uw kop. Dat Solon u de nek doet breeken. Dat Zeno u aan ’t spit doet steeken, Dat Epicuur met dit gebraat, Niets als zyn kat en hond verzaad. Dat al de wyzen, de een na de ander, U gee?”len tien jaar namalkander: Dat elk een lid scheurd van uw lyf Voor een vermaaklyk tydverdryf: Voor ’t laatst, dat bliksem, haagel, donder, Dat al de vlammen boven, onder Zich mengen tot uw ondergang: Verdoemde, wacht uw straf eerlang. POEZY. ’Kzal uw verdorde ziel haast met een puntdicht straffen, Die tegen wolven spreekt moet als de honde blaf fen. PHILOZOPH1E. Wacht ook tot dankbaarheid iets loflyks van myn geest, Ik schryf terstond een boek van Trapolyn het [p. 32] OPSMOKKERY. Ik zal u ook de hoÖn my aangedaan betaalen, ’K verbié, van nu af, dat gy nimmer u op baalen Laat vinden, want ik zou myn dienaars ’t narre hoofd, Doen rossen. ’t wordu tot erkentenis beloofd. ONWETENTHEID. O wisje wasjes van al deze schoone wenschen, Voldoen wy ons geluk in spyt van alle menschen, Die my volgt, moeit zich niet met zorgen voor de tyd. Kom, waarde Trapolyn, verduuren wy denyd. Onwetentheid zal u zo zagt en lekker strooken, Dat gy bekennen zult, dat haar nooit heeft ontbrooken Aan lusjes zonder tal. ’t geluk geeft mild en bly, Onwetentheid voor u, en Trapolyn voor my. TRAPOLYN. Gaan wy bezitten ons geluk met rust en vreden. De grootste vyand van de mensch dat is de reden, EINDE.