Transcriptierichtlijnen voor het handschrift Augustinus

Marijke Mooijaart, september 2014
  1. Strikt diplomatisch, maar:
    • verschillende vormen van eenzelfde letter (s en r bijvoorbeeld) worden niet weergegeven.
    • bij ontbreken of dubbel schrijven van een pootje in opeenvolgingen van m, n en i, is de correcte vorm afgeschreven.
    • Soms zijn letters niet goed te onderscheiden (o-a, n-r), dan is de meest waarschijnlijke vorm gekozen.
  2. Hoofdletters:
    • in de tekst komen ze tamelijk willekeurig voor en zijn ze niet altijd goed te herkennen. Ze worden daarom genormaliseerd volgens de moderne spellingregels.
    • in het hs. staat aan het begin vrijwel altijd een hoofdletter, in de transcriptie altijd.
  3. Aan en van elkaar: de transcriptie volgt het hs. Indien het hs. onduidelijk is, dan volgens de moderne spellingregels.
  4. Afkortingen worden opgelost, met cursivering weergeven (bijv. vergaan).
    • Aan het eind van een regel komen in het hs. veel uitgangen -e voor (bijv. bij werkwoorden en zn.-meervouden) waar het moderne Nederlands, althans in de schrijftaal, altijd -en heeft. Vaak staat er -e met een (onduidelijk) haaltje, mogelijk bedoeld als afkorting voor -en. Omdat ook in de tekst soms duidelijke -e-uitgangen bij -en woorden voorkomen heb ik ze aan het eind ook laten staan. Ze kwamen ongetwijfeld overeen met de gesproken taal, en het zou jammer zijn dit dan naar het moderne Nederlands te normaliseren.
  5. Interlineair of in de marge bovengeschreven woorden, worden zonder markering in de tekst opgenomen. Heel sporadisch staat het laatste woord van een versregel op een volgende regel; die is dan gewoon bij de versregel opgenomen.
  6. Evidente schrijffouten, omissies en dubbel geschreven woorden komen zeer veel voor. Ze worden in de transcriptie overgenomen, in principe zonder commentaar. In enkele gevallen, als een verduidelijking mogelijk en zinvol is, worden ze gemarkeerd met*; a Aan het eind van het document staat in de Tekstkritiek de (vermoedelijk) juiste vorm.
  7. Onzekere plaatsen zijn aangeven met [*?] achter het woord. In de Tekstkritiek staat eventueel een suggestie: [lees: help?]
  8. Onleesbare plaatsen zijn aangegeven met [...]. Ook hier eventueel een suggestie in de Tekstkritiek. Slecht leesbare letters aan het eind van een versregel worden soms aangevuld op basis van het rijm; de aanvulling staat tussen vierkante haken.
  9. ij of y? Er staat meestal y (d.w.z. een of andere ij-vorm zonder puntjes), en zeer willekeurig hier en daar een ij. Transcriptie: overal y behalve waar duidelijke puntjes staan.
  10. Interpunctie ontbreekt nagenoeg; wat er wel staat, wordt overgenomen uit het hs. Er wordt geen interpunctie toegevoegd.
  11. Bijzonderheden op de pagina die geen deel uitmaken van de tekst, zoals kladwoorden of een bepaalde opmaak, krijgen een opmerking in de Tekstkritiek. Zo ook als twee verzen na elkaar op dezelfde regel staan.
  12. Sprekersaanduidingen en opschriften van scènes zijn cursief en gecentreerd; regie-aanwijzingen cursief en rechts uitgelijnd.

Aanwijzigingen voor het Word-bestand:

  1. In het algemeen zo weinig mogelijk opmaak.
  2. Namen, korte toneelaanwijzingen etc. die in het hs. midden op de blz. staan: aan het begin van de regel plaatsen; wordt later rechtgezet.
  3. Regels die bestaan uit toneelaanwijzingen worden voorafgegaan door een hekje (#), om de versnummering te vergemakkelijken (ze tellen niet mee in de nummering).
  4. Cursivering mag (wordt later vervangen door<i>[...]<^/‘i>).
  5. Versnummers: verzen, dus niet de regels maar complete verzen die eindigen met een rijmwoord, worden geteld; elke 5de vers (geen witregels), beginnend met de toneeltekst zelf (fol. 3r). Niet in de marge, maar tussen ronde haken voor het vers.
  6. Witregels: voor en na aanduidingen van bedrijf en “vertoning”. Niet voor folionummers.
Continue