By d’Erf: van J. LESCAILJE, op den Mid- deldam, naast de Vischmarkt, 1688.
Met Privilegie.
[p. 2]
Copye van de Privilegie
.
D
E Staten van Holland ende westyrielland doen teweeten: ALLO
Ons vertoond is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw-
burg tot Amsterdam, Datzy Supplianten zedert eenige Jaaren herwaarts met hunne goede vrinden hadden gemaakt en ten Toonecle, gevoert verscheiden Werken, zo van Treurspeelén, Blyspeelen als Klugten, welke zy lieden nu geerne met den druk gemeenwilden maken: doch gemerkt dat deze Werken door het nadrukken van anderen, veel van hun luister, zo in Taal als Spelkonst zouden komen te verlie-zen, en alzo zy Supplianten hen berooft zouden zien van hun byzon. dere oogwit om de Nederduitsche Taal en de Digikonst voort te zetten, zo vonden zy hen genoodzaakt, om daar inne te voorzien, ende hen te keeren tot Ons, onderdanig verzoekende, dat wy omme redenen voorsz. de Supplianten geliefden te verleenen Oktroy ofte Privilegie, omme alle hunne Werken recds gemaakt, ende noch in’t ligt te brengen, den tyd van vyftien Jaaren alleen te mogen drukken en verkoopen of doen drukken en verkoopen, met verbod van alle anderen op zeekeren hooge peene daar toe by Ons te stellen, ende voorts in communi forma. Zo is ’t dat wy de Zake en ’t Verzoek voorfz. overgemerkt hebbende, ende genegen wezende ter bede van de Supplianten, uit Onze regte wetenschap, Souveraine magt ende authoriteit dezelve Supplianten gekonzenteert, geakkordeert ende geoktroieert hebben, korzenteeren, akkordéeren ende oktroieeren misdezen, dat zy geduuresde den tyd van vyftien eerst achter een volgende Jaaren de voorfz. Werken die reeds gedrukt zyn, ende die van tyd tot tyd door haar gemaakt ende in ’tligt gebragt zullen werden, binnen den voorsz. Onzen Lande alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven en verkoopen. Verbiedende daarom allen ende eenen ygelyken dezelve Werken naar te drukken, ofte elders naargedrukt binnen den zelve Onzen Lande te brengen, uit te geven ofte te verkoopen, op de verbeurte van alle de naargedrukte, ingebragte ofte verkogte Exemplaaren,, ende een boete van drie honderd guldens daar en boven te verbeuren, te applice-ren een darde part voor den Officier die de kalange doen zal, eendarde part voor den Armen der Plaatze daar her kazus voorvallen zal, ende het resteerende darde part voor den Supplianten. Alles in dien verstande, dat wy de Supplian:en imçerdezen Onzen Oktroije alleen willende gratificeren tot verhoedinge van haare schaade door her nadrukken van de voorfz. Werken, daar door in geenige deelen verstaan, den inhoude van dien te authorizeeren ofte te advoueeren, ende veel mịn dezel. ve onder Onze protektic ende bescherininge, eenig meerder kredit, aanzien ofo reputatie te geven, nemaar de Sapplianten in kas daar in yets onbehoorlyk zoude mogen influeeren, alle het zelve tot haren laste zullen gehouden wezen te verantwoorden; tot dien einde wel expresselyk begeerende, dat by aldien zy dezen Onzen Oktroije voor de zelve Werken en zullen willen stellen daar van geene geabbrevicerde oftegekontra. eerde mentie zullen mogen maaken; nemaar gehouden zullen weczen et zelve Oktroy in’t geheel code zonder eenige Omiffie daar voor te rukken ofte te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zya cen xemplaar van alle de voorfz. Werken, gebonden ende wel gekondioncert te brengen in de Bibliotheecg van Onze Univerziteit tot Lei. en, ende daar van behoorlyk te doen blyken. Alles op poene van het Efeke van dien te verliczen. Ende ten einde de Supplianten dezen Onzen onzent en Oktroije mogen genieten als naar behooren: Laften wy alien unde eenen ygelyken die ’t aangaan mag, dat zy de Supplianten van den nhoude van dezen doen, laaten en gedogen, ruftelyk en volkomentyk genieten, en cefferende alle belecten ter kontraric. Gedaan in den Jaage onder Onzen grooten Zegele hier aan doen hangen den xix Sep. ember in ’t jaar onzes Heerens en Zaligmakers duizentzes honderd vier en tachtig.
G. FAGEL
Ter Ordonnantie van de Staaten
SIMON van ’BEAU MONT.
De tegenwoordige
Regenten van de schouwburg, hebben het rech der bovenstaande Privilegie, voor Trapolon, verg und aan de Erfgenaamen van 7. Lescailje
VERTOONERS.
ONWELTENTHEID.
TRAPOLYN.
DOCTOOR.
PHILOSOPHIE, 2
Dochters van den Doctoor.
POESY,
OPSMOKKERY.
TRA
[p. 4]
Aan denwel Edele Geboorne Man
s - haste HEER,.
van H & Er
De TOUSSAIN,
Heer van Leeuwenburg en Rit
meester ten dienst van de Ver
eenigde Nederlanden.
S: E Roem, die U Ed.
SSEN niet alleen in de Wa
penen, maar ook in
[p. 4]
ge niet te versmaaden, maar in
tegendeel het zelve te gedoogen,
en tot hooger aan te moedigen;
’t zal aan myn eerste arbeid de
grootste luister zyn, wanneer
U Ed de geringste die onder UEd.
bescherming is, toestaat zich te
noemen
Wel-Edele Manhafte,
UEd. Dienaar,
E. van der HOEVEN.
[p. 5]
Copye van de Privilegie.
DE Staten van Holland en de Westvriesland doen teweeten. Al zo
DOns vertoond is by de tegenwoordige Regenten van de Schouw
’ burg tot Amsterdam, Dat zy Supplianten zedert eenige Jaaren
herwaarts met hunne goede vrinden hadden gemaakt en ten Tooneele,
gevoert verscheiden werken, zo van Treurspeelen, Blyspeelen als
Klugten, welke zy lieden nu geerne met den druk gemeen wilden ma
ken: doch gemerkt dat deze Werken door het nadrukken van anderen,
veel van hun luister, zo in Taal als Spelkonst zouden komen te verlie
zen, en alzo zy Supplianten hen berooft zouden zien van hun byzon
dere oogwit om de Nederduitsche Taal en de Digtkonst voort te zetten,
zo vonden zy hen genoodzaakt, om daar inne te voorzien, ende hen,
te keeren tot Ons, onderdanig verzoekende, dat Wy omme redenen
voorsz. de Supplianten geliefden te verleenen Oktroy ofte Privilegie,
omme alle hunne Werken reeds gemaakt, ende noch in ’t ligt te bren
gen, den tyd van vyftien Jaaren alleen te mogen drukken en verkoopen
of doen drukken en verkoopen, met verbod van alle anderen op zee
keren hooge peene daar toe by Ons te stellen, ende voorts in commu
ni forma. Zo is ’t dat Wy de Zake en ’t Verzoek voorsz. overgemerkt
hebbende, ende genegen wezende ter bede van de Supplianten, uit
Onze regte wetenschap, Souveraine magt ende authoriteit dezelve Sup
plianten gekonzenteert, geakkordeert en de geoktroieert hebben, kon
zenteeren, akkordeeren ende oktroieeren misdezen, dat zy geduurer
deden tyd van vyftien eerst achter een volgende Jaaren de voorsz. wer
ken die reeds gedrukt zyn, ende die van tyd tot tyd door haar gemaakt
ende in ’t ligt gebragt zullen werden, binnen den voorsz. Onzen Lan
de alleen zullen mogen drukken, doen drukken, uitgeven en verkoo
pen. Verbiedende daarom allen en de eenen ygelyken dezelve werken
naar te drukken, ofte elders naargedrukt binnen denzelve onzen Lan
de te brengen, uit te geven ofte te verkoopen, op de verbeurte van alle
de naargedrukte, ingebragte ofte verkogte Exemplaaren, ende een
- boete van drie honderd guldens daar en boven te verbeuren, te applice
ren een darde part voor den Officier die de kalange doen zal, een darde
part voor den Armen der Plaatze daar het kazus voorvallen zal, ende
het resteerende darde part voor den Supplianten,, Alles in dien verstan
de, dat wy de Supplianen met dezen onzen Oktroije alleen willende
gratificeren tot verhoedinge van haare schaade door het nadrukken van
de voorsz. Werken, daar door in geenige deelen verstaan, den inhou
de van dien te authorizeeren ofte te advoueeren, ende veel inin de zel
ve onder Onze protektie ende beschermninge, eenig meerder kredit, aan
zien oft reputatie te geven, nemaar de Sapplianten in kas daar in yets
onbehoorlyk zoude mogen influeeren, alle het zelve tot haren laste zul
1en gehouden wezen te verantwoorden, tot dien einde wel expresselyk
begeerende, dat by aldien zy dezen Onzen Oktrotje voor de zatew:
ken zullen willen stellen daar van geene geabbrevieerde ofte gekontra
heerde mentie zullen mogen maaken, nemaar gehouden zullen weezen
het zelve oktroy in ’t geheel ende zonder eenige Omissie daar voor te
drukken ofte te doen drukken, ende dat zy gehouden zullen zyn een
exemplaar van alle de voorsz. werken, gebonden ende wel gekondi
tioneert te brengen in de Bibliotheecq van Onze univezziteit tot Lei
den, ende daar van behoorlyk te doen blyken. Alles op poene van het
effekt van dien te verliezen. Ende ten einde de Supplianten dezen Onzen
konzent en Oktroije mogen genieten als naar behooren: Lasten wy allen
en de eenenygelyken die ’t aangaan mag, dat zy de Supplianten van den
inhoude van dezen doen, laaten en gedogen, rustelyk en volkoment
lyk genieten, en cesserende alle beletten ter kontrarie. Gedaan in den
Haage onder onzen groot en Zegele hier aan doen hangen den xx Sep
tember in ’t Jaar onzes Heeren en zaligmakers duizent zes honderd vier
en tachtig-... - 2 - ’’
,,:: G. FA GE L.
Ter Ordonnantie van de Staaten
S I M ON van BEA Ul MO NT.
De tegenwoordi Regenten van de Schouwburg, hebben het recht der
bovenstaande Privilegie, voor Trapolyn, vergund aan de Erfgenaamen
van J. Lescailje.
VERTOONERS.
ONWEKTENTHEID.
TRAPOLYN.
DOCTOOR.
PHILOSOPHIE,
& Dochters van den Doctoor.
POESY,
OPSMOKKERY.
TRAPOLYN.
EERSTE TOONEEL.
Myn waarde Trapolyn, myn lekkerbek, myn leeven!
Aan wie dat al den dag des hemels schynt gegeeven.
O afgod van myn ziel! indien ik om u ly,
Ik weet heel wel dat gy weêr dubbeld lyd om my.
O Nw er en 1 herp, TE AP oLYN.
A Onwet en the D
laat, ”
A 4 *T zal
TRAPOLYN.
*T zal al vergeefs. zyn, of myn geweld weer
: "
«-r
On we in E NT H EI ’K
Wat 2yt 2 gy an hert door
boord!
Okleine gaauw’dief, guit, beroover van mynzin
*
TRAPOLYN.
Onweetenheid, mytischätl schoon voorwerp om te
innen. stodir Tobirv 11 (*
Om u te volgen, wil ik zyn vervrouwd, veracht,
’Kwil nooit iets leeren, als wel zuipen dag en nacht.
, ON w ET EN T H EI D. (ken,
Zie hier de waare kracht om zich bemind te maa
Dit doet my altoos naar uw lief’lyk byzyn haaken.
’Kbén voor een minnaar als een lammetje iovoet,
’Kben voor myn Trapolyn geteeld en opgevoed.
Al waaren duizend, die uw deugden niet bezaaten,
Ik zou ze om u alleen verachten, vlieden, haaten,
Gy, die mvn waarde kend, en naagaat overal,
Vertrooostje, dat ik tot de dood u volgen zal.
*
TR AP o LY N. (drukken,
Laat ik uw schoone mond eens met myn lippen
- 1 2 O N w E. T EN TH EI D. *
Niet al te veel, gy zoud myn ziel uit ’t lichchaam
- rukken. - 2 - " ’
De tyd gebied my, dat ik naa Mamaá moet gaan,
Zo ’k langer toef zal zy my geesselen of slaan.
TR AP o L Y N...
Vaar wel, lamp van de min!
’ t ON w E-T EN THEI p.
\. - -
Myndert’le hertenvanger,
-. ’- ’s
Waar
K LUic H T. s P E L. 9
Vaarwel!!!!!!! o Woes z
- TRAPOLYN.......
- Zy zucht. i?!. t, 2::::: 3: 1:
- 1 S! O N w ET EN THE I r... ooi
-12, 3 f 21 ste. Ik sterf - 1 op 12 E - "
::52ilte?:::: T’RA Po LYN. in ir,
sca:: *K bezwyk. ’ 2
to - tot ON w ET EN THEI D. · · ·
12.37: - Ik kan niet langer.
Wat wreedheid dat men moet verlaaten, ’t geen
men mind!
- ’ TR AP o LYN.
Waar of myn droefheid noch eens ’t eind van
zuchten vind? *
T w E D e T 0 o N E E L.
Doet ook alleen.
7 *..... Do c T. o o R.:::: -, ". r,
K heb twee Dochters volgepropt van weeten
’?... schappen, i? - - - (pen e
en groot; ’’,
Maar de inkomst was gering die ’k ooit daar vangc
hOOt. e.
Wy leeven heden in een Eeuw vol roeste daagen,
Waar in geen glans noch deugd, maar ’t goud elk
kan behaagen.
Een boezem net bezaait, een oog ’t gesternt gelyk,
Behaagt de zot niet in een ryk en leevend lyk.
Zegt men tot hem: zie daar twee schoone welge
maakte!
Hy antwoord: ’k geef niet veel voor ’tgeen, my
nimmer raakte.
In’t kort, een volle kist verdoofd al ’t wys en schoon.
A 5 Een
IO T. “R A & P - O GL Y N.
Een zeek’re Trapolyn kwam onlangs hier ter
woon,
Een man met schatten. kan hem iets volmaaktsbe
toov’ren,. - 7 (ov’ren.
Zal een der docht’ren licht zyn hert en schat ver
Ik was gelukkig, ’thuiswierd van wat last verlicht,
Maar hoe vertoonen wy ons best voor zyn gezicht?
’K heb nooit geleerd iets laagste hand’len, of te
spreeken, (breeken.
Om dat myn wysheid nooit gemengt was met ge
D_A R DE T. o o N E E L.
- Doc T o oR, TRAP o LY N.
TRAPOLYN
Oëten, Muziçyns, Doctoors zyn onder my,
PPK geld, Doctoor! gy past best aan myn lin
er zy. A *
- D o c T o oR. (gend,
’Kverwonder my niet veel, ’t geval de gekken zee
Het heeft er uws gelyk ontallyk wel bejeegend,
Voor u behoefden ’t ook een bcest als gy van kracht,
De mensch is veel te zwak voor zulk een zwaare
vracht...’.:’ ’
TR AP o LY N. -,
De Schilders, de Doétoors, met alle de Poëten,
Zyn zonder deze last zo gek als gy te heeten.
Fortuin, zo zeggen zy, is blind, maar ’t blykt genoeg,
Dat zy twee oogen had wanneerze naar my vroeg.
D o c Too R. (ten,
Wel aan, treed uit het spoor eens van de ryke zot
U hoverdy verdiend, dat elk u moet bespotten.
Een man die van’t geluk veel schatten zyn vertroud,
Zo hy geen deugd heeft, is een ongezuiverd goud,
Een schaduw van het licht, vol zwarte en droeve
- dampen:
Een Ezelvetgemest van honderdduizend tam:
- Ct
K L U c H T S PE L. 11
Met al uw rykdom gaat, besteed wat voor verstand.
TR AP o LY N.
Ei! wysme, waar Doctoor! verkoopt men ’t in ons
a Land? -,
D o cto oR.... (pen,
By Muzen, by Apoll’, vind men ’t met gamtsche hoo
Uw geld is niet zo veel, als gy by my kond koopen,
- TRAPOLYN.
By u? dat ’s goet, Doctoor, ik koop’er ellef by,
En trekker al ’t verstand uit door de stookery.
De geelten in een vlesch vergaard, zomtyds gedron
ken.:
Wat dunktu, Doctoor, zoud’t verstand niet haast
ontvonkken?
DOCTOOR.
Aan uws gelyken was uw geld heel wel besteed,
Te beter, als g’er noch wat meer getalby deed.
Geleerde geesten kan men ’t fynste niet ontrekken,
Een ": weegt veel meér, als dat van duizend gek
TRAPOLYN.
Die handschoen,Doctoor, dunkt my, dat al sneedig ruikt,
Hy is wel eer ook van een Doctoor eens gebruikt,
Wat dunktje van die lucht? is zy niet van de beste?
DOCTOOR.
Iets deedgy nut om laag, waardgy der zotten leste.
Uw handschoen, zimp’len bloed! ze stinkt zo wel,
- als ».
Spring in ame gracht, en wast u beide vry.
TRAPOLYN.
In ’t water? neen! Doctoor, dat zou u beeter passen,
Gy kost uw geesten eer, als ik myn lichchaam wasschen,
Gy zyt geen goed Doctoor, de wyn die diend my best,
Het water dat is in ons lichchaam koorts en pest.
’K geloofgy zoekt aan my een slegtepots te
[p. 12]
Om, was het mogelyk, iets van myn geld te steelen,
Dat zal mis zyn, Doctoor, ik houd het met de wyn.
’Kwil liever arm van beurs, als ryk van Docterszyn.
De wyn, dat edel nat! hoe zal ik ’t u vertellen?
Wanneer ik zad ben, valt myn lichchaam aan het
zwellen, - 0
Dan spreek ik van de min met een vergoodetaal,
Dan kusch ik zonder schroom myn Engel duizend
maal. - - -
De fierste schoonheid kan zig voor my niet bewaa
- ren,. - - - - -
’T wil alles zich voor my, ’k wil my voor alles paa
ren. s
Philis, Flora, Climeen, Daphne, Silvia, Cloris,
En duizend and’re meér. wat pokken, doctor, is
De wyn niet beeter voor een man als ik te raaden?
Gy moogt in ’t water, ik wil in de wyn my baaden.
D o c T o o R.
De zotheid van deez’ tyd broeid zulke gekken uit,
Daar alles om de wyn en vrouwen word verbruid,
Halfdronke zielen, vol vermeetele gedachten,
Die derven by de wyn zich wys en zaalig achten,
Dan roemd men van de min, dan is ’t Cloris, Cli
méen,
Clorinde, Tindaris, Silvia, Diaan, Amarillis, Ga
latha, Lais, Alcida, Thirzis, Lidia, Da
phne, Delia, Phillis, Flavia, Clorimeen,
Die beesten, meenen dat ze een kuische maagd ver
VOeren, --
En als ’t al om komt is ’t een van de slimste hoeren,
Waar meenig noch een gift van draagt als een ju
weel.
Ei! gaap eens, Trapolyn, ik moet ontrent je keel
En het verheemclte iets wichtigs onderzoeken,
TRAPOLYN.
Wat wilje doen, Doétoor? wat duivel!
[p. 13]
r Do c T |o o R.
Spaar het vloeken.
’T is noodig, dat ik weet, of by jou geld’tjuweel
Niet met een zilv’re plaat bedekt is in je keel.
TRAPOLYN.
En ’t was zo, wat zou ’t zyn?
DOCTOOR.
- ’T zal u doorluchtig maaken,
Zo ’t zilver u versierd tot binnen in je kaaken.
Van buiten blinkt gy als een Italiaansche Kat,
’T was jammer dat gy ook van binnen niets bezat.
TRAPOLYN.
Had ik inwendig niets, hoe zouden dan de vrouwen...
DOCTOOR.
Zwyg, zwyg van vrouwen stil, die wy aanbidlyk
" " ’ houwen;
Spreek met eerbiedigheid van ’t goddelyk geslacht.
Een botmuil, die zich om zyn goud beminlyk acht,
Zal roemen dat hy by de vrouwen werd geleeden,
Ja, dat hy om zyn gonst gevierd werd en gebeeden.
Vergulde moesaap! leer van my de eerbiedigheid,
Als gy van vrouwen spreekt, die gy haar schuldig zyt.
Alreeds verbeeld uw brein bemind daarvan te wee
w zen; (zen.
Maar op uw schoon gelaat kan men uw waarde lee
Als ’t al gewaand is, dat men zich beminlyk acht,
- Is ’t van de weerwolf licht, of van de zwarte nacht.
TRAPOLYN.
De vrouwen....
DOCTOOR.
" - - Houd u stil. veel lasteraars beroemen
Zich van een kuische vrouw haar eer en huwlyks
bloemen.
Met moedwil braaken zy haar gift en boosheid uit,
Onkundig welke ramp daar eindelyk uit spruit.
Hebt gy niet op de straat zien duizende vermoor
den,
[p. 14]
Slechts om een enkel woord? wel wie of ’t immer hoorden?
De vrouwen, weet gy niet, hoe teder dat te zyn?
Een Engelengeslacht in menschelyke schyn,
Waar in natuur bezorgt heeft de oorzaak van ons keven,
Ja boven al ’t gediert verheerlykt en verheven,
Van geest en lichchaam bei zeer nut en zonder smet,
Daar al wat heerlyk is, zyn woonplaats heeft gezet.
TRAPOLYN.
De vrouwen....
§§§§§§§DOCTOOR.
§§§§§§Zwyg doch, zwyg. ’t is waar dat hetgebcurde,
De vrouw, haar maagdezorg vergeeten, lang betreurde;
Maar ’t is der vrouwen schuld niet dat zy zich misgaan.
’tBedryf alleenig heeft de deugd en de eer misdaan.
Zo men een vrouw vind, die haar echtgenoot derf kroonen,
Ze is niet vcrpligt haar van die misdaad te verschoonen.
Voor ’t laatst: de vrouwen zyn een zwak en bros gcdiert,
Licht overhellend; maar wat is ’er, dat gevierd
Werd, dat geen zwakheid heeft? dies wil ik voorde voor de vrouwen,
Al die haar lastren, de eer en kuisheid staande houwen.
TRAPOLYN.
De vrouwen....
DOCTOOR.
§’K zeg u, zwyg, zwyg zeg ik duizendmaal,
De vrouwen gaan ons ver te boven in’t onthaal.
TRAPOLYN.
De vrouwen....
DOCTOOR.
§§§§§§’T is jjenoeg, laat ons van vrouwen zwygen,
[p. 15]
Of dat wy spreekende van haar iets zoets verkrygen
Op dat noch dezen dag de min bevryd van 2 y
Een schoone morgenzon laat opgaan in uw hert.
TRAPOLYN.
De vrouwen.... i: "
DOCTOOR.
Knield, als gy noch meer daar af wilt spreken.
TRAPOLYN.
De juffers.....
DOCTOOR.
Beeft voor haar tot een eerbiedig teken.
TRAPOLYN.
Haar schoonheid.......... -,
DOCTOOR.
- Sterft van min, als gyhaar schoonheid meld.
TRAPOLYN.
Haar oogen...
€,
Docto o R......
Smelt in ’t vuur, daar alles in versmelt.
R AP OLY N.!
Haar geest....
Doc T o oR. A
Onzaalige! haar geest zal de uwe rooven,
Niet verder van haar geest, die alles gaat te boven.
en.
TRAPOLYN.
Haar liefde....
Doc Too R..
Haar liefde gaat zo ver als haar begeert”,
"Een zyn u noch veel voorbeelden ver
2 • GCIO..
Zie de Eedelmoedige Artemize,
Die van haar deugd niets wou verliezen;.
Maar eerz haar kuische schoot ontsloot,
, Veel liever lyden wou de dood,
Heeft aan haar man een naam gegeeven,
Dathy enzy noch heden leeven.,,,
’, M
-
3 I1*
I6 TRAPOLYN.
Pantheé die wist nergens van,
’ Liet haar begraaven met haar man.
Evadne door gedurig schreijen
v Wou van deez’droeve waereld scheijen.
En and’re hebben ’t meêgedaan:
Wat heeft Laödami bestaan;..
Zyliet haar doode man opdelven,
Begroef noch eens hem en haar zelven,
Een voorbeeld dat al de eeuwen zal
Docn roemen van haar ongeval.
De liefde is niet te vergelyken,
’t Moet alles voor haar liefde wyken.
Zodra de liefde haar paalen zet,
Volgen zy blindelings de wet,
Haar van de Mingod voorgeschreeven,
Wat voor of tegen aan wil streeven,
Wat hinderd een verliefd gemoed,
’Tgeen haar de dood verachten doet,
De wreedste pynen leerd verdraagen,
Om alles voor de liefd’ te waagen.
3 TRAPOLYN.
De min....
- Doc T o oR.
De min, de min, verliefd een gek als gy,
De vrouwen stellen ons de wet van minnery:
Caezar, Antonius, dengrooten Alexander,
Wiens krygskonst, eer en deugd betwisteden mal
kander, -....
Wat overwinningen ook zyn door haar gedaan,
Nooit heeft de grootste magt de Mingod weder
staan., 7
Geleerde, zelfs zyn voor de minneschicht niet veilig
’T moet alles buigen zo wel heilig als onheilig.
Een eerlyk man, zou die wel eerlyk konnen zyn,
Tenzy hy had bemind? ’k moet u wydloopig myn
Gedachten hiervan op een klaare wreonne E:
- OOIT
K L U c H T S PE L. 17
Hoor dan,.....
TR A Po L Y N.
beest, v,
’T is schand noch vorder met een zot zyn hoofd te
brecken...
TR, A Po LY N, alleen.
De De zwygt. nu laat hy tyd voor my te spree
- en, - -,. S.
Elk op zyn beurt, dat geeft een wederzyds gehoor,
Ten minsten, luister toe, myn waarde Heer Doc
toor.
’K ben ook zomal niet, of ik kan wat redeneeren,
En kon ik ’t niet, ik zoud het daadlyk van u leeren.
De vrouwen zyn in list de mannen veel te gaauw,
Bedrieglyk als een slang, hovaardig als een paauw,
Zo licht gelyk de wind, in lusten onverzaad’lyk,
In ’t hand’len laf en bars, in ’t wreeken ongenaad’lyk.
Der m n onrust, der bedriegers prooi en roof,
De bron van jalouzy, de straf van stoel en stoof,
De kost voor dieven, en de drank voor modevinders,
Een oorzaak voor het huis van goed en blood ver
slinders,
Een kanker voor de ziel, een pest voor al wat leefd,
Een oorzaak daar al ’t kwaad zyn eerst begin af heeft,
[p. 18]
Wat dunkt u nu, Doctoor, kan ik geen vrouwen pryzen?
Of lust het u, hoor toe, ik zal het u bewyzen.
Geef maar wat tyd, Medé.... maar slapperment,
Doctoor!, i?
Waar drommel benjesleen een oogenblik gehoor.
VIERDE TOONEEL.
DOCTOOR, TRAPOLYN.
n
Doc T o o R.
Oe balkt den Ezel, ’t schuim van platters en
I I van Leeken!
T RAP o LY N.
Vermag ’t geluk Doctoor, dat wy uw Dochters
spreeken?
Kan ’t zyn? een uurtje, bid ik, haar te moogen zien.
Do c T o oR.
’T is twyffelachtig, of ’t met reden mag geschiên,
Myn Dochters zyn niet voor de onnutte klappe
ryen,
Zy vlieden zelf de lucht der minste zotternyen;
Doch wat uw slechtheid raakt, word lichtelyk ver
schoond,
’T geval heeft u daarom, als noodig, gunst getoond.
Myn Dochters hebben geest genoeg voor al uw leeven,
Uw schatten zyn voor haar, haar geest voor u gegeeven,
Zo simelt gy beid’ het goud en wysheid onder een.
Een dubble hoogheid van al ’t sterflyk aangebeén.
Als gyden nazaat dwingt, om tot uw lof te zingen,
Daar duizend wyze zich als om te bersten dringen,
De een is Philozophie, en de ander Poëzy,
Twee koffers vol verstand, juweelen van waardy.
In de eerste zal men voor de min wat moeite vin
den, - Om
[p. 19]
Om dat zy’t zwakheid acht, zich daar aan te verbin
- G.,, OCI1- - 1
Daar boven is ze fier, en zedig van gelaat,
Een soort van uitzicht, dat aan vrouwen deftig staat;
Maar de and’re is vrolyk en volleevende gedachten,
Daar niet als zoetigheid en lust van is te wachten,
Zy zingt, zy speeld en danst geduurig op de maat,
Haar taal is wonderlyk, die nimmermeer verzaad,
Gy zult iets ongemeen bespeuren in haar gaaven,
De kunst in beiden doet haar in ’t gesternte draaven.
Twee huizen maar van hier, daar woond Onwc
tentheid,: z
Die van pronkers om haar zotheid word ge
vleid.. - 1,
Myn Dochters zullen nooit in de echt of ’t huwlyk
treeden,.........
Als met een gek om ’t geld, of wys man om zynze
- den. - -
De kans die staat u schoon, denkt wat gy kiezen
’InOct 2 ’. (goed.
Wacht niets van uw verstand, maar alles van uw
TR A Po L Y N. (den,
Doétoor, de Onwetentheid beviel my in uw re
Gy toond haar door uw konst aan ons vol lieflyk
heeden, - -
Ik heb ze langbemind, het is een lekker dier,
Ze is als een Henzo kuis, als een Kalkoen zo fier,
- Zegt my niet meer daar af, ik mocht er ook heen
loopen.
-, Do cT o oR. ",
Men mocht u in een zak wel aan malkander knoo
pen,.
En graaven’t huwlyks bed voor u een mylin’t zand,
Daar is van uws gelyk verschiet genoeg in ’t land;
Maar ziet myn Dochters eerst, en wat dat zy ver
moogen. « 3 -,.
[p. 20]
-TR A Po L Y N.
Dat ’s regt, de Kat eerst zien dan word men niet be
droogen.
Roep haar. ":
--- Do cT o oR.
.. Z Poëtica, & Philozophica.
v Y FD E r o o N E E L.
Po Ez Y, PH I Lo zo p H 1 E, Do c T ooR,
TRAPOLYN.
--- r s’ - i? - - - ----
- P o Ez Y.
LUid vis papa? ego sum paratifsima.
- PH I L. o zo P H 1 E.
Adfumtibi papa, quid de me cupis?
Doc T o oR.
Accedite. ". » L
TR A Po L Y N.
- Cupis, is Cupido, ’t komt raar.
Ik Cupido, dat ’s goed, ’k gelyk hem op een haar,
Ik moord zowel als hy. myn oogen, myn gedach
tCIl.....
Zyn zonder weederga? vol onbekende krachten,
Indien de min by ons werd ongekleed verbeeld,
Moest gy de vorm zyn, daar zy door my wierdge
teeld. -.
. Uw boezem zou de troon van ons gezag vertoonen,
Op uw volmaakt gezicht was in ’t gesternte woo
Ilen, (dag,
De Bliksem schoot uit ons veel vlammen nacht en
Als gy Adonis, ik myn schoone Venus zag.
P o Ez Y.
Myn Oom Parnas, myn Moeide deftige Iperbook,
Geloofden, my noch maagd zomtyds iets wierd
i - ontstoolen........
Op dat voor my haar vrees en zorg wierd uit: t
- ierd
[p. 21]
’Kzal hem verheffen, dat V ’haast een puntdicht.
Wierd’thuwelyk geacht de zetel van myn rust."
Gelyk myn Vader nu begeerd, dat ik zal paaren,
Om dat ik eens een vrucht natuurelyk zal baaren. "
Een Galamatias nam stout’lyk aan die naam,
Dat ik zyn Moeder was, daarvan ik my noch
- schaam.. ’..
Veeland’re derven zich beroemen uit myn looten,
Maar weinig hebben de eer van dit geluk genooten,
Zy draagen slegts de naam, vertoonende en de
schyn,
Daar het myn Kind’ren niet, maar die van Bacchus
" zyn. -. - e.:
- -- Do C T OO R. s.,,, a: "!! U... ’t St.
Die Vryer, Dochter, kan hyu verstand behaagen?
t - P O Ez Y. ’ i?, een ’s,
Door my zal hy de naam van groot Poët haasteraa-*
CIl. - -
maakt, D ’s:, -.......?! ’ t ’-.-.
i?. ten; - - - - - r --
Dat zou my schoon staan. neen, waarachtig ik be
geer - -
De naam niet van Poëet, een tytel zonder eer.
Myn Moeder in de wieg heeft voor my zorgge
, draagen,
Dat ik al vroeg wierd van die malle lust ontslaagen.
e- B 3 d Tien,
w
[p. 22]
Tien, twintig poeijertjes, daar heb ik al de konst,
Meede overwonnen en het lichchaam uitgebonst.
Waarom zoude ik op nieuw de konst weer op gaan
slikken,.........
Daar" in ’t begin van armoede aan moet stik
CIl. w - - - ---
Neen, vreeten, zuipen, zo ik ’t noch niet recht ver
to: Had 2 - ’...................
»at wil ik leeren, dat my geen te boven gaa.
Elk moet betrachten, zich by ’t sterflyk te verheffen,
Dat in iets,’t geen hy kan hem niets kan overtreffen.
Gy houd het met de kunst, ik met de wyn,’t gebraad.
Laat zien, van ’tgeen hy volgt, wie dat het best ver
staat, (ken,
En óm in ’t meest of’t minst uw glory niet te raa
Zo zal ik, zoete maagd, nooit stomp, of puntdicht
maaken. --
,, PH 1 Lo zoo P H 1 E.
Van my, myn Heer, wat dunkt u van myn schoon
’ gelaat, - -. "
Ik heb iets wonderlyksin’t geen my deftig staat,
’Kdoe alle menschen op myn weetenschap verzot
ten,, - -
’K doe haar verachten, die de onnoozele bespotten.
Ik breng ’t geduld en de stantvastheid in de ziel,
Dies of er tusschen man en vrouw een fout geviel,
By my kanyder troost voor zyn gebreeken zoeken,
Ik heb er duizenden geneezen met myn boeken,
Wy houden vast dat al ’t gebeurlyk moet geschiên:
Dies hoordge aan my, zult gy myn strikken niet
ontvlién............
En ’t zal u nut zyn, want, of’t ook eens mogt gebeu
, rCIl,,,,,, *
Dat ik door lust of dwangmy van uw af liet scheur
rcn,
Hoc droevig ook aan u myn afzyn weezen ":1
’ • - - ’K zou
[p. 23]
Dat ik en niemandu zo teder zal behaagen:
’K zou met myn wederkomst u troosten in uw
rouw,........ (gen,
Vervuld van lydzaamheid al uw verdriet doen draa
1:: *
Ten lesten, ’k zal.... - - -
TRA Po LYN, - - -
, Ho, ho, mevrouw Philosophie!
Wat droes! gy weet zo veel als ik en and’re drie,
Uw geesten zouden met de myne niet wel passen,
Reeds bezig om myn hoed zo blindlings te doen
wassen,... - - (niet,
Dat zou misstaan, myn hair bedekt het voorhoofd
En ’t zouje zeer doen, als ik met een zoen je eens
stiet, (len,
Dan was ’t myn beurt, om u te troosten. vieze gril
’K laat troosten, wie je kan, en die je troosten willen,
Met al dit troosten. dat zou bchaaglyk zyn.
-.. P o E Z. Y.
Philosophie is u te hooggeleerd, maar myn,
Gedachten zult gy klaar en meêr bevallig vinden,
’Kben vroolyker, en laat my ongedekt ontwinden.
R A Po LYN......
Dat’s waar, maar gy gebruikt het masculin te veel,
Zou’t feminin zowel in het regeerend deel
Niet kowerkken, enzynopzicht konnen nee
In Cn f
Maar neen! het feminin, schyntu te veel te teemen.
Het masculin is vlug, ontdekt terstond de zaak,
Maar ’rfeminin is al zo nutlyk voor ’t vermaak,
Dies is ’t by ’t feminin te blyven u geraaden,
Omdat het masculin onmooglyk verzaaden.
, PoE z Y.,
Wat my belangt, ’t vermaak van rym en Poëzy,
Dat is in ’t masculin en feminin voor my
bruiken,
Behaaglyki, maar men moet het naakt enklaarge
[p. 24]
Het masculin mag na niets onverstandigs ruiken,
Waar dat het feminin moet buigen of regeeren
M.
-,?r.’........ R A F9, Y N
of ’t feminin zich bij of’t masculin regeerd,
Van’t mas- en femini
’Kzeg noch, ik wil my nooit niet vaerze maaken
, moeijen,
De beste vaarzen, dat is ’t maakzel van de koeijen.
" " P Hist o zo PH 1 F.
Gy hebt gelyk, myn Heef! gy zyt een eerlykman,
Myn hooge weetenschap daar roemd de waereld
van, ’, ’.. *
En om door myn beleid ten top van eer te raaken,
Moét ge een bekentenis dat yder vast stelt, maaken
By voorbeeld: vyfendfie zyn acht, en drie zyn elf,
is zo veel meite niet, de telling spreekt vanzelf
Nu is er iemand, die u dit zal teegenspreeken,
Hier moet gy vast op gaan, en schoon dat iemand
streeken,.., - - - (vast
Gebruiken wou en u ’t verstand omzetten, houd het
Dat acht en drie is elf iets van natuurkund past
U ook te weeten, maar die wint gy hier met slaapen.
’Tverstand valt aan myn zyd’ in de mond zonder
gaapen. ’...
Van’t sterven en ’t geval, den oven en de lucht,
Dat word zo ligt gevat als uilen in de vlucht.
’T ontleeder van een mensch zult gy zo maklyk
vinden, (binden.
Dat gyu zonder schro m met my moogt gaan ver
Ze is van welspreekënthéid gelykee schaar zo ryk.
Dat zyn de proeven van grondreeg’iën en gedach
**, tv **
ten,
[p. 24]
Dat acht en drie is elf, wat mag men meer verwach
- ten?
Van zo veel wysheid! acht en drie is elf. ô Sint Cri
- - - sp n! -
Wie de ooven, dat ik zo geleerd kost zyn?
aar van den oven, van de dood, en ’t mensch ont
leeden, (den,
Ben ik noch veel te zwak. Mejuffer, weest te vree
Dat ik van u zo veel geleerd heb en gevat,
Dat ’k onverstandig was, indien ik meér bezat,
’K heb geen behaagen in uw duist’re weetenschap
pen.,, P o Ez Y. -
Met my kund gy gerust naar Venus autaar stappen,
’T zal alles bloemwerk zyn wat dat ’er is gestrooid,
Myn konst heeft ons een bed van roozen opgetooid,
Van myrth, en eglantier, lourier en pallem blaaden,
De lust zal eeuwig zyn daar in wy zullen baaden.
’K zal u verhaalen van de Muzen, van Parnas, -
Hoe ’t met Apoll’ en met zyn kuische Dafne was,
Hoe hevig hy, van min vervoerd, haar vlugge
schreeden - t
Vervolgde, door de lucht zyn zuchten en gebeeden"
veim: dat het bosch weêrgalmde van zyn
lagt,. *
Hoe dat ms elk, maar neoit zich zelf veracht,
Dat hem het leeven kosten duizend and’re zaaken,
Waar meede ik u altyd zal vleijen en vermaaken.
De langste nacht zal u te kort zyn, en de dag
Versmelten in de vlam van kusjes en gelach,
Zie daar, wat schoonheid, eer, lust, deugd en jeugd
kan geeven, »
Zult gy aan my gehuwd, bekoomen en beleeven.
TR A Po L Y N. /
’T is veel beloofd, zo kort, zo bondig en beknopt;
Maar van die gaaven ben ik tot myn keel gepropt,
Vergoode Poëzy, schoone Philozophie,
[p. 25]
Jo bazio la mane à vostra signorie.
’Kzou nooit een middagmaal met vreên doen, zo
Z E S DE T O O N E E L.
PoE zy, TR A Po LYN, PH 11 o zo p Hre,
O PS M o K K ER Y.
T RAP o LY N.
At zal de myne zyn, ’k houd ook veel van die
zwieren, (ren,
Hier in alleen verschilt het menschdom van de die
De meeste menschen zyn noch dommer als ’t ge
diert,
- (sierd,
Omdat de paauw en duifzich met haar staart ver
’T natuurlyk schoon dat laat de luiheid steeds ver
slenschen, (menschen,
En word een nieuw gediert en schaduw van de
Dat lyf staat overend, die verf en kleur is schoon,
De lely lyd hier schand, de roos vol schaamte en
- hoÖn, (kerye!
Bezwymt en vlugt van hier. volmaakte Opsmok
Ik mag het hoofd en halssieraad zo preuts wellven.
’T zyn vyanden van deugd en van welleeventheid,
Die tegens uw gebruik haar hebben ingeleit.
Ik bender voor. ziet hier een minnaar voor u waar
de,
- (heid spaarde,
’Kben die waar aan ’t geluk nooit konst noch mild
Ik geef ’t weêr over ook, zo los als ik het kreeg,
Maar
,
(w
K L U c H T S P E L 27
Maar Juffer zitten my die strikken wel ter deeg?
Men zegt dat alles my zo wel staat aan myn beenen,
Zy zyn niet dik juist, maar dat bruit noch alzo hee
InCIl y e
Die canons, ô myn ziel! die zyn van veel waardy,
Maar wat ik draag of niet, ’t past alles wel aan iny,
Daarom als ik de straat gebruik, ’k mag ’t u verklaa
- ren 2 - - -
Roeptyder: wilt uw hert voor Trapolyn bewaaren.
- - O P s Mo K K E RY
Gytoond my uw verstand, bevallig aan myn lust.
Myn hooplang voorheen op zulk een man
gerult, - - ’
Been: u? ’k zal my naar uwe wenschen voegen,
My meêr versieren, om u beeter te genoegen.
, " ". - T R A P. o LY N......
Dat meisje is een bevallig meisje,
Zy antwoord zeedig kort en net,
Dat’s voor een tafel, bank en bed,..
Geen leelyk noch onsmaaklyk vleisje.
Dat oog straald als een duivenet,
’T betooverd meêr, als dat van Leisje,
Ze is schoon, al, waarjer maar op let,
Vraag het aan Kreelis, Kryn en Tysje,
’K wed, dat van drie geen beeter het,
In ’t kort, dat lief en lekker meisje,
Dat antwoord zedig, fraai en net,
OP S Mo K K F R Y. (dig,
’Kben prompt in antwoord en tot alle dingen vaar
In ’t onderhoud alleen bekwaam, gezien en aardig,
Niets vloeit er uit myn hond of ’t is vol ambrozyn,
Myn asem wierook, de gedrongene jasimyn
Myn hoofd bedekt een bosch van alderly sieraaden,
Een volle winkel kan ik met gemak ontlaaden,
’Kbemin ’t gebrek veel eerder taafel, als van ’t lyf,
Geen man verstout zich, dat hy lasterd myn bedryf,
[p. 28]
PK verleen bezoek, en gaa de gantsche waereld vin
den,!
’Kvereer myn man een zwerm van heeren tot zyn
- vrinden,
Al wat doorluchtig is, dat voerd men in myn huis,
’Klegby een ander of een ander by my t’huis.
T R A P. o LY N.
Gy zyt verplichtend vol van ongemeene gaaven,
Maar aan de taafel my niet zat te mogen laaven,
Dat is myn lult niet, want dendisch dat gaat vooral,
’Kbegin te twyf’len, of ik u beminnen zal.’
De onnoosle onweetentheid speeldmy noch in de
zinnen, (nen
Was die er niet, ’k zoudu de naast daar aan bemin
Als aan Philozophie, als aan de Poëzy,
Zo kusch ik ook uw hand, volmaakte Opsmokkery!
Uw zinnen alle zyn zeer verre van de mynen.
- PH I Lo Z o PH I E.
Laat dan het oog van gonst eens voor myn waarde
schynen. ’O.......
, i Po Ezy.
Hoogeed’le’Trapolyn, held zonder weedergaâ.
- Op s Mo K K ER Y.
Myn overwinnaar in wiens banden ik vergaa.
TR A Po LY N...
’Tis allesydel, uw geleerde kracht van spreeken,
Is voor het hert niet, maar alleen om ’t hoofd te
breeken, ’’
GyPoëzy, ’t is best, dat gy uw maagdom houd,
Op datge uw vaerzen met geen schand bevlekken
zoud. 7 t. -- *
Wasik uw Bruidegom, uw kostelyke lett’ren
Zoud elk om mynent wil verdoemen en verkett’
ren,
De Muzenzym ook maagd, en gy volgt haar op ’t
spoor. 1 • -- ’
[p. 29]
Als ik zo stout was in het huuw’lyk, om my door
De steilte van Parnas op Helicon te dringen,
Mogt Pegazus vergramd my weér om laag doen
springen.
-POEZY.*.-.
In Amsterdam zyn al de Muzen zelden maagd,
En ’t is geen schand, of men daar ook een bastard
draagt,
De waereld moet vol zyn van zienden en van blin
den,
Geen Muzen zyn zo slegt, die geen Apollo vinden.
PHIL.OZOPH1E.
Bemind ons.
P o E z Y.
Volg my na.
OPSMOKKERY.
\- Houd op van ons te haaten.
TRAPOLYN.
Ik kan de Onwêtentheid zo trouw’loos niet ver
laaten,
Van jongs op ben ik voor die schoonheid opgevoed,
’Kben by haar onbezorgt en vroolyk van gemoed.
Maar daar komt ze aan, myn zon! die ’k eeuwig
liefd’ zal draagen.
ZEVENDETOONEEL.
ONWETENTHEID, POEZY, TRAPOLYN,
PHILOZOP1E, OPSMOKKERY.,
ONWETENTHEID.
V Erraader, ongetrouwe! ondankb’re! die uw
daagen
Aan my verschuldigd zyt, waar toe zo ver van my
By and’ren u gewaagt. Miejuffer Poëzy,
Gyzyt wat onbeschaamt, onnyder aan te randen;
Philozophi’t verstrekt aan uw verwaandheid schan
- / den,
[p. 30]
Dat gy een man ophoud, die my alleen behoord,
En gy, Opsmokkery, die schier u zelf vermoord
Met al die strikken, die een paard pas weg kan draa
CIl » ’
Laat aTrapolyn zo schaamt’loos naar te jaa
en,
Roofd geen hert, dat hy alleen my overgaf
Want zonder Trapolyn bemin ik niets als ’t graf.
T RAP o LY N.
Myn lieve Onwetentheid!
PoE z Y.
Weergaadelooze banden!
Dat ’s liefde, dommen bloed! kusch uw matres de
handen,
Gy past by dit juweel, de schoone Onwetentheid.
ACHSTEROONEEL.
DOCT.OOR, ONWETENTHEID, POEZY,
TRAPOLYN, PHL.OZOPHIE,
OPSMOKKERY.
DOETOOR.
t Ebt gy met Trapolyn het huuwelyk bereid?
H Zien wy hem trouwen?
PHLOZOPH1E.
Ja.
DOCTOOR.
- De vreugd maakt my verleegen.
’K moet dansen, om ’t vermaak van die verkreege
zeegen.
PHILOZOPHIE.
Maar ’t is met ons niet, dat hy zich verbonden heeft,
’T is voor Onwetentheid, daar hy voor sterft en
leefd.
D o c T o o R.
Hy kiest de Onwetentheid, ontaarde, bastart, bot
muil! Wer
[p. 3I]
Verachte, domme bloed, verkeerde, blinde potuil!
Hebt gy de stoutheid? dat gy het volmaakt versmaad,
En kust het schuim van rap en hoeren op de straat?
Bevuilde smots! besmeert van ’t galgenaas en boeven,
Gy zult de proef noch zyn van pynbank en van schroeven,
Myn Dochters om een snol verworpen en veracht,
Trouwd wysheid armoé, daar de Onwetentheid, om lacht.
Dat Socrates u doet verslinden.
En Plato laat de strot toebinden.
Aêteons hoorens door de strop,
Noch naar uw dood staan voor uw kop.
Dat Solon u de nek doet breeken.
Dat Zeno u aan ’t spit doet steeken,
Dat Epicuur met dit gebraat,
Niets als zyn kat en hond verzaad.
Dat al de wyzen, de een na de ander,
U gee?”len tien jaar namalkander:
Dat elk een lid scheurd van uw lyf
Voor een vermaaklyk tydverdryf:
Voor ’t laatst, dat bliksem, haagel, donder,
Dat al de vlammen boven, onder
Zich mengen tot uw ondergang:
Verdoemde, wacht uw straf eerlang.
POEZY.
’Kzal uw verdorde ziel haast met een puntdicht
straffen,
Die tegen wolven spreekt moet als de honde blaf
fen.
PHILOZOPH1E.
Wacht ook tot dankbaarheid iets loflyks van myn
geest,
Ik schryf terstond een boek van Trapolyn het
[p. 32]
OPSMOKKERY.
Ik zal u ook de hoÖn my aangedaan betaalen,
’K verbié, van nu af, dat gy nimmer u op baalen
Laat vinden, want ik zou myn dienaars ’t narre hoofd,
Doen rossen. ’t wordu tot erkentenis beloofd.
ONWETENTHEID.
O wisje wasjes van al deze schoone wenschen,
Voldoen wy ons geluk in spyt van alle menschen,
Die my volgt, moeit zich niet met zorgen voor de tyd.
Kom, waarde Trapolyn, verduuren wy denyd.
Onwetentheid zal u zo zagt en lekker strooken,
Dat gy bekennen zult, dat haar nooit heeft ontbrooken
Aan lusjes zonder tal. ’t geluk geeft mild en bly,
Onwetentheid voor u, en Trapolyn voor my.
TRAPOLYN.
Gaan wy bezitten ons geluk met rust en vreden.
De grootste vyand van de mensch dat is de reden,
EINDE.